ECLI:NL:RBMNE:2014:3644

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2014
Publicatiedatum
22 augustus 2014
Zaaknummer
16-994253-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte en onjuiste belastingaangifte door verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2014, is de verdachte beschuldigd van valsheid in geschrifte en het indienen van onjuiste belastingaangiften. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 september 2012 een valse aangifte inkomstenbelasting ten name van [A] opgemaakt. Daarnaast heeft hij in november 2012 een valse suppletie aangifte omzetbelasting ingediend en in oktober 2012 een vals verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting ten name van [B] gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 4 augustus 2014 heeft de verdachte zijn schuld bekend, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar oordeel. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de bekennende verklaringen van de verdachte en diverse bewijsmiddelen zijn gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften, wat in strijd is met artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn herstel van een cocaïneverslaving en zijn medewerking aan het onderzoek. De rechtbank heeft echter ook de ernst van de feiten en het fiscale nadeel voor de schatkist, dat op ruim € 250.000 is geschat, in overweging genomen. De uitspraak benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van belastingaangiften voor het functioneren van het belastingsysteem.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/994253-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 augustus 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 september 2012 een valse/vervalste aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [A] heeft opgemaakt, dan wel, al dan niet samen met een ander, op 18 september 2012 opzettelijk die aangifte onjuist heeft gedaan;
feit 2in de periode van 14 november 2012 tot en met 30 november 2012 een valse/vervalste suppletie aangifte omzetbelasting heeft opgemaakt;
feit 3:in de periode van 1 januari 2012 tot en met 4 oktober 2012 een vals/vervalst verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [B] heeft opgemaakt, dan wel, al dan niet samen met een ander, op 4 oktober 2012 dat verzoek opzettelijk onjuist heeft gedaan;
feit 4:op 31 oktober 2012 opzettelijk een onjuiste voorlopige aanslag inkomstenbelasting/
premie volksverzekeringen heeft gedaan, dan wel op 30 oktober 2012 die aanslag vals heeft opgemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht - kort gezegd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is – kort gezegd - van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft bepleit de onder 1 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde periodes te beperken, nu deze naar het oordeel van de verdediging, te ruim zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
feit 1 primair
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2014;
- een geschrift, inhoudende een uitdraai van de aangifte Inkomstenbelasting over het jaar 2011 van [A], doorgenummerde pagina’s 64 t/m 67 (bijlage D-01);
- een door [C] wettelijk opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 mei 2013, doorgenummerde pagina 116 (bijlage D-20);
feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2014;
- een geschrift, inhoudende een brief d.d. 14 november 2012, met bijlage, afkomstig van De Financiele Unie v/h VerzekeringsUnie en gericht aan de Belastingdienst Almere, doorgenummerde pagina’s 105 (bijlage D-14) en 75 (bijlage bij D 04);
feit 3 primair
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2014;
- een geschrift, inhoudende een uitdraai van de aangifte Inkomstenbelasting over het jaar 2012 van [B], doorgenummerde pagina’s 85 t/m 90 (bijlage D-09);
- een door [C] wettelijk opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 mei 2013, doorgenummerde pagina 125 (bijlage D-21);
feit 4 primair
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2014;
- een geschrift, inhoudende een uitdraai van het verzoek voorlopige aanslag Inkomstenbelasting over het jaar 2012 van [verdachte], doorgenummerde pagina’s 95 t/m 101 (bijlage D-12);
- een door [C] wettelijk opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 mei 2013, doorgenummerde pagina 132 (bijlage D-22);
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel, dat - ook - het door verdachte gedane verzoek tot wijziging Voorlopige Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012, zoals bedoeld in feit 4, een bij de Belastingwet voorziene aangifte betreft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
in de periode van 01 januari 2012 tot en met 18 september 2012 in de gemeente [plaats], , een (elektronische) aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011 ten name van [A] (vindplaats: D-01) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op die aangifte ingevuld - zakelijk omschreven -:
- een netto resultaat uit werkzaamheden van EUR 288.667, en,
- een bedrag van EUR 274.405 aan loonheffing artiesten en beroepssporters, en,
- met betrekking tot de eigen woning een WOZ-waarde van EUR 88.000 en eigen woningschuld van EUR 1.250.000 en een betaalde hypotheekrente van EUR 53.749, en
- een bedrag van EUR 23.090 aan betaalde premies voor inkomensvoorziening,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 2
in de periode van 14 november 2012 tot en met 30 november 2012 in de gemeente [plaats], een bijlage (zijnde een berekening) behorende bij de brief d.d. 14 november 2012 afkomstig van De Financiele Unie v/h VerzekeringsUnie en gericht aan de belastingdienst Almere (vindplaats: D-14 blz 105; bijlage bij D04 blz. 75)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk in die berekening (welke kan worden aangemerkt als suppletieaangifte) over 2011 (dusdanige) kosten (onder meer overname portefeuille AEGON en overname klantenrechten en afdracht franchisevergoeding en aanschaf Ford Focus) opgevoerd/vermeld teneinde een bedrag aan voorbelasting terug te ontvangen van EUR 8.436), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 3 primair
in de periode van 01 januari 2012 tot en met 04 oktober 2012 in de gemeente [plaats], een verzoek tot wijziging Voorlopige Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 ten name van [B] (Vindplaats: D-09) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op die aangifte ingevuld - zakelijk omschreven -:
- een inkomen in box 1 t.b.v. loonheffing van EUR 116.062, en
- rente schulden en kosten geldlening eigen woning van EUR 56.334, en
- een persoonsgebonden aftrek van EUR 25.794
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 4 primair
op 31 oktober 2012 in de gemeente [plaats], opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een verzoek of wijziging Voorlopige Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 ten name van [verdachte] (Vindplaats: D-12) onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte opzettelijk op die bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere ingediende aangifte inkomstenbelasting over genoemd jaar (een) te hoog/hoge bedrag(en) aan kosten/aftrekposten (waaronder hypotheekrenteaftrek en uitgaven voor inkomensvoorziening) opgegeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair:
telkens: opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 4 primair:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • een werkstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om rekening te houden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de eventuele gevolgen die het opleggen van een onvoorwaardelijke straf heeft voor de bedrijfsvoering van verdachte. Mogelijk dat de Autoriteit Financiële Markten bij een veroordeling tot een onvoorwaardelijke straf, de vergunning van verdachte zijn bedrijf te voeren, zal intrekken. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich, teneinde zijn cocaïneverslaving te financieren, schuldig gemaakt aan belastingfraude en valsheid in geschrift. In dat verband heeft hij valse en onjuiste belastingaangiften gedaan. Verdachte heeft daarbij onder andere – zonder diens medeweten en gebruikmakend van diens DigiD - op naam van [B] een verzoek om voorlopige teruggave inkomstenbelasting gedaan. Door het niet doen van een juiste aangifte is de belastingdienst niet in staat geweest juiste belastingverplichtingen vast te stellen en aanslagen op te leggen. Het fiscale nadeel voor de schatkist van de door verdachte gedane onjuiste aangiften is berekend op ruim € 250.000,-- waarvan een deel daadwerkelijk is uitbetaald.
De goede werking van het belastingsysteem staat of valt bij de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van aangiftes. Indien aangiftes worden opgesteld dan wel gebruikt, die niet stroken met de werkelijkheid, wordt het systeem van de heffing van belasting volledig ondergraven. Dit doet afbreuk aan de belastingmoraal en brengt de overheid en daarmee de gehele samenleving nadeel toe. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad. Juist verdachte, die werkzaam is in de financiële sector, wordt geacht van deze uitgangspunten op de hoogte te zijn, en daarnaar te handelen. Dat verdachte zijn eigenlijk geldelijk gewin daarboven heeft gesteld rekent de rechtbank hem zeer aan.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, hij heeft meegewerkt aan het onderzoek en daarbij volledige openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft met de Belastingdienst een betalingsregeling getroffen en deze inmiddels geheel voldaan. Verdachte heeft zijn (gezins)leven weer opgepakt, is afgekickt van zijn cocaïneverslaving en heeft zijn werkzaamheden hervat.
Gelet hierop acht de rechtbank het niet noodzakelijk verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank ziet het belang van verdachte en de mogelijke gevolgen van na te noemen op te leggen straf aan verdachte, voor de vergunning voor zijn bedrijfsuitoefening. Echter voornoemde feiten zijn te ernstig om te kunnen volstaan met enkel een geheel voorwaardelijke straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen teneinde te pogen verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 180 uren opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair:
telkens: opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 4 primair:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
- veroordeelt verdachte tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 augustus 2014.
Mr. A. van Maanen is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 18 september 2012 in de gemeente [plaats], althans in Nederland
, een (elektronische) aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011 ten name van [A] (vindplaats: D-01 en/of D-03)-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op die aangifte ingevuld -zakelijk omschreven-:
- een netto resultaat uit werkzaamheden van EUR 288.667, en/of,
- een bedrag van EUR 274.405 aan loonheffing artiesten en beroepssporters, en/of,
- met betrekking tot de eigen woning een WOZ-waarde van EUR 88.000 en/of eigen woningschuld van EUR 1.250.000 en/of een betaalde hypotheekrente van EUR 53.749, en/of
- een bedrag van EUR 23.090 aan betaalde premies voor inkomensvoorziening,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaak A)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 september 2012 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of (elders) in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een (elektronische) aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011 ten name van [A] (vindplaats: D-01 n/of D-03)onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of (elders) in Nederland ingediende aangifte inkomstenbelasting
/premie volksverzekeringen een te hoog/hoge bedrag(en) aan kosten/aftrekposten (onder meer loonheffing artiesten, hypotheekrenteaftrek en/of betaalde premies) opgegeven, althans een te laag bedrag aan belasting, althans een te laag belastbaar bedrag (aan inkomen),
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 201
2tot en met 30 november 201
2in de gemeente [plaats], althans in Nederland,
een bijlage (zijnde een berekening) behorende bij de brief d.d. 14 november 2012 afkomstig van De Financiele Unie v/h VerzekeringsUnie en gericht aan de belastingdienst Almere (vindplaats: D-04; blz. 74)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk
in die berekening (welke kan worden aangemerkt als suppletieaangifte)over 2011 (dusdanige) kosten (ondermeer overname portefeuille AEGON en/of overname klantenrechten en/of afdracht franchisevergoeding en/of aanschaf
Ford Focus) opgevoerd/vermeld teneinde een bedrag aan voorbelasting terug te ontvangen van EUR 8.436
), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaak B)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 04 oktober 2012 in de gemeente [plaats], althans in Nederland, een
verzoek of wijziging Voorlopige Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 ten name van [B] (Vindplaats: D-08)- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op die aangifte ingevuld -zakelijk omschreven-:
- een inkomen in box 1 t.b.v. loonheffing van EUR 116.062, en/of
- rente schulden en kosten geldlening eigen woning van EUR 56.334, en/of
- een persoonsgebonden aftrek van EUR 25.794
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaak C)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 04 oktober 2012 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een
verzoek of wijziging Voorlopige Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 ten name van [B] (Vindplaats: D-08)onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk op die bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere en/of [plaats] en/of [plaats] en/of (elders) in Nederland
ingediende verzoek of wijziging (een) te hoog/hoge bedrag(en) aan kosten/aftrekposten (waaronder hypotheekrenteaftrek en/of persoonsgebonden aftrek) heeft opgegeven, althans een te laag bedrag aan belasting, althans een te laag belastbaar bedrag (aan inkomen),
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
4. primair
hij op of omstreeks 3
1oktober 2012 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of (elders) in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een verzoek of wijziging Voorlopige Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 ten name van [verdachte] (Vindplaats: D-12)onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft verdachte opzettelijk op die bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of (elders) in Nederland ingediende aangifte inkomstenbelasting over genoemd jaar
(een) te hoog/hoge bedrag(en) aan kosten/aftrekposten (waaronder hypotheekrenteaftrek en/of uitgaven voor inkomensvoorziening) opgegeven, althans een te laag bedrag aan belasting, althans een te laag belastbaar bedrag (aan inkomen),
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
(zaak D)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 oktober 2012 in de gemeente [plaats], althans in Nederland, een verzoek of wijziging Voorlopige Aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 ten name van [verdachte] (Vindplaats: D-12) – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op dat verzoek of die wijziging ingevuld – zakelijk weergegeven -:
- met betrekking tot de eigen woning een WOZ-waarde van EUR 490.000 en/of een betaalde (hypotheek)rente van EUR 52.800, en/of
- een loon van Aegon van EUR 73.990 en/of (aan ingehouden) loonheffing EUR 27.564 en/of
- een bedrag van EUR 13.000 aan betaalde premies voor inkomensvoorziening,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaak D)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht