In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagden]. De zaak betreft een geschil over de niet-nakoming van een koopovereenkomst voor een woning. [eiseres] had op 1 mei 2012 een overeenkomst gesloten met [gedaagden] voor de verkoop van haar woning. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden] de overeenkomst niet tijdig en schriftelijk had ontbonden, waardoor zij in gebreke was gebleven met de verplichtingen uit de overeenkomst. De rechtbank stelde vast dat de waarborgsom niet was voldaan en dat de overdracht van de woning niet had plaatsgevonden op de afgesproken datum. Hierdoor was [gedaagden] een boete van € 20.500,00 verschuldigd aan [eiseres].
Daarnaast vorderde [eiseres] een aanvullende schadevergoeding van € 15.900,00, maar de rechtbank wees deze vordering af. De rechtbank oordeelde dat de boete de schade niet oversteeg en dat de aanvullende schadevergoeding niet kon worden toegewezen. De rechtbank wees de vordering tot wettelijke rente toe, aangezien de boete eerder verschuldigd was. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] en [eiseres] begroot en toegewezen. In de vrijwaringszaak werd [AB] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de kosten die [gedaagden] in de hoofdzaak had gemaakt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank concludeerde dat [gedaagden] niet in haar bewijsopdracht was geslaagd en dat de ontbinding van de koopovereenkomst door [eiseres] op 18 september 2012 rechtsgeldig was. De vordering van [eiseres] tot ontbinding werd afgewezen, omdat de overeenkomst reeds buitengerechtelijk was ontbonden. De rechtbank benadrukte dat de boete niet gematigd kon worden, gezien de omstandigheden van de zaak en de schade die [eiseres] had geleden door de niet-nakoming van de overeenkomst.