[verweerder], geboren op [1956], is op 1 oktober 1978 in dienst van (de rechtsvoorganger van) NSR getreden. Het dienstverband is aangegaan voor onbepaalde tijd. Tot 26 december 2009 heeft [verweerder] de functie van Assistent Service & Veiligheid uitgevoerd.
Het laatstgenoten brutoloon volgens een loonstrook uit maart 2014 bedraagt € 2.322,62 bruto per maand. Daarnaast ontvangt [verweerder] een WGA uitkering ter grootte van € 353,51 en een CAO aanvulling van € 25,06.
Op 26 december 2009 is [verweerder] met knieklachten uitgevallen en sindsdien volledig arbeidsongeschikt voor het eigen werk.
In een arbeidsdeskundige beschouwing van juni 2010 staat onder meer het volgende:
“(…) Wat voor behandeling medewerker ook nog zal ondergaan, gezien de aard, de ernst en de duur van de klachten is de kans dat hij op korte termijn zijn eigen werk zal kunnen doen erg klein. Met name bij het lopen en staan in een rijdende trein overschrijdt de belasting in deze functie in hoge mate zijn belastbaarheid. Het is dan ook niet zinvol te wachten. Het re-integratietraject naar een andere wel passende functie zal op korte termijn kunnen starten. Primair binnen een functie binnen de NS, daar heeft medewerker immers verreweg de meeste kans. Maar als dat op afzienbare termijn niet lukt, stelt de Wet Verbetering Poortwachter dat ook naar werk buiten de NS gekeken moet worden.(…)”
In het kader van de re-integratie heeft NS vervolgens onder meer NS Move ingeschakeld, voor sollicitatietraining, begeleiding bij het zoeken naar ander werk en ondersteuning van sollicitatie activiteiten. Dit traject heeft gelopen van 20 augustus 2010 tot eind 2011.Verder is in augustus 2011 het externe bureau Lengersdorf ingeschakeld waarmee binnen en buiten de eigen organisatie is gezocht naar passende werkzaamheden.
Op 2 november 2011 heeft de door NSR ingeschakelde arbeidsdeskundige het volgende geschreven:
“(…) Het is duidelijk dat meneer zijn eigen werk niet meer aankan. In de oorspronkelijke functie wordt veel gestaan en gelopen en dat kan meneer niet meer. Meneer is aangewezen op overwegend zittend werk waarin hij regelmatig kan vertreden (kan staan en lopen). Hij heeft een afgeronde lbo-opleiding in een niet-administratieve richting. Hij heeft ruime ervaring met klanten, heeft enige ervaring met administratie en computergebruik. Kijkend naar de functies binnen de NS en zijn achtergrond, acht ik hem geschikt voor eenvoudig administratief werk (zeker wanneer hij wat cursussen in die richting heeft gevolgd) of werk waarin hij vragen behandelt van reizigers en medewerkers, waarbij ook wat eenvoudig administratief werk komt kijken. Denk hierbij aan medewerker NS-fiets, medewerker KCC (behandelen telefonische vragen van reizigers), classificeerder, medewerker servicebalie/facilitair bureau, medewerker service en support, medewerker informatiebalie. M.i. komen genoemde functies in ruime mate voor bij de NS en zijn er het afgelopen jaar ook vacatures geweest. (…)”
In het arbeidsdeskundig rapport in het kader van de WIA-beoordeling staat het volgende:
“(…) Hij (= [verweerder], toevoeging kantonrechter) is aangewezen op meer zittend werk. In het afgelopen jaar heeft de werkgever hem steeds geplaatst op meer zittende werkzaamheden in niet structureel tijdelijk werk. Hiernaast heeft hij actief gesolliciteerd op vacatures binnen de NS, die voldoen aan zijn beperkingen en hiernaast ook buiten NS via ingeschakeld extern re-integratiebedrijf. De werkgever heeft niet kunnen overtuigen, dat er geen mogelijkheden voor hem zouden zijn binnen spoor 1. Tot nu toe hebben de ontwikkelingen laten zien, dat er in principe voldoende passend werk voor hem is in de organisatie. Het probleem is, dat men dit werk niet structureel wil maken. (…)”
Met ingang van 26 december 2011 is een WGA uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 39,90%.
[verweerder] heeft in juli 2012 een assessment gehad waarin hij beoordeeld is op geschiktheid voor de functie van secretarieel administratief medewerker. Het opgemaakte rapport wordt afgesloten met de volgende conclusie en advies:
“Op basis van de resultaten van het assessment hebben wij twijfels over de kwaliteiten van de heer [verweerder] voor de functie van secretarieel administratief medewerker.
Qua persoonlijkheid pleiten zijn behulpzaamheid, vriendelijkheid, consciëntieuze werkhouding, praktische instelling en samenwerkingsgerichtheid voor hem. Dit laat hij in gedrag ook zien tijdens het rollenspel, waarbij hij tevens de acute situatie weet te overstijgen. Dit resulteert in een oplossing voor het actuele probleem, maar ook afspraken voor de manier van werken in de toekomst. Hij combineert dienstverlening en flexibiliteit op een effectieve manier met het stellen van grenzen.
Functie specifieke capaciteiten zoals multitasken en administratief inzicht zijn bij hem wisselend ontwikkeld. Het eerste doet hij goed. Op administratief inzicht scoort hij duidelijk onder de norm. Zijn algemeen werk- en denkniveau is tevens minder sterk ontwikkeld. In de praktijk kan dit betekenen dat hij wat meer tijd en energie zal moeten steken in het aanleren van nieuwe kennis. Zijn motivatie, gedrevenheid en consciëntieuze werkhouding zullen hem hierbij van pas komen. Wij verwachten dat de heer [verweerder] een zinvolle bijdrage kan leveren aan het team, mits hij voor de uitvoering van zijn werkzaamheden voldoende tijd krijgt, er voldoende back-up is van collega’s en de complexiteit van de werkzaamheden enigszins beperkt blijft.”
[verweerder] heeft in de periode augustus 2010 – september 2012 op diverse plaatsen binnen NSR tijdelijke werkzaamheden verricht. In die periode is hij van mei 2011 tot juli 2012 werkzaam geweest op de afdeling Service & Support.
In oktober 2012 heeft de deskundige Sociaal Medische Zaken van het UWV in het kader van een door NSR gevraagde ontslagvergunning het volgende aangegeven:
“De werkgever heeft mij niet kunnen overtuigen, dat er geen passende mogelijkheden zijn, in tegendeel er wordt elke dag bewezen, dat er voldoende passend werk is om werknemer aan het werk te houden. Werkgever is eigen risicodrager en hiermee zelf verantwoordelijk voor de re-integratie en moet tevens de WIA-uitkering betalen. Deze werknemer is sinds 1977 in dienst van NS en toont grote motivatie om aan het werk te blijven. Er worden nu zoals ook blijkt uit de brief van CNV voortdurend uitzendkrachten op deze tijdelijke functies ingezet. Er moeten voor deze zeer grote werkgever naar mijn mening voldoende mogelijkheden zijn om werknemer structureel te herplaatsen.”
De ontslagvergunning is vervolgens geweigerd.
NSR heeft [verweerder] in een (opleidingstraject voor) een administratieve functie geplaatst. Medio 2013 heeft NSR [verweerder] laten weten een administratieve functie niet als een passende functie te zien, mede gelet op het vereiste opleidingsniveau.
Vanaf 9 december 2013 heeft [verweerder] in het kader van een tweede spoort traject werkzaamheden verricht bij [bedrijf] in [vestigingsplaats], doch dat heeft geen vervolg gekregen. [verweerder] verricht thans geen werkzaamheden.
[verweerder] heeft in 2014 een deskundigenoordeel gevraagd over de re-integratie inspanningen van NSR. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…)
Alles overziend en op basis van de beschikbaar gestelde informatie beoordeel ik de inspanningen van werkgever als onvoldoende en wel hierom: