ECLI:NL:RBMNE:2014:3565

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
16/661001-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met dodelijke afloop in Utrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 28 december 2013 zijn vriendin zwaar heeft mishandeld, wat leidde tot haar dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in een omgeving waar het slachtoffer zich veilig moest kunnen voelen, geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen zowel strafverzwarende als strafmatigende omstandigheden meegewogen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf had geëist van 12 maanden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, met de dood van het slachtoffer tot gevolg. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte, die zich op noodweer beriep, niet aannemelijk geacht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk geweld heeft gebruikt, wat heeft geleid tot de fatale afloop. De rechtbank heeft ook de impact van de daad op de nabestaanden en de samenleving in haar overwegingen betrokken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661001-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 19 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
gedetineerd in P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.J.A. Bakker, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 5 augustus 2014 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 28 december 2013 te Utrecht (
primair) [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, althans (
subsidiair) [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden, althans (
meer subsidiair) [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld ten gevolge waarvan zij op [2013] is overleden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van zware mishandeling met de dood tot gevolg, zodat het subsidiair ten laste gelegde bewezen dient te worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de verdachte integraal vrij te spreken wegens het ontbreken van causaal verband tussen de handelingen van verdachte en de dood van [slachtoffer] alsmede wegens het ontbreken van opzet. Voorts heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de doodslag zoals onder primair ten laste gelegd.
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke vorm) had op de dood van [slachtoffer].
4.3.2.
Bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Getuige [getuige 1], een medewerker van het hostel waar verdachte en [slachtoffer] woonden, hoorde op zaterdag 28 december 2013 omstreeks 23:00 tot 23:15 verdachte tegen [slachtoffer] schreeuwen dat zij haar bek moest houden en dat het een kankerhoer was. [getuige 1] zag dat verdachte [slachtoffer] de gang op duwde en de deur dicht gooide. [2] [slachtoffer] vertelde [getuige 1] dat verdachte haar had geslagen, bij haar keel had gegrepen en [verdachte] (de rechtbank begrijpt dat hiermee verdachte wordt bedoeld) zou haar met haar hoofd tegen de muur hebben gegooid. Ook vertelde zij dat ze last van haar knie had. Volgens [getuige 1] heeft zij verteld dat hij haar tegen de knie geschopt zou hebben. Zij heeft de schrammen in haar nek aan [getuige 1] laten zien. [getuige 1] zag dat zij tijdens het traplopen haar rechterknie niet kon belasten [3] .
[slachtoffer] heeft getuige [getuige 2], een medewerker van het hostel, op 28 december 2013 omstreeks 23:15 verteld dat verdachte haar geslagen en mishandeld had. Er was ook iets met haar knie. Volgens [getuige 2] had [slachtoffer] hem verteld dat haar keel was verwurgd en dat aan haar haar was getrokken. [4]
Getuige [getuige 3], een medewerkster van het hostel, heeft verklaard dat er op 28 december 2013 ruzie was tussen [slachtoffer] en [verdachte]. Zij heeft op enig moment [slachtoffer] mee naar beneden genomen. Zij bewoog haar been moeilijk. Haar knie was heel dik en pijnlijk. In haar hals zag [getuige 3] rode striemen en plekken en ze had last van een dikke neus. [slachtoffer] zei dat haar neus gebroken was omdat [verdachte] een kopje tegen haar neus had gegooid. [slachtoffer] was tegen haar knie getrapt, geduwd en bij de keel gegrepen door verdachte. Ze heeft haar vader gebeld. Ze wilde daarheen ([woonplaats]). Ze zou met de trein gaan. Ze sleepte de knie mee, bewoog niet. [5]
Getuige [getuige 4] was op zondag [2013] om 00:50 op het perron van het Centraal Station van Utrecht aan het wachten op de trein richting ’s-Hertogenbosch. [getuige 4] werd aangesproken door een klein vrouwtje, die vroeg of ze zijn telefoon mocht gebruiken om haar vader in [woonplaats] te bellen. [getuige 4] zag dat zij met haar rechterbeen een beetje mank liep. Daarbij hield zij continu haar rechter bovenbeen vast. Ze sprak op een wijze alsof zij pijn had. De vrouw vertelde [getuige 4] dat ze begeleid woonde met haar vriend, dat zij door haar vriend in elkaar was geslagen, dat het niet de 1e keer was dat zij ruzie hadden, dat haar knie gebroken was en dat haar vader 77 of 78 was en in[woonplaats] woonde. [6] [getuige 4] zag dat zij krassen in haar gezicht had zitten die bebloed waren. [7] [getuige 4] denkt dat de vrouw 1.60 groot was. [8]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] en hij sinds een half jaar een vaste relatie hebben en dat hij wist dat zij door de bloedverdunners al snel blauwe plekken kreeg. [9]
Getuige [vader], de vader van [slachtoffer], werd omstreeks 01:30 gebeld door [slachtoffer]. [slachtoffer] zei: ‘Papa, kom me maar halen, ik sta op het station in [woonplaats].’ [slachtoffer] is achterop mijn brommer gestapt en wij zijn teruggereden naar mijn huis. Toen we bij mij thuis kwamen is [slachtoffer] op de bank gaan liggen en ze is meteen in slaap gevallen, ze lag gewoon voor pampus. Rond 15:00 ben ik weer gaan kijken bij [slachtoffer]. Ik dacht dat ze nog steeds sliep. Anderhalf uur later kwam een vriend van mij langs, [X]. Ik ben toen weer naar [slachtoffer] gegaan en ik zag dat zij bloed bij haar neus had zitten. Ik heb toen 112 gebeld . [10]
Verbalisanten hoorden op zondag [2013] omstreeks 18:44 van de ambulancebroeders dat het slachtoffer al overleden bleek te zijn. [11]
Bij de sectie waren er tekenen van bij leven opgetreden, herhaaldelijke inwerking van uitwendig, mechanisch, botsend geweld op het hoofd en de romp zoals kan optreden ten gevolge van (zich) stoten of geslagen worden. Er waren tevens tekenen van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch botsend en/of samendrukkend geweld aan de ledematen, zoals kan optreden ten gevolge van stevig vastpakken, (zich) stoten of geslagen worden. Het onderzoek naar de ouderdom van een aantal van de letsels toont aan dat een deel van de letsels op het hoofd rond het tijdstip van het overlijden en een deel enkele uren vóór het overlijden waren ontstaan.
Het subdurale hematoom was recent en het gevolg van het botsende geweld op het hoofd. Een dergelijke bloeduitstorting neemt ruimte in beslag en drukt op de hersenen. Het kan snel maar ook langzamer ontstaan zodat, in het laatste geval, het slachtoffer aanvankelijk normaal kan functioneren. Indien de bloedverdunnende medicatie correct was ingenomen dan heeft de bloedverdunning mogelijk bijgedragen aan de
hoeveelheidvan het bloed onder het harde hersenvlies. Het subdurale hematoom heeft geleid tot herseninklemming en hierdoor geleidelijk opgetreden falen en uitval van belangrijke hersenfuncties. [12]
Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door herseninklemming ten gevolge van bloeduitstorting onder het harde hersenvlies ontstaan door botsend geweld op het hoofd. [13]
Het subdurale hematoom was maximaal ca. 24 uren oud, waarbij er kenmerken werden gevonden die eerder bij enkele tot 12 uur passen dan bij 12 tot 24 uren. Een ruimere marge wordt bij dit onderzoek genomen omdat het bekend is dat veranderingen (zoals die gebruikt worden bij het schatten van de ouderdom van een subduraal hematoom) individueel kunnen variëren. Het botsende geweld dat het subdurale hematoom heeft veroorzaakt heeft dus maximaal circa een dag voor het overlijden van [slachtoffer] plaatsgevonden. [14]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.3.
Bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
Op grond van de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] op zaterdagavond 28 december 2013 onder meer heeft geslagen, geduwd, gegooid en geschopt als gevolg waarvan zij letsel heeft opgelopen. Zo heeft [slachtoffer] tegen meerdere medewerkers van het hostel hetzelfde verklaard, te weten dat zij tijdens de ruzie door verdachte is geschopt, geduwd, gegooid en geslagen en bij haar keel is gegrepen. Deze medewerkers hebben het letsel dat [slachtoffer] had opgelopen als gevolg van de ruzie, zoals schrammen in de nek, striemen en plekken in de hals en een pijnlijke knie, bovendien zelf waargenomen bij [slachtoffer]. Ook getuige [getuige 4] heeft verklaard dat [slachtoffer] hem heeft verteld dat ze door haar vriend in elkaar was geslagen. [getuige 4] heeft eveneens gezien dat [slachtoffer] moeilijk liep en krassen in haar gezicht had die bebloed waren. Juist omdat [slachtoffer] enkele uren na de ruzie op het station tegen de haar niet bekende getuige [getuige 4], die daarom als volledig objectieve getuige moet worden beschouwd, hetzelfde heeft verklaard als eerder tegen de medewerkers van het hostel en ook [getuige 4] het desbetreffende letsel heeft waargenomen, is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld zoals hierboven omschreven. Dergelijke handelingen van verdachte sluiten ook aan bij het letsel dat bij de sectie van [slachtoffer] is geconstateerd, te weten herhaaldelijke inwerking van uitwendig, mechanisch, botsend geweld op het hoofd en de romp zoals kan optreden ten gevolge van (zich) stoten, geduwd, gegooid of geslagen worden en tekenen van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch botsend en/of samendrukkend geweld aan de ledematen, zoals kan optreden ten gevolge van stevig vastpakken, (zich) stoten, geduwd, gegooid of geslagen worden. Tot slot onderhielden verdachte en [slachtoffer] kennelijk een relatie waarbij veelvuldig geweld werd toegepast, zodat dergelijke handelingen van verdachte ook in dat kader passen.
De versie van de gebeurtenissen zoals door verdachte geschetst, te weten dat [slachtoffer] staande op een stoel verdachte meerdere malen heeft geslagen waarna verdachte uit zelfverdediging [slachtoffer] in een reflex slechts eenmaal in haar gezicht heeft geslagen, ten gevolge waarvan zij van de stoel op haar achterhoofd tegen de muur is gevallen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Deze verklaring van verdachte wordt immers niet gestaafd door andere verklaringen, en druist bovendien in tegen het feit dat getuigen op meerdere plekken, zoals op haar gezicht, hals en knie, letsel hebben waargenomen bij [slachtoffer]. In de ogen van de rechtbank heeft verdachte dan ook meer (mis)handelingen verricht dan hijzelf heeft verklaard, zodat de rechtbank voorbij gaat aan de verklaring van verdachte.
Causaal verband
Het pathologisch onderzoek heeft uitgewezen dat [slachtoffer] is overleden door zwaar lichamelijk letsel, te weten een herseninklemming ten gevolge van een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subdurale hematoom) ontstaan door botsend geweld op het hoofd. Het botsende geweld dat het subdurale hematoom heeft veroorzaakt heeft maximaal circa een dag voor het overlijden van [slachtoffer] plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel, met inachtneming van de op grond van vaste jurisprudentie bestaande causaliteitscriteria, dat de slagen die verdachte heeft toegebracht aan [slachtoffer] de onmisbare schakels hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid, terwijl het ook aannemelijk is dat dit gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door deze gedragingen van verdachte is veroorzaakt. De rechtbank wordt hierbij in haar overtuiging gesterkt doordat het slachtoffer nog op zondagmorgen naar het hostel heeft gebeld met de mededeling dat zij last had van hoofdpijn, zich misselijk voelde en moest braken. Ook heeft [slachtoffer] gedurende de nacht haar urine laten lopen over de vloer van de woning van haar vader. Dit wijst erop dat zij zich reeds gedurende de nacht en de daaropvolgende ochtend onwel voelde, hetgeen verklaard kan worden door het reeds eerder, als gevolg van de slagen van verdachte, ontstane subdurale hematoom. Anders dan de verdediging acht de rechtbank het niet reëel dat het slachtoffer is overleden door de enkele omstandigheid dat zij op zondagmorgen [2013] van de rand van het bed van haar vader is gevallen. Niet is gebleken dat zij door die val met haar hoofd ergens tegenaan is gekomen, terwijl de rand van het bed zich slechts op ongeveer 40cm van de grond bevond en de vloer was bekleed met dikke vloerbedekking. Ook voor het overige zijn er geen aanwijzingen dat een andere oorzaak het subduraal hematoom bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande de dood van [slachtoffer] redelijkerwijs aan het handelen van verdachte toe te rekenen, zodat om die reden het causaal verband tussen het handelen van verdachte en de dood van het slachtoffer wordt aangenomen.
Opzet
Algemeen bekend is dat een (of meerdere) vuistslag(en) op een kwetsbaar lichaamsonderdeel als het hoofd, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Deze kans is in dit geval bovendien vergroot doordat de verdachte een grote, sterke man is terwijl [slachtoffer] een kleine vrouw van ongeveer 1 meter 60 was en hij haar ook geduwd en gegooid heeft. Bovendien slikte [slachtoffer] bloedverdunners als gevolg waarvan bij een verwonding het bloed bij haar minder snel stolde dan normaal het geval zou zijn geweest. Verdachte wist dit. De rechtbank oordeelt dan ook dat de verdachte door te handelen zoals hij heeft gedaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg van zijn handelen bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Bij de verdachte was aldus sprake van opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 28 december 2013 te Utrecht aan zijn levensgezel [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een subduraal hematoom
("hersenbloeding")), heeft toegebracht, door opzettelijk
- [slachtoffer] (met veel kracht) op/tegen haar hoofd/gezicht en
haar lichaam/romp en haar ledematen te slaan en te
schoppen en te trappen en
- [slachtoffer] te slaan en (met veel kracht) te duwen en te gooien en
- [slachtoffer] bij haar keel/hals vast te houden en haar keel/hals
(met kracht) dicht te knijpen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op [2013] te [woonplaats] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
(subsidiair) het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met de dood ten gevolg.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. De verdediging heeft bepleit dat [slachtoffer] dermate agressief was jegens verdachte dat er sprake was een wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Zoals hiervoor uiteengezet acht de rechtbank de door verdachte geschetste versie van de gebeurtenissen, inhoudende dat [slachtoffer] verdachte vanaf een stoel herhaaldelijk sloeg waarbij verdachte [slachtoffer] in een reflex één klap heeft teruggeven waarna [slachtoffer] met haar hoofd tegen de muur is gevallen, niet aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet komen vast te staan dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] jegens verdachte waarbij een noodzakelijke verdediging door verdachte geboden was. De rechtbank verwerpt reeds om die reden het beroep op noodweer.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8.
Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, en met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. In het geval van bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde verzoekt de verdediging de rechtbank een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich jegens [slachtoffer] schuldig gemaakt aan zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend, door geweld uit te oefenen op onder meer het hoofd van [slachtoffer]. De dood van [slachtoffer] is onomkeerbaar en is voor haar nabestaanden ondraaglijk en afschuwelijk, hetgeen ook is gebleken uit de slachtofferverklaring die de moeder van [slachtoffer] heeft voorgelezen tijdens de terechtzitting. Dit vraagt om bestraffing. Het feit brengt bovendien gevoelens van ongeloof, verontwaardiging en onrust teweeg in de samenleving. Door een feit als dit wordt de rechtsorde ernstig geschokt.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte het geweld heeft gepleegd tegen zijn vriendin en in het hostel waar zij woonde, een omgeving waar zij zich juist veilig moest kunnen voelen. In strafmatigende zin heeft de rechtbank meegewogen dat de gebeurtenissen ook voor de verdachte zelf, die de dood van [slachtoffer] niet heeft gewild, moeilijk te verwerken zullen zijn: hij moet immers leven met de wetenschap verantwoordelijk te zijn voor de dood van een ander mens.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
  • een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 april 2014 dat 13 pagina’s beslaat en waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling en een poging tot zware mishandeling. Tevens blijkt hieruit dat verdachte voor het laatst is veroordeeld in 2005;
  • een psychologisch onderzoek van Pro Justitia van 25 maart 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het psychologisch onderzoek. Uit de dossierinformatie en uit de manier waarop verdachte zich tijdens het korte gesprekscontact heeft gepresenteerd, komen geen aanwijzingen naar voren van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Wel zijn er aanwijzingen voor mogelijke persoonlijkheidsproblematiek;
  • een psychiatrisch onderzoek van Pro Justitia van 22 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het psychiatrisch onderzoek. Er lijkt geen sprake van weigering op pathologische gronden;
  • een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 31 juli 2014 dan wel 1 augustus 2014 (abusievelijk gedateerd op 06 maart 2014) van Reclassering Nederland. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering problemen ziet op een groot aantal leefgebieden. De reclassering acht bij een veroordeling van verdachte toezicht geïndiceerd en meent dat ook behandelgesprekken wenselijk zijn. Een toezicht bij het Leger des Heils wordt geadviseerd en een behandeling bij De Waag. Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij de volgende bijzondere voorwaarden worden geadviseerd:
 meldplicht;
 behandelverplichting – ambulante behandeling;
 opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat de rechtbank hetzelfde bewezen heeft verklaard als door de officier van justitie gevorderd, aanleiding bestaat bij de straftoemeting aan te sluiten bij wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van
12 maandenwaarvan
4 maandenvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, begaan tegen zijn levensgezel met de dood ten gevolge.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
4 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na zijn invrijheidstelling en onherroepelijk worden van het vonnis binnen een werkdag meldt bij de Reclassering van het Leger des Heils, op het adres Zeehaenkade 30 te Utrecht. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van het Leger des Heils, afdeling Reclassering blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
5. zich ambulant moet laten behandelen bij de polikliniek De Waag of een vergelijkbare instelling (ook wanneer blijkt dat een ambulante verslavingsinstelling meer passend is), ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
6. meewerkt aan een aanmelding en verblijf bij “Overige woonvoorziening – begeleid wonen” of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan het Leger des Heils, afdeling Reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M Waarts, voorzitter,
mrs. G. Perrick en R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 28 december 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] van
het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
- [slachtoffer] (met veel kracht) op/tegen haar hoofd/gezicht en/of
haar lichaam/romp en/of haar ledematen geslagen en/of gestompt en/of getrapt
en/of geschopt en/of
- [slachtoffer] met haar hoofd tegen een muur, althans tegen een hard
voorwerp, geslagen en/of (met veel kracht) geduwd en/of gegooid en/of
- [slachtoffer] (van een stoel) geduwd en/of gegooid en/of (op/tegen
haar hoofd/gezicht) geslagen en/of gestompt, waardoor [slachtoffer]
(van die/een stoel is gevallen en) met haar hoofd (met veel kracht) tegen een
muur en/of de vloer, althans tegen een hard voorwerp, is gevallen/gekomen en/of
- [slachtoffer] bij haar keel/hals vastgehouden en/of haar keel/hals
(met kracht) dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden,
tengevolge waarvan [slachtoffer] op of omstreeks [2013] te
[woonplaats], althans in Nederland, is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 december 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, althans in Nederland, aan (zijn levensgezel) [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een subduraal hematoom
("hersenbloeding")), heeft toegebracht, door opzettelijk
- [slachtoffer] (met veel kracht) op/tegen haar hoofd/gezicht en/of
haar lichaam/romp en/of haar ledematen te slaan en/of te stompen en/of te
schoppen en/of te trappen en/of
- [slachtoffer] met haar hoofd tegen een muur, althans tegen een hard
voorwerp, te slaan en/of (met veel kracht) te duwen en/of te gooien en/of
- [slachtoffer] (van een stoel) te duwen en/of te gooien en/of
(op/tegen haar hoofd/gezicht) te slaan en/of te stompen, waardoor [slachtoffer]
(van die/een stoel is gevallen en) met haar hoofd (met veel kracht)
tegen een muur en/of de vloer, althans tegen een hard voorwerp, is
gevallen/gekomen en/of
- [slachtoffer] bij haar keel/hals vast te houden en/of haar keel/hals
(met kracht) dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op of omstreek
[2013] te [woonplaats], althans in Nederland, is overleden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 28 december 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, althans in Nederland, (zijn levensgezel) [slachtoffer]
, opzettelijk mishandelend
- ( met veel kracht) op/tegen haar hoofd/gezicht en/of haar lichaam/romp en/of
haar ledematen heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- met haar hoofd tegen een muur, althans tegen een hard voorwerp,
heeft geslagen en/of (met veel kracht) heeft geduwd en/of heeft gegooid en/of
- ( van een stoel) heeft geduwd en/of heeft gegooid en/of (op/tegen haar
hoofd/gezicht) heeft geslagen en/of heeft gestompt, waardoor [slachtoffer]
(van die/een stoel is gevallen en) met haar hoofd (met veel kracht)
tegen een muur en/of de vloer, althans tegen een hard voorwerp, is
gevallen/gekomen en/of
- bij haar keel/hals heeft vastgehouden en/of (met kracht) haar keel/hals
heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden,
waardoor [slachtoffer] pijn heeft ondervonden en/of letsel heeft bekomen en tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op of omstreeks
[2013] te [woonplaats], althans in Nederland, is overleden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende einddossier van de Politie Utrecht met zaaknummer 2013293678 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 54.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 55.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 62.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], pag. 68.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], pag. 49.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], pag. 50.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], pag. 51.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 162.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer], pag. 22, 23 en 24.
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 19.
12.Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van het Nederlands Forensisch Instituut van 27 maart 2014, pag. 5 en 6.
13.Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van het Nederlands Forensisch Instituut van 27 maart 2014, pag. 7.
14.Brief van 17 juni 2004 van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende de beantwoording van aanvullende vragen, pag. 2 onderaan en pag. 3 bovenaan.