ECLI:NL:RBMNE:2014:3690

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
22 augustus 2014
Zaaknummer
C-16-351346 - HL ZA 13-233
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg echtscheidingsconvenant en afwijzing geldvordering op basis van onverdeeldheid woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde], die eerder gehuwd waren en nu in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De rechtbank heeft zich gebogen over de uitleg van een echtscheidingsconvenant dat partijen in 2008 hebben ondertekend, waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de echtelijke woning en de bijbehorende lasten. De eiseres vorderde onder andere betaling van bedragen die zij had geïnvesteerd in de woning en een bijdrage van de gedaagde in de kosten van onderhoud en premie van een spaarverzekering. De rechtbank oordeelde dat de verdeling van de woning nog niet had plaatsgevonden, waardoor de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar waren. De rechtbank benadrukte dat de woning nog steeds onverdeeld was en dat de vorderingen van eiseres, die gebaseerd waren op de veronderstelling dat de woning snel zou worden verkocht met overwaarde, niet konden worden toegewezen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak onderstreept het belang van duidelijke afspraken in echtscheidingsconvenanten en de noodzaak om de juridische gevolgen van dergelijke afspraken goed te begrijpen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/351346 / HL ZA 13-233
Vonnis van 27 augustus 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M. Ras te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J. Burema MBA te Almere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 februari 2014
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 april 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op [1974] met elkaar gehuwd onder het opmaken van huwelijkse voorwaarden.
2.2.
Op 14 november 2008 is het huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap. Partijen hebben een verklaring betreffende beëindiging van het geregistreerde partnerschap ondertekend, welke verklaring op 30 december 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
[eiseres] en [gedaagde] hebben sinds 26 oktober 2006 gezamenlijk in eigendom de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats]. Op de woning rust een hypothecaire geldlening, waarvoor [eiseres] en [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk zijn. Aan de hypothecaire geldlening is een spaarverzekering gekoppeld.
2.4.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 1 september 2008 feitelijk uiteengegaan. Sindsdien bewoont [eiseres] de woning en betaalt zij de woonlasten, waaronder de hypotheekrente en de inleg op de spaarverzekering.
2.5.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 29 december 2008 een echtscheidingsconvenant overeengekomen. In het convenant staat onder het kopje ‘echtelijke woning’:
- De vrouw zal de echtelijke woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] blijven bewonen. Alle lasten en lusten van de woning komen vanaf 1 september 2008 ten gunste respectievelijk ten laste van de vrouw. Onder de lasten is in ieder geval begrepen de verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening ten name van de Rabobank [woonplaats]. De woning zal door partijen worden verkocht. De hele overwaarde komt de vrouw toe, onder meer omdat de vrouw uit eigen vermogen, bijvoorbeeld uit erfenissen, in de woning heeft geïnvesteerd. Ook de verzekeringspolis gekoppeld aan de hypotheek komt zonder verrekening aan de vrouw toe.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat –
I. veroordeling van [gedaagde]:
a. tot betaling van € 108,90,
b. tot betaling van € 15.477.00,
c. tot betaling van € 4.480,00,
d. tot betaling van € 6.606,70,
II. te verklaren voor recht:
a. dat [gedaagde] met ingang augustus 2013 € 81,45 per maand voldoet ter zake zijn aandeel van 50% in de maandelijkse premie van de spaarverzekering,
b. dat [gedaagde] met ingang van juli 2013 voor 50% dient bij te dragen in het noodzakelijke onderhoud aan de woning,
III. veroordeling in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert samengevat –, voorzover de rechtbank mocht beslissen dat [gedaagde] gehouden is bij te dragen in de kosten van onderhoud van de woning en/of de premie spaarverzekering, veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 450,00 per maand als vergoeding voor het uitsluitend gebruik van de woning.
3.5.
[eiseres] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[eiseres] heeft het volgende gesteld. Bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant verkeerden [eiseres] en [gedaagde] in de veronderstelling dat de woning snel zou worden verkocht met overwaarde. Dit volgt uit de betreffende passage in het echtscheidingsconvenant en blijkt ook uit de passage dat de verzekeringspolis zonder verrekening aan [eiseres] toekomt. Later bleek dat de prijzen op de woningmarkt steeds verder daalden. In overleg tussen [eiseres] en [gedaagde] is de woning in augustus 2009 uit de verkoop gehaald. Partijen hebben besloten om betere tijden af te wachten en de woning voorlopig niet te verkopen. Tegen de verwachtingen van beide partijen in heeft de woningmarkt zich niet hersteld. De makelaar heeft in december 2012 de woning bij verkoop getaxeerd op € 190.000,00. De situatie dat de woningmarkt volledig is ingestort en de woning slechts met een forse restschuld kan worden verkocht heeft partijen nimmer voor ogen gestaan en daarover is niets vastgelegd in het convenant. De uitleg van de overeenkomst met toepassing van de Haviltex-norm kan tot geen andere conclusie leiden dan dat partijen over en weer verwachtten dat de woning snel én met overwaarde zou worden verkocht. Nu de verwachtingen niet kunnen worden gerealiseerd, is [eiseres] van mening dat de vorderingen toewijsbaar zijn. Het standpunt van [gedaagde] dat hij op geen enkele wijze hoeft mee te betalen is strijdig met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.2.
[gedaagde] verweert zich en stelt daartoe dat het met het sluiten van het convenant het de bedoeling van partijen was, dat op persoonlijke bezittingen, een bed, een boekenkast en wat gereedschappen na, vrijwel de gehele boedel aan [eiseres] zou worden toebedeeld. Zij kreeg zonder verrekening bijvoorbeeld de auto, de woning, de aan de hypotheek verboden spaarverzekering en haar eenmanszaak toebedeeld. De woning is derhalve toebedeeld aan [eiseres]. Zij zou alle lusten en lasten dragen, waar tegenover stond dat zij de overwaarde van de woning en de opbrengst van de spaarverzekering zou krijgen. Ook de uitleg van de overeenkomst volgens de Haviltex-norm leidt niet tot een andere uitleg dan zoals die uit de tekst voortvloeit. Uitgangspunt voor [gedaagde] was dat hij uit de relatie stapte en feitelijk alles achterliet ten gunste van [eiseres], ook de woning.
Medio 2009 heeft [eiseres] zelf de woning uit de verkoop gehaald, omdat aan haar duidelijk werd dat de woning minder zou opbrengen dan door haar verwacht, en zij heeft sindsdien de woning niet meer ter verkoop aangeboden. Pas in september 2012, bijna vier jaar na het ondertekenen van het convenant, maakt [eiseres] een probleem van de situatie. Als al op grond van de Haviltex-norm geconcludeerd zou worden dat beide partijen de huidige situatie niet hadden kunnen voorzien, dan brengen de redelijkheid en de billijkheid mee dat [eiseres] zich niet eerst bijna vier jaar later kan beroepen op de Haviltex-norm. De situatie op de woningmarkt bestond overigens al op het moment van ondertekening van het convenant. Ter comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat hij alles aan [eiseres] heef gelaten. Als er winst was, mocht zij dat hebben. Het woord onderwaarde bestond, dacht hij, volgens hem nog niet.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat vorderingen van [eiseres] als volgt kunnen worden onderverdeeld:
kosten notaris
investering in de woning ad € 15.477,00
betaling van de premie spaarverzekering
betaling van het onderhoud van de woning.
De rechtbank zal deze vorderingen hieronder achtereenvolgens bespreken en daarbij het verweer van [gedaagde] voor zover nodig opnemen.
Ad a. kosten notaris
4.4.
[eiseres] stelt dat zij vanaf 1 januari 2011 nog slechts 50% van de door haar betaalde hypotheekrente kan aftrekken van de belastingen. [eiseres] heeft [gedaagde] voorgesteld de woning alleen op haar naam te zetten zodat zij weer de volledige aftrek zou kunnen krijgen. [gedaagde] heeft per e-mail bericht dat hij hieraan wilde meewerken, maar uiteindelijk heeft hij niet meegewerkt. [eiseres] vordert de kosten die zij heeft moeten maken bij de notaris zijnde een bedrag van € 108,90, omdat zij deze kosten niet zou hebben gemaakt als [gedaagde] meteen duidelijk was geweest.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet enkel de wil van [gedaagde] heeft de overdracht van de woning in de weg gestaan, maar ook de implicaties van de op de woning rustende hypotheek. De rechtbank acht het alleszins aannemelijk dat, in de onderhavige situatie waarin [eiseres] de hypotheek niet kan overnemen en de bank [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk blijft houden voor de hypotheek, dit de overdracht van de eigendom van het onderpand van de hypotheek in de weg staat. Voorts acht de rechtbank het alleszins begrijpelijk dat [gedaagde] op het moment dat duidelijk werd dat hij hoofdelijk aansprakelijk bleef voor de hypotheek, niet instemde met de overdracht. Dat [eiseres] op enig moment van een andere voorstelling is uitgegaan en kosten bij de notaris heeft gemaakt, ligt geheel in haar risicosfeer en haar vordering tot vergoeding van deze kosten wordt dan ook afgewezen.
Ad b. investering in de woning ad € 15.477,00
4.6.
[eiseres] stelt dat zij per saldo uit schenkingen een bedrag van € 15.477,00 in de gezamenlijke woning heeft geïnvesteerd. Zij heeft een nominaal vergoedingsrecht op [gedaagde] van dit bedrag.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat partijen een echtscheidingsconvenant hebben gesloten waaraan partijen gebonden zijn. [eiseres] beroept zich op de uitleg van de overeenkomst en op de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] daarmee bedoelt een beroep te doen op de aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid zoals vastgelegd in art. 6:248 lid 1 en 2 BW. Andere grondslagen met daarbij behorend verzoek of vordering worden door [eiseres] niet naar voren gebracht. De rechtbank zal zich mitsdien beperken tot de uitleg van de overeenkomst.
[gedaagde] benadrukt dat de woning reeds aan [eiseres] is toebedeeld. Vraag is wat de juridische betekenis kan zijn van deze term. Verdeling is ingevolge art. 3:182 een rechtshandeling waaraan alle deelgenoten meewerken en waarbij de onverdeeldheid wordt opgeheven. In dit geval is de woning evenwel nog altijd onverdeeld; van verdeling is nog geen sprake. In het convenant zijn de afspraken neergelegd over de wijze van verdeling, doch de verdeling zelf zal nog moeten plaatsvinden. [eiseres] vordert nu een geldbedrag van [gedaagde] terzake de verdeling (en vordert niet bijvoorbeeld de wijze van verdeling vast te stellen), terwijl de verdeling nog niet aan de orde is. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] de hypotheek van de woning niet kan overnemen, zodat zij de woning niet zelf in eigendom kan verwerven. Voorts staat vast dat [gedaagde] de woning niet wil verwerven. Dit betekent dat er eerst sprake kan zijn van een verdeling op het moment dat de woning zal zijn verkocht (en geleverd) aan een derde. Enige vordering terzake de verdeling is derhalve nog niet opeisbaar. Reeds daarom zal deze vordering worden afgewezen.
4.8.
Voor zover [gedaagde] met zijn stelling dat de woning aan [eiseres] is toebedeeld, beoogt te stellen dat niet alleen de waardevermindering en waardevermeerdering van de woning – hetgeen de verdeling betreft - , maar ook alle lusten en lasten voor rekening van [eiseres] komen, dan behelst deze stelling voor wat betreft de lusten en lasten de handelwijze tot het moment van verdeling. De vorderingen c. en d. van [eiseres] gaan over deze lusten en lasten.
4.9.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [eiseres] ter onderbouwing van haar vordering heeft gesteld dat zij € 15.477,00 in de woning heeft geïnvesteerd. Daartegenover heeft [gedaagde] aangevoerd dat de bedoeling van partijen was dat de gehele boedel bij haar zou blijven. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat bij de uitleg van de overeenkomst en de toepassing van art. 6:248 BW niet enkel naar het artikel over de woning dient te worden gekeken, maar naar het gehele convenant. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] heeft [eiseres] haar vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Als al gezegd zou kunnen worden dat de overeenkomst niet zo zou moeten worden uitgelegd dat ook de onderwaarde geheel voor rekening van [eiseres] zou komen, dan is daarmee nog niet gezegd dat zij een vordering van € 15.477,00 heeft (terwijl [eiseres] er gezien haar stellingen daarbij blijkbaar ook nog vanuit gaat dat [gedaagde] tevens de helft dient bij te dragen in de onderwaarde).
Ad c. betaling van de premie spaarverzekering
4.10.
[eiseres] stelt dat nu de woning met restschuld zal worden verkocht, de hypotheekverstrekker zal eisen dat partijen de op de verzekeringspolis opgebouwde waarde gebruiken voor de aflossing van de onderwaarde van de woning. De bedoeling van partijen was dat [eiseres] de premie van de verzekering zou betalen en daartegenover het positieve saldo van de verzekering zou ontvangen. Nu het saldo bij verkoop in mindering op de restschuld zal worden gebracht, acht [eiseres] het niet meer dan redelijk en billijk dat [gedaagde] voor 50% meebetaalt aan de premie, omdat partijen elk 50% van de restschuld bij verkoop van de woning zullen moeten dragen. Zij vordert een bedrag ad € 4.480,00 voor de reeds betaalde premies en een verklaring voor recht ten aanzien van de betaling van de toekomstige premies.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat de betaling van de premie van de spaarverzekering behoort tot de lasten van de woning. Dat de spaarverzekering door de hypotheekverstrekker bij de verkoop van de woning met de restschuld zal worden verrekend, is een gegeven dat vooral van belang is in de verhouding met de bank. In de onderlinge verhouding tussen partijen kunnen andere uitgangspunten gelden. De wijze van verdeling bij verkoop is in het convenant vastgelegd en ten tijde van de verdeling zal de overeenkomst op dat punt moeten worden uitgelegd. [eiseres] baseert haar vordering op de aanname dat partijen elk de helft van de restschuld zullen moeten dragen. Deze aanname wordt echter niet onderbouwd, zodat reeds daarom de vordering moet worden afgewezen.
De bepaling in het convenant dat alle lusten en lasten voor de vrouw zijn, gaat over de handelwijze tot het moment van verdeling. [eiseres] ervaart de lusten, nu zij in de woning woont en zij dient de lasten te dragen, waaronder de premie van de aan de hypotheek gekoppelde spaarverzekering. Het convenant is op dit punt helder en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een andere uitleg mede niet nu [eiseres] er sinds medio 2009 niet voor heeft gekozen de woning te koop te zetten. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Ad d. betaling van het onderhoud van de woning
4.12.
[eiseres] stelt al het noodzakelijke onderhoud aan de woning te hebben laten verrichten. Als zij dat niet had gedaan, zal de woning bij verkoop een nog grotere restschuld opleveren. [gedaagde] heeft derhalve profijt van dit onderhoud. [eiseres] acht het niet meer dan redelijk en billijk dat [gedaagde] voor 50% bijdraagt in de kosten. Zij vordert een bedrag van € 6.606,70 voor reeds verricht onderhoud en een verklaring voor recht dat [gedaagde] in de toekomst meebetaalt.
4.13.
De rechtbank overweegt dat de kosten van onderhoud van de woning behoren tot de lasten van de woning. Hetgeen hiervoor ten aanzien van de premie van de spaarverzekering is overwogen, geldt ook hier. [eiseres] dient ook deze lasten te dragen en de vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.14.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 842,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.000,00
In voorwaardelijke reconventie
4.15.
[gedaagde] heeft in reconventie indien en voor zover de rechtbank mocht beslissen dat [gedaagde] gehouden is enige bijdrage aan [eiseres] te betalen terzake onderhoud en/of premie spaarverzekering, gevorderd dat [eiseres] aan [gedaagde] een vergoeding betaalt voor het uitsluitend gebruik van de woning. Ter comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat nu [eiseres] de volledige hypotheekrente blijft betalen, hij afziet van zijn reconventionele vordering.
4.16.
Nu de voorwaarde niet is vervuld, is de reconventionele vordering niet aan de orde.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.000,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2014.