ECLI:NL:RBMNE:2014:3568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
16/661482-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in Bilthoven

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich begin 2014 in Bilthoven schuldig heeft gemaakt aan afpersing. De verdachte heeft twee keer slachtoffers bedreigd met een voorwerp dat leek op een vuurwapen, waarbij hij hen dwong geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 5 augustus 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. V. Senczuk. De officier van justitie heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging betoogde dat er minder geld was weggenomen dan door de aangevers werd gesteld.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en de bekennende verklaring van de verdachte in haar oordeel meegenomen. De rechtbank achtte de feiten bewezen, waarbij de verdachte onder andere de woorden "pak al het geld" en "ik wil ook jouw geld" heeft toegevoegd tijdens de bedreigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis en cocaïneafhankelijkheid. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en behandeling opgelegd, maar het locatiegebod en -verbod niet in het belang van de verdachte geacht.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen tot een bedrag van € 1.288,45, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661482-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
gedetineerd in de P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tenlastelegging met betrekking tot feit 1 is op de terechtzitting van 5 augustus 2014 gewijzigd. De tekst van de – gewijzigde – tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een cafetaria en aan afpersing.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit betoogd dat minder geld is weggenomen dan door aangevers wordt vermeld en dat alleen aangeefster het heeft over wegnemen van iPhones en iPads.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de ten laste gelegde feiten, voor zover de rechtbank deze bewezen acht, heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 1]; [1]
- de aangifte van [aangever 2]; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. [3]
De rechtbank acht ook het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 3]; [4]
- de aangifte van [aangever 4]; [5]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. [6]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 11 mei 2014 te Bilthoven, gemeente De Bilt, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] en [aangever 2] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of eetgelegenheid/cafetaria [naam],
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij:
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan en/of gericht op die [aangever 1] en/of die [aangever 2] en
- aan die [aangever 1] en/of aan die [aangever 2] de woorden "pak al het geld" en "ik wil ook jouw geld” en/of "nog meer, nog meer" en/of "niet de politie bellen, he" heeft toegevoegd,
en
- terwijl hij, verdachte, met een bivakmuts zijn gezicht bedekt had;
2.
op 5 februari 2014 te Bilthoven, gemeente De Bilt, met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen bedreiging met geweld [aangever 3] en [aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 110 euro), toebehorende aan [aangever 3] en/of [aangever 4], welke bedreiging met
geweld hierin bestond dat hij
- een (gas)pistool heeft getoond aan die [aangever 3] en die [aangever 4] en
- de bovenkant van dat pistool heeft doorgeladen, en
- daarbij die [aangever 3] en die [aangever 4] de woorden heeft toegevoegd "Jongens, jullie weten wat dit is" en "Haal alle waardevolle dingen eruit" en
- die [aangever 3] tweemaal geld heeft laten opnemen/pinnen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Telkens: afpersing.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door N.A.J. van de Laar, psychiater en R. Bout, GZ-psycholoog, die respectievelijk op 16 en 18 juli 2014 een rapport hebben uitgebracht.
Uit beide rapporten blijkt dat verdachte lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis N.A.O (PDD-NOS), een aandachtstekortstoornis (ADD), cocaïneafhankelijkheid en zwakbegaafdheid. De deskundigen adviseren verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekenbaarheid over een maakt deze tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod voor winkelcentrum Kwinkelier te Bilthoven.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte bereid is alle hulp aan te nemen. De verdediging heeft voorts betoogd dat in de strafeis onvoldoende rekening is gehouden met de persoon van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan afpersing, waarbij hij telkens ter afdwinging van geld de slachtoffers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft bedreigd. De feiten hebben de slachtoffers grote angst bezorgd. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van zijn medemens, enkel voor financieel gewin om in zijn cocaïneverslaving te kunnen voorzien. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat door zijn bekentenis het onder 2 bewezen verklaarde feit is opgelost.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 juni 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke zaken met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de inhoud van een de verdachte betreffend rapport van Reclassering Nederland d.d. 31 juli 2014. Hierin wordt geadviseerd verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een behandelverplichting, een drugs- en alcoholverbod, een locatieverbod, een locatiegebod en het hebben van een adequate dagbesteding.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapporten door N.A.J. van de Laar, psychiater en R. Bout, GZ-psycholoog, Behalve hetgeen hierin wordt vermeld over de toerekeningsvatbaarheid, waarover de rechtbank zich hiervoor onder 7. heeft uitgelaten, wordt in de rapporten opgemerkt dat verdachte door zijn rigiditeit, impulsiviteit en beperkte sociale capaciteiten in conflict komt met zijn omgeving, wat hem veel spanningen geeft, die hij onderdrukt door het gebruik van cocaïne. Door zijn beperkte cognitieve capaciteiten was verdachte onvoldoende in staat gedragsalternatieven te bedenken en daar naar te handelen, aldus de deskundigen. De kans op herhaling wordt als matig ingeschat. Geadviseerd wordt een ambulante behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, waarbij het cocaïnegebruik van verdachte wordt gestopt, maar ook aandacht wordt besteed aan de context van dat gebruik.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar opleggen. Aan de proeftijd zal de rechtbank de door de reclassering (en de deskundigen) geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het locatiegebod – en verbod. De rechtbank acht het opleggen van deze bijzondere voorwaarden niet in het belang van verdachte, al was het maar dat verdachte bij zijn ouders kan verblijven, die zeer betrokken zijn bij zijn welzijn. De straf die de rechtbank oplegt is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd. De reden daarvoor is, dat de rechtbank van oordeel is – zonder aan de ernst en de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten tekort te willen doen – dat verdachte zo spoedig mogelijk met de behandeling van zijn problemen moet beginnen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever 1] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van
€ 1.444,65, te weten € 359,65 aan materiële schade en € 1.085,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat in de vordering geen rekening is gehouden met het geld dat is teruggegeven. De verdediging heeft voorts verzocht de immateriële schade naar beneden bij te stellen, nu in de uitspraak waarnaar in de vordering wordt verwezen sprake is van twee overvallers wat heftiger is dan één overvaller, zoals in deze zaak.
De behandeling van de vordering van [aangever 1] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de materiële schade vast op een bedrag van € 203,45. (€ 350,00 - € 156,20 (reeds teruggegeven geldbedrag) + € 6,25 + € 3,40) en de immateriële schade op € 1.085,00. De vordering kan dan ook tot dat bedrag (€ 203,45 + € 1.085,00) worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 mei 2014 tot en met de dag der algehele voldoening.
Het restant van de vordering met betrekking tot de materiële schade wordt afgewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- het bewezen verklaarde levert de onder rubriek 6 genoemde strafbare feiten op;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdacht tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
- beveelt dat een gedeelte, groot
10 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd vast van
drie jaar;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt;
- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen vijf dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis persoonlijk voor 17.00 uur meldt bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en dit blijft doen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. wordt verplicht zich te laten behandelen bij (forensische) psychiatrie Altrecht Aventurijn of een soortgelijke instelling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
6. zal meewerken aan drugs- en/of alcoholcontroles;
7. wordt verplicht tot het hebben van een adequate dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 1.288,45 (zegge twaalfhonderdachtentachtig euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2014 tot en met de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst af de vordering voor zover deze ziet op materiële schade en het toegewezen bedrag van € 203,45 overstijgt;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1], € 1.288,45(zegge twaalfhonderdachtentachtig euro en vijfenveertig eurocent) aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2014 tot en met de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 22 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. G. Perrick en
M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2014.
Mrs. De Weerd en Glerum zijn buiten staat mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (tussen de 300 en de 500 euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2]
en/of eetgelegenheid/cafetaria [naam], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
danwel met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging het geweld heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag (tussen de 300 en
500 euro) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2]
en/of eetgelegenheid/cafetaria [naam], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld
en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1]
en/of voornoemde [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij:
- een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft
getoond aan en/of gericht op die [aangever 1] en/of die [aangever 2] en/of
- ( daarbij) aan die [aangever 1] en/of aan die [aangever 2] de woorden "pak al het geld" en/of
"ik wil ook jouw geld en de Iphones en I-Pads" en/of "nog meer, nog meer"
en/of "niet de politie bellen, he" heeft toegevoegd, althans woorden van
gelijkende dreigende aard en/of strekking en/of
- terwijl hij, verdachte, (met een bivakmuts) zijn gezicht bedekt had;
2.
hij op of omstreeks 05 februari 2014 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans
in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3]
en/of [aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een
geldbedrag (van ongeveer 110 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 3] en/of [aangever 4], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij
- een (gas)pistool heeft getoond aan die [aangever 3] en/of die [aangever 4]
en/of
- de bovenkant van dat pistool heeft doorgeladen, althans met zijn (linker)
hand de bovenkant van dat pistool naar achteren heeft getrokken/bewogen en/of
- ( daarbij) die [aangever 3] en/of die [aangever 4] de woorden heeft
toegevoegd "Jongens, jullie weten wat dit is" en/of "Haal alle waardevolle
dingen eruit" en/of "geef bijvoorbeeld jullie telefoon", althans woorden van
gelijkende (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [aangever 3] tweemaal geld heeft laten opnemen/pinnen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 10-18 van het proces-verbaal dossiernummer 2014116251, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 145.
2.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 20-21.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 augustus 2014.
4.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 101-105.
5.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 110-112.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 augustus 2014.