ECLI:NL:RBMNE:2014:3566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
16/661811-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel corrumperen van minderjarige meisjes in IJsselstein

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel corrumperen van twee minderjarige meisjes, van wie de leeftijden 9 en 10 jaar waren op het moment van de feiten, die plaatsvonden op 15 juni 2013 in IJsselstein. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, omdat de gedragingen die onder de eerste twee aandachtstreepjes in de tenlastelegging zijn beschreven, geen bewijs voor ontuchtige handelingen opleveren. Voor het derde aandachtstreepje was er onvoldoende bewijs, wat leidde tot de vrijspraak van het eerste feit. Echter, de rechtbank achtte het tweede feit, het seksueel corrumperen, wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaringen van de minderjarige getuigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de psychiatrische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en de adviezen van deskundigen over de behandeling en begeleiding van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een behandeltraject. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen dergelijke schadelijke invloeden. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en de eerdere contacten van de verdachte met justitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661811-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) in 1963,
wonende aan de [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouwe naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het plegen van ontuchtige handelingen en aan het verrichten van seksuele handelingen ten overstaan van twee minderjarige meisjes.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat er voldoende bewijs is, gelet ook op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat de gedragingen die onder de eerste twee aandachtstreepjes worden beschreven wellicht niet gepast zijn, maar geen bewijs voor ontuchtige handelingen opleveren. De gedragingen die onder het derde aandachtstreepje worden beschreven blijken alleen uit de verklaring van [A]. Nu daaruit blijkt dat zij niet zeker weet of verdachte met zijn gezicht naar haar bewoog, kan er van wettig en overtuigend bewijs geen sprake zijn, zodat verdachte in de opvatting van de verdediging behoort te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt dat de gedragingen die onder de eerste twee aandachtstreepjes worden beschreven geen bewijs voor ontuchtige handelingen opleveren en dat voor het derde aandachtstreepje in beginsel alleen de verklaring van [A] kan worden gebruikt en dat dit onvoldoende is voor een bewezenverklaring. Nog daargelaten dat [A] niet zeker weet of verdachte met zijn gezicht in haar richting heeft bewogen.
Feit 2
Aangezien verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsvrouwe niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaring van [A]; [1]
- de verklaring van [X]; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting. [3]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op 15 juni 2013 te IJsselstein, [A], (geboren op [2003 1]) en [X]
(geboren op [2003 2]), van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft
bewogen getuige te zijn van (zijn, verdachtes) seksuele handelingen, immers heeft hij verdachte:
-zich begeven naar een boom waarin die [A] en [X] zaten en
-contact gezocht met die [A] en [X] en
- in de directe nabijheid van die [A] en [X] zijn stijve ontblote geslachtsdeel, vast gepakt en in zijn hand gehouden en aan die [A] en aan die [X] getoond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door R. Bout,
GZ-psycholoog en C.J. van Gestel, psychiater, die respectievelijk op 16 juli 2014 en
25 juli 2014 een rapport hebben uitgebracht. Uit deze rapporten blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychiatrische stoornis, te weten een psychotische stoornis, en van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de zin van zwakzinnigheid. Door Bout wordt geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Van Gestel heeft geadviseerd verdachte in enige mate toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de ‘Richtlijn psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken’ van 2012 niet meer uitgaat van een gradering in vijf ‘schalen’ (toerekeningsvatbaar, enigszins verminderd toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar, sterk verminderd toerekeningsvatbaar en ontoerekeningsvatbaar), maar dat gelet op gewijzigde inzichten binnen die beroepsgroep aanbevolen wordt te adviseren: al dan niet of verminderd toe te rekenen.
De rechtbank maakt de conclusies van de voornoemde deskundigen tot de hare en zal verdachte, gelet op voornoemde richtlijn, als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals weergegeven in het rapport van de reclassering. Voorts heeft officier van justitie gevorderd op te leggen een werkstraf voor de duur van 140 uur subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de rechtbank zou kunnen volstaan met een geheel voorwaardelijke sanctie, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Indien een werkstraf passend is, dan dient deze kort van duur te zijn, aldus de verdediging.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel corrumperen van twee meisjes van toen 9 en 10 jaar, op de manier zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven. Dergelijke handelingen kunnen een ongewenste en schadelijke invloed hebben op minderjarigen en zij dienen hiertegen te worden beschermd. Verdachte heeft hiermee artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht overtreden. Dit artikel strekt ertoe minderjarigen te beschermen en scheefgroei in de persoonlijke en seksuele ontwikkeling tegen te gaan.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 juni 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke zaken met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de inhoud van een de verdachte betreffend rapport van het Leger des Heils van 30 juni 2014. Hierin wordt geadviseerd om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een alcohol- en drugsverbod en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapporten door R. Bout, GZ-psycholoog en C.J. van Gestel, psychiater. Behalve hetgeen hierin wordt vermeld over de toerekeningsvatbaarheid, waarover de rechtbank zich hiervoor onder 7. heeft uitgelaten, wordt in de rapporten opgemerkt dat verdachtes verslaving opnieuw kan leiden tot het uitblijven van coping. Geadviseerd wordt verdachte (woon-)begeleiding op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Door Bout wordt nog opgemerkt dat deze behandeling zou kunnen plaatsvinden bij de Stichting Reinaerde, omdat verdachte daar al enkele jaren bekend is.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 80 uur met aftrek van het voorarrest, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en hiervoor vermeld. De straf die de rechtbank oplegt is lager dan die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat met deze strafmodaliteit kan worden volstaan nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken. Het dossier en het verhandelde op de zitting geeft de rechtbank geen aanleiding de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 248d van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak- verklaart het onder 1 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- het bewezen verklaarde levert het onder rubriek 6 genoemde strafbare feit op;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdacht tot een werkstraf voor de duur van
80 uursubsidiair 40 uur vervangende hechtenis;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
- beveelt dat een gedeelte, groot
50 uursubsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, van deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd vast van
drie jaar;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt;
- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen vijf dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis persoonlijk voor 17.00 uur meldt bij reclassering Leger des Heils, Zeehaenkade 30 te Utrecht en dit blijft doen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. het reeds ingezette traject bij Stichting Reinaerde of een soortelijke instelling voortzet en zich houdt aan het dagprogramma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. geen softdrugs, harddrugs en alcohol zal gebruiken en zal meewerken aan drugs- en/of alcoholcontroles;
- geeft opdracht aan Leger des Heils om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Glerum, voorzitter, mrs. G. Perrick en
P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2014.
Mr. Glerum is buiten staat mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2013 in IJsselstein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld en/of andere feitelijkheden [A] te dwingen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- zich heeft begeven naar een boom (in een speeltuin), waarin die [A]
zat en/of
-(vervolgens)(toen die [A] weer op de grond stond), een arm om die
heen heeft geslagen en/of
- zijn, verdachtes, mond, althans gezicht in de richting van de mond/gezicht
van die [A] heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2013 te IJsselstein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, (een) perso(o)n(en), [A],
(geboren op [2003 1]) en/of [X]( geboren op [2003 2]), van
wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft
bewogen getuige te zijn van (zijn, verdachtes) seksuele handelingen, immers
is/heeft hij verdachte:
-zich begeven naar een boom waarin die [A] en/of [X] zaten en/of
-contact gezocht met die [A] en/of [X] en/of
-zich in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [A] en/of
[X] afgetrokken en/of zijn (stijve) ontblote geslachtsdeel, althans een op
een penis gelijkend voorwerp, vast gepakt en/of in zijn hand gehouden en/of
aan die [A] en/of aan die [X] getoond.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 30-31 van het proces-verbaal dossiernummer PL0981 2013132776, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 50.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 33-35.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 augustus 2014.