ECLI:NL:RBMNE:2014:3688

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
22 augustus 2014
Zaaknummer
C-07-203615 - HL ZA 12-195
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake boete en schadevergoeding bij niet-nakoming koopovereenkomst woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagden]. De zaak betreft een geschil over de niet-nakoming van een koopovereenkomst voor een woning. [eiseres] had op 1 mei 2012 een overeenkomst gesloten met [gedaagden] voor de verkoop van haar woning. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden] de overeenkomst niet tijdig en schriftelijk had ontbonden, waardoor zij in gebreke was gebleven met de verplichtingen uit de overeenkomst. De rechtbank stelde vast dat de waarborgsom niet was voldaan en dat de overdracht van de woning niet had plaatsgevonden op de afgesproken datum. Hierdoor was [gedaagden] een boete van € 20.500,00 verschuldigd aan [eiseres].

Daarnaast vorderde [eiseres] een aanvullende schadevergoeding van € 15.900,00, maar de rechtbank wees deze vordering af. De rechtbank oordeelde dat de boete de schade niet oversteeg en dat de aanvullende schadevergoeding niet kon worden toegewezen. De rechtbank wees de vordering tot wettelijke rente toe, aangezien de boete eerder verschuldigd was. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] en [eiseres] begroot en toegewezen. In de vrijwaringszaak werd [AB] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de kosten die [gedaagden] in de hoofdzaak had gemaakt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De rechtbank concludeerde dat [gedaagden] niet in haar bewijsopdracht was geslaagd en dat de ontbinding van de koopovereenkomst door [eiseres] op 18 september 2012 rechtsgeldig was. De vordering van [eiseres] tot ontbinding werd afgewezen, omdat de overeenkomst reeds buitengerechtelijk was ontbonden. De rechtbank benadrukte dat de boete niet gematigd kon worden, gezien de omstandigheden van de zaak en de schade die [eiseres] had geleden door de niet-nakoming van de overeenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
handelskamer
locatie Lelystad
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 16 juli 2014
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/07/203615 / HL ZA 12-195 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. L.D.H. Lesmeister-de Jong te Almere,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. E.J. Loos te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/16/349167 / HA ZA 13-213 van

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.J. Loos te Amsterdam,
tegen

1.[A],

wonende te [woonplaats],
2.
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagden ], en [AB] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 oktober 2013
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 januari 2014
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 april 2014
  • het bevel medebrenging van 1 april 2014
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 mei 2014
  • de akte uitlating van [gedaagden ] van 4 juni 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 oktober 2013.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

in de hoofdzaak

3.1.
Bij vonnis van 9 oktober 2013 heeft de rechtbank [gedaagden ] het bewijs opgedragen dat de overeenkomst schriftelijke en tijdig is ontbonden. [gedaagden ] heeft daartoe de getuige [A] willen horen. Na oproeping bij aangetekende brief, dagvaarding en vervolgens na een bevel medebrenging is de getuige niet bij de rechtbank verschenen. Bij akte uitlating heeft [gedaagden ] laten weten verder af te zien van het horen van de getuige [A] en dat de enquête kan worden gesloten.
3.2.
De rechtbank overweegt dat het voorgaande betekent dat [gedaagden ] niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. Hierdoor komt vast te staan dat de tussen [eiseres] als verkoper en [gedaagden ] als kopers op 1 mei 2012 gesloten overeenkomst tot verkoop van de woning van [eiseres] aan [gedaagden ] niet door [gedaagden ] schriftelijk en tijdig is ontbonden.
3.3.
Op grond van de tussen partijen geldende overeenkomst diende de waarborgsom na verlenging van de termijn uiterlijk op 22 juni 2012 te worden voldaan en diende de overdracht van de woning op 28 juni 2012 plaats te vinden en op die datum de koopsom te worden betaald. Vaststaat dat [gedaagden ] deze verplichtingen niet is nagekomen. Bij email van 28 juni 2012 is [gedaagden ] namens [eiseres] in gebreke gesteld wegens het niet tijdig betalen van de koopsom op 28 juni 2012 en werd [gedaagden ] erop gewezen dat indien [gedaagden ] gedurende acht dagen nalatig blijft in de tijdige betaling van de koopsom, [gedaagden ] ingevolge art. 10 van de koopovereenkomst (r.o. 3.2 van het vonnis van 9 oktober 2013) een boete verschuldigd zal zijn en [eiseres] er voor kan kiezen de koopovereenkomst te ontbinden. Vaststaat dat [gedaagden ] ook binnen deze termijn niet is overgegaan tot nakoming van haar verplichtingen.
[eiseres] heeft gesteld dat zowel de makelaar van [eiseres] als de advocaat van [eiseres] bij brief van 18 september 2012 aan [gedaagden ] hebben geschreven de overeenkomst te ontbinden en aanspraak te maken op de boete van 10% van de koopsom. Als productie is de brief van de makelaar overgelegd. [gedaagden ] betwisten de gestelde brief van de advocaat te hebben ontvangen. De ontvangst van de brief van de makelaar wordt niet betwist.
De rechtbank overweegt dat [eiseres] op grond van art. 10.1 van de overeenkomst wegens de tekortkoming van [gedaagden ] gerechtigd was de koopovereenkomst door middel van een schriftelijke verklaring te ontbinden. De bij de brief van de makelaar van 18 september 2012 gedane ontbinding treft dan ook doel. De vordering van [eiseres] tot ontbinding van de koopovereenkomst zal worden afgewezen, nu de overeenkomst reeds op 18 september 2012 buitengerechtelijk is ontbonden.
3.4.
Op grond van art. 10.2 van de overeenkomst was [gedaagden ] een terstond opeisbare boete verschuldigd van € 20.500,00. Deze vordering van [eiseres] zal worden toegewezen. [gedaagden ] doet nog een beroep op matiging van de boete op grond van art. 6:94 BW en voert daartoe aan dat de boete in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat leidt naast de gevorderde schadevergoeding. Uit het hierna volgende blijkt dat de gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen. De door [gedaagden ] genoemde grondslag om te boete te matigen komt daarmee te vervallen. De boete kan slechts gematigd worden indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe, gezien ook de overeenkomst tot verkoop van een woning, welke woning niet wordt afgenomen, waardoor [eiseres] schade lijdt. De boete zal dan ook niet worden gematigd.
3.5.
[eiseres] vordert voorts een aanvullende schadevergoeding van € 15.900,00. Deze aanvullende schade bedraagt volgens [eiseres] de courtage van € 4.610,00 (ter comparitie heeft zij deze verlaagd naar € 2.050,00), die de makelaar aan [eiseres] in rekening heeft gebracht voor de werkzaamheden die zijn verricht om tot verkoop en overdracht van de woning aan [gedaagden ] te komen. Voorts bestaat deze schade uit een bedrag van € 8.500,00 in verband met een mogelijke verkoop tegen een lager bedrag en een bedrag van € 2.790,00 aan overige lasten van de woning die [eiseres] dient door te betalen (opgebouwd uit € 30,00 per dag berekend vanaf 28 juni tot 5 november 2012, de datum waarop de woning aan een derde is verkocht). Ter comparitie is van de zijde van [eiseres] verklaard, dat zij het niet enkel over de schade heeft die boven de boete uitstijgt, maar over de schade naast de boete.
Door [gedaagden ] is de schade betwist.
De rechtbank overweegt dat art. 6:92 lid 2 BW bepaalt dat hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet. Partijen kunnen afwijkende afspraken maken en dat is in de onderhavige schriftelijke overeenkomst gedaan, waarin, voor zover van belang, staat dat het recht op aanvullende schadevergoeding blijft bestaan. Aanvulling is alleen mogelijk indien de schade de boete overtreft. (Vergelijk de uitleg van het begrip aanvullende schadevergoeding bij art. 6:94 lid 2 BW). [eiseres] vordert op grond van de overeenkomst aanvullende schadevergoeding. Nu aanvulling alleen mogelijk is indien de schade de boete overtreft, kan de vordering van [eiseres] niet worden toegewezen, nu reeds uit de schadeopstelling blijkt dat deze gestelde schade de boete van € 20.500,00 niet overstijgt. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.6.
[eiseres] vordert de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Nu [gedaagden ] de boete reeds eerder verschuldigd was, kan deze vordering worden toegewezen.
3.7.
[gedaagden ] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.8.
Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op basis van het toegewezen bedrag. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden inclusief de eigen kosten in het incident begroot op:
- dagvaarding € 106,17
- griffierecht 73,00
- salaris advocaat
2.605,50(4,5 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.784,67
3.9.
De kosten aan de zijde van [gedaagden ] worden inclusief de eigen kosten in het incident begroot op:
- griffierecht € 73,00
- salaris advocaat
2.895,00(5,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.968,00
in de vrijwaringszaak
3.10.
Nu tegen [AB] verstek is verleend, zal de rechtbank de vorderingen tegen [AB] toewijzen nu deze vorderingen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
3.11.
De vordering van [gedaagden ] omvat de veroordeling van [AB] tot vergoeding van de proceskosten in de hoofdzaak. Het door [gedaagden ] in de hoofdzaak gevoerde verweer diende mede ter verdediging van de belangen van [AB] De proceskosten die in de hoofdzaak voor rekening van [gedaagden ] zijn gekomen, moeten daarom door [AB] worden vergoed.
3.12.
[AB] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden ] in deze vrijwaringszaak worden begroot op:
- dagvaarding € 125,33
- salaris advocaat
579,00(1,0 punt × tarief € 579,00)
Totaal € 704,33

4.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
4.1.
veroordeelt [gedaagden ] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 20.500,00 (twintig duizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 23 oktober 2012 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagden ] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van [gedaagden ] tot op heden begroot op € 2.968,00 en aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.784,67,
4.3.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
4.5.
veroordeelt [AB] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [gedaagden ] te betalen al hetgeen waartoe [gedaagden ] in de hoofdzaak jegens [eiseres] is veroordeeld, waaronder de proceskosten van de hoofdzaak waarin [gedaagden ] is veroordeeld, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 2.784,67 en aan de zijde van [gedaagden ] begroot op € 2.968,00,
4.6.
veroordeelt [AB] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [gedaagden ] te betalen de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 904,00,
4.7.
veroordeelt [AB] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de vrijwaringszaak, aan de zijde van [gedaagden ] tot op heden begroot op € 704,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.8.
verklaart dit vonnis in deze zaak uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.