ECLI:NL:RBMNE:2014:3550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
16/700576-14, 16/154186-12 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, vernieling en bedreiging met voorbedachten rade in Zeist

Op 2 maart 2014 heeft de verdachte, samen met twee anderen, een woning in Zeist binnengedrongen waar het slachtoffer zich bevond. De verdachte heeft het slachtoffer mishandeld met een ploertendoder, waarbij hij meerdere keren op diens schouders, rug en armen heeft geslagen. Daarnaast heeft hij een computerscherm en meerdere ruiten van de woning vernield en het slachtoffer en een getuige met de dood bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarbij ook een eerdere gevangenisstraf van één maand ten uitvoer werd gelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien hij wist dat het slachtoffer in de woning aanwezig was en hij met een wapen naar de woning ging. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks het alcoholgebruik van de betrokkenen. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, vernieling en bedreiging, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700576-14, 16/154186-12 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
gedetineerd in het Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.T.G. van Wandelen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: met voorbedachten rade, samen met een ander, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2: samen met een ander ruiten en een laptop heeft vernield;
feit 3: samen met een ander [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen wat betreft feit 3. De officier van justitie heeft gevorderd het overige dat aan verdachte is ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft allereerst opgemerkt dat er behoedzaam dient te worden omgegaan met de belastende verklaringen in deze zaak, aangezien de aangever, [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]), en zijn vrienden veel alcohol hadden genuttigd en er sprake is van een complexe verhouding tussen hen en verdachte.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling. Uit het letsel van [slachtoffer 1] kan worden afgeleid dat er niet met veel kracht is geslagen. Het slaan op de schouder, rug en arm en het slaan richting het hoofd levert niet zonder meer de kans op zwaar lichamelijk letsel op. Dat geldt ook voor het gooien van een fles richting [slachtoffer 1].
Ook van voorbedachten rade is geen sprake. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij bij [slachtoffer 1] kwam om te praten, niet om hem te mishandelen. Bovendien staat niet vast dat verdachte de ploertendoder bij zich had toen hij naar de woning kwam. Hij kan deze ploertendoder ook pas hebben gepakt toen hij al in de woning was. Daarnaast is van belang dat ook al had verdachte de ploertendoder bij zich, dit niet zonder meer leidt tot de conclusie dat sprake is van voorbedachten rade. De hevige gemoedsbeweging bij verdachte is een belangrijke contra-indicatie dat hij heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg.
Het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen kan eveneens niet worden bewezen. De enkele aanwezigheid van [A] (hierna te noemen: [A]) in de woning is onvoldoende om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen behoudens het medeplegen. Ook bij dit feit is niet meer bewijs voorhanden dan dat [A] in de woning aanwezig was op het moment van de vernieling.
Voor wat betreft feit 3 kan alleen de verbale bedreiging van [slachtoffer 1] worden bewezen verklaard. De vermeende bedreiging van [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2]), zoals blijkt uit zijn aangifte, wordt niet gesteund door andere bewijsmiddelen. Ook de bedreiging door middel van de vernieling van de ruiten en de laptop kan niet worden bewezen, omdat dit juridisch gezien geen bedreiging oplevert. Daarnaast kan ook hier uit de enkele aanwezigheid van [A] in de woning geen medeplegen worden afgeleid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het bewijs [1]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 2 maart 2014 in de woning van [slachtoffer 2] in [woonplaats] was. [2] [slachtoffer 1] hoorde dat er ineens hard op de deur werd gebonkt en dat er glas brak. Vervolgens zag hij verdachte op zich afstormen met een ploertendoder in zijn hand. Verdachte schreeuwde bedreigingen en begon hem hard te slaan met de ploertendoder, een uitschuifbare ijzeren wapenstok. [slachtoffer 1] voelde harde klappen op zijn schouders, onderarmen en rug. Ook zag hij dat verdachte in de richting van zijn hoofd sloeg. [slachtoffer 1] kon deze klappen blokkeren met zijn onderarmen. Hij voelde heftige pijnen op de plekken waar hij werd geraakt. [slachtoffer 1] zag dat er een tweede persoon binnen kwam die een bivakmuts naar beneden trok. Dat lukte niet helemaal en hij herkende deze persoon als [A] (de rechtbank begrijpt: [A]). [slachtoffer 1] zag dat [A] een lege glazen drankfles naar hem gooide die zijn hoofd op een haar na miste. Nadat [A] de kamer uit was gerend, hoorde [slachtoffer 1] verdachte zeggen dat hij hem, [slachtoffer 1], dood zou maken. Nadat verdachte vertrok, hoorde [slachtoffer 1] enorm veel glasgerinkel. Hij zag dat verdachte vrijwel alle ruiten van de voorzijde van de woning had kapot geslagen. [3]
De politie heeft [slachtoffer 1] een wapen getoond. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij dit wapen herkent als de ploertendoder waarmee verdachte hem heeft geslagen. [4]
De verbalisant die op 2 maart 2014 de aangifte van [slachtoffer 1] opneemt, ziet bij [slachtoffer 1] op zijn bovenlichaam diverse langwerpige striemen cq blauwe plekken die opgezet en rood/blauw zijn. [5]
Op 2 maart 2014 heeft [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1]) verklaard dat hij op de avond van 1 maart 2014 naar [C] een Whatsapp-bericht stuurde dat hij in de woning van [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) was. Kort na 01.45 uur ’s nachts werd er aangebeld bij de woning. [getuige 1] deed de deur open en zag verdachte met een knuppel, vermoedelijk een ploertendoder, in zijn hand. [6] Naast verdachte zag [getuige 1] een jongen met een zwarte bivakmuts op. [getuige 1] probeerde de deur van de woning dicht te doen, waarop verdachte met de knuppel de ruit van de deur insloeg. Hij zag dat verdachte direct in de richting van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) liep. Hij zag dat [slachtoffer 1] door verdachte werd geslagen op zijn rug, schouders en armen. Tijdens het wegrennen sloeg verdachte een beeldscherm en de ruiten van de woning kapot. [7]
[slachtoffer 2] heeft namens zichzelf en benadeelde [woningbouwvereniging] aangifte gedaan van vernieling. Hij heeft verklaard dat hij de bewoner is van een woning aan de [straat] in [woonplaats] en dat hij deze woning huurt van de woningbouwvereniging [woningbouwvereniging]. [slachtoffer 2] zag dat verdachte met een ploertendoder de woonkamer kwam binnenstormen en gelijk in de richting van [slachtoffer 1] liep en diverse keren insloeg op het lichaam van [slachtoffer 1]. Ook sloeg verdachte met de ploertendoder tegen zijn computer, waardoor deze beschadigd raakte. [8] Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte en de persoon met de bivakmuts bij het verlaten van de woning naar [slachtoffer 1] en hem riepen: “we pakken jullie nog wel” en “we maken jullie dood”. [9]
[slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte binnen kwam stormen en recht op [slachtoffer 1] af ging. Verdachte heeft [slachtoffer 1] als eerste geslagen. [slachtoffer 2] zag dat verdachte met de ploertendoder tegen het hoofd van [slachtoffer 1] probeerde te slaan. [10]
Getuige [getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2]) heeft verklaard dat hij op 2 maart 2014 zag dat een jongen uit de woning van [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) kwam lopen. Vervolgens zag [getuige 2] dat twee jongens langs hem heen renden. Eén jongen herkende hij als [C]. [getuige 2] zag dat de jongen die uit de woning van [slachtoffer 2] was gekomen ook in zijn richting kwam. Hij herkende deze jongen als [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). [getuige 2] zag dat [verdachte] een ploertendoder in zijn hand had. [11] [verdachte] liep naar de andere twee jongens en [getuige 2] hoorde hem zeggen: “Waar waren jullie nou, jullie zouden me indekken, nu was er in een keer helemaal niemand meer. Zagen jullie hoe ik die jongen sloeg?” [getuige 2] zag in zijn achteruitkijkspiegel [verdachte] bij de voetbalkooi wegrennen. [12]
Verbalisant [verbalisant] vond op 2 maart 2014 in de directe omgeving van de voetbalkooi een ploertendoder. [13]
Verdachte heeft op 6 maart 2014 verklaard dat hij van [C] heeft gehoord dat [slachtoffer 1] in de woning van [slachtoffer 2] was. Verdachte is samen met [A] en [C] (de rechtbank begrijpt: [A] en [C]) naar [slachtoffer 1] toe gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij helemaal gek werd en doordraaide. [14]
De genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
4.3.2.1 Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de vernieling tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft plaatsgevonden. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat medeverdachte [A] wist dat de vernielingen door verdachte zouden worden gepleegd. Het feit dat [A] op het moment van de vernielingen in de woning dan wel in de buurt van de woning was en zich wellicht onvoldoende heeft gedistantieerd, brengt nog niet met zich dat hij bij deze vernieling bewust en nauw heeft samengewerkt met verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen ten aanzien van feit 2.
4.3.2.2 Bewijsoverweging ten aanzien van de betrouwbaarheid van de getuigen
De raadsvrouw heeft betoogd dat met de belastende verklaringen in deze zaak zeer behoedzaam moet worden omgegaan, gelet op de complexe verhoudingen en het alcoholgebruik van de getuigen voorafgaand aan het incident.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belastende verklaringen voldoende betrouwbaar om deze voor het bewijs te bezigen. De rechtbank heeft daarbij met name in aanmerking genomen dat voornoemde verklaringen op essentiële onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo wordt ook door getuige [getuige 2], wiens betrouwbaarheid niet is betwist en wie geldt als onafhankelijke getuige, belastend over verdachte verklaard. Verder wordt door de politie een ploertendoder aangetroffen op de plek waar verdachte deze zou hebben weggegooid en waar getuige [getuige 2] hem heeft gezien. Bij [slachtoffer 1] wordt letsel geconstateerd dat past bij het gebruikte wapen.
4.3.2.3 Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Opzet op zware mishandeling
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1]. Verdachte heeft met een ploertendoder in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen. [slachtoffer 1] heeft deze klappen met zijn arm af moeten weren. De rechtbank acht een ploertendoder, bestaande uit een ijzeren staaf met een verdikt uiteinde, zonder meer geëigend tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft met deze ploertendoder meerdere keren geslagen in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1]. Dat het slaan met een dergelijke ijzeren staaf ernstige verwondingen kunnen veroorzaken aan het hoofd, is evident. Verdachte heeft door voornoemde gedragingen aldus de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat in dit geval slechts sprake is van gering letsel doet daar niet aan af.
Voorbedachten rade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met voorbedachten rade gehandeld. De rechtbank leidt dit af uit het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] zich in de woning van [slachtoffer 2] bevond en is hier vervolgens samen met [C] en [A] naar toe gegaan.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank, met name op basis van de verklaring van getuige [getuige 1], van oordeel dat verdachte de ploertendoder al bij zich had toen hij naar de woning toeging. Medeverdachte [A], die samen met verdachte naar de woning ging, droeg een bivakmuts. Nadat verdachte de woning binnen kwam, ging hij direct op [slachtoffer 1] af en begon hem te slaan, zo blijkt uit de getuigenverklaringen. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte naar de woning ging om met [slachtoffer 1] te praten.
Daarbij komt, dat door getuige [getuige 2] is verklaard dat hij hoorde dat verdachte tegen [A] en [C] zei: “Jullie zouden me toch indekken?”. Deze opmerking van verdachte duidt erop dat voorafgaand aan het incident door verdachte en de medeverdachten is besproken wat er zou gaan gebeuren.
Alle voornoemde omstandigheden wijzen op een tevoren genomen besluit om [slachtoffer 1] te mishandelen. Verdachte heeft gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en heeft zich daarvan rekenschap kunnen geven. Van contra-indicaties is niet gebleken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigen bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de poging tot zware mishandeling tezamen en in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank leidt dit met name af uit het feit dat verdachte samen met [C] en [A] naar de woning van verdachte is gegaan, samen met hen naar de vijfde etage is gelopen en vervolgens samen met [A] de woning is binnengegaan. De actieve betrokkenheid van [A] blijkt vervolgens duidelijk uit het feit dat hij, op het moment dat het gevecht in de woning nog gaande was, een glazen fles in de richting van [slachtoffer 1] heeft gegooid. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [A].
4.3.2.4 Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Door [slachtoffer 2] is verklaard dat zowel verdachte als [A] hem en [slachtoffer 1] met de dood bedreigden. Deze verklaring vindt, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende steun in de aangifte van [slachtoffer 1].
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het gedrag van verdachte op het moment dat hij de verbale bedreigingen uitte -namelijk het inslaan van ruiten met een ploertendoder en het vernielen van andere spullen- wel degelijk juridische relevant voor deze bedreiging. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook niet partieel vrijspreken, zoals de raadsvrouw heeft verzocht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 02 maart 2014 te Zeist, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer 1] meermalen met een ploertendoder, op/tegen diens schouder en rug en armen heeft geslagen en
- met die ploertendoder heeft geslagen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1], en
- een fles Wodka in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 02 maart 2014 te Zeist opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2] of woningbouwvereniging [woningbouwvereniging], heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een ploertendoder tegen ruiten en een computerscherm in voornoemde woning van [slachtoffer 2] en/of woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] te slaan;
3.
op 02 maart 2014 te Zeist, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd:
- " ik maak je dood" en/of
- " we pakken jullie nog wel, we maken je dood"
waarbij verdachte met een ploertendoder tegen ruiten van de woning van voornoemde [slachtoffer 2] en een computerscherm in voornoemde woning heeft geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

6.1
De standpunten van de verdediging en van de officier van justitie
De verdediging heeft betoogd dat verdachte heeft geslagen, nadat hij zelf door [slachtoffer 1] met een moker en/of een dweilstok is geslagen. Het slaan door verdachte was aldus noodzakelijk ter verdediging van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lichaam. De verdediging is dan ook van mening dat een geslaagd beroep op noodweer kan worden gedaan.
De officier van justitie is van mening dat verdachte geen beroep kan doen op noodweer. Uit het dossier blijkt dat verdachte naar de woning is gegaan met een ploertendoder en dat hij [slachtoffer 1] als eerste heeft geslagen. Niet blijkt van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waardoor verdachte zich mocht verdedigen.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een ploertendoder doelbewust naar [slachtoffer 1] is toegegaan. Voorts blijkt dat verdachte de woning van [slachtoffer 2] is binnengedrongen, naar [slachtoffer 1] is toegegaan en hem als eerste met de ploertendoder heeft geslagen. Uit de afgelegde verklaringen volgt dat verdachte de agressor is geweest. Het door de raadsvrouw geschetste scenario dat verdachte eerst door [slachtoffer 1] met een moker of dweilstok is geslagen, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Overigens merkt de rechtbank op dat eveneens niet aannemelijk is geworden dat verdachte op een later moment door [slachtoffer 1] met de moker zou zijn geslagen. Dit vindt namelijk geen steun in de verklaringen van de getuigen en van aangever. Evenmin is gebleken van enig letsel bij verdachte.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsvrouw verworpen. Ook overigens is het bestaan van een rechtvaardigingsgrond niet aannemelijk geworden.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
feit 2: vernieling, meermalen gepleegd;
feit 3: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
De standpunten van de verdediging en van de officier van justitie
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat, indien de grenzen van noodzakelijke verdediging door verdachte zijn overschreden, er sprake is van noodweerexces. Verdachte heeft namelijk gehandeld vanuit een hevige gemoedsbeweging. Als gevolg van die hevige gemoedsbeweging heeft verdachte vervolgens goederen vernield en [slachtoffer 1] bedreigd (feiten 2 en 3). Dit leidt tot de conclusie dat verdachte, volgens de verdediging, van alle feiten dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, nu geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, ook dit verweer van de raadsvrouw niet kan slagen.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het overwogene in 6.2 is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Verdachte kan dan ook geen beroep doen op noodweerexces, noch voor feit 1, noch voor de feiten 2 en 3. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft verzocht hierbij als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte zich zal melden bij de reclassering en zal meewerken aan een ambulante behandeling. De officier van justitie heeft gevorderd deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij het opleggen van de straf rekening te houden met de rol van [slachtoffer 1], de verwikkelingen die aan dit incident vooraf zijn gegaan en het zeer lichte letsel dat bij [slachtoffer 1] is geconstateerd. Verder heeft de verdediging gewezen op de complexe jeugd die verdachte heeft gehad. Door de verdediging is betoogd dat verdachte baat heeft bij een behandeling door het FACT-team van Altrecht.
Primair is verzocht aan verdachte een kortere gevangenisstraf op te leggen dan het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel de duur van het voorarrest niet te boven gaat en waarvan aan het voorwaardelijk deel een meldplicht en een ambulante behandelverplichting worden verbonden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is samen met twee anderen naar een woning gegaan, waarvan hij wist dat het slachtoffer daar was, is de woning binnengedrongen - met vernieling van een ruit - en heeft het slachtoffer mishandeld met een ploertendoder. Vervolgens heeft verdachte een computerscherm en meerdere ruiten van de woning vernield en heeft hij het slachtoffer en een getuige met de dood bedreigd. De rechtbank vindt dit ernstig feiten. Het feit dat verdachte met een vooropgezet plan naar de woning is gegaan om het slachtoffer door middel van een ploertendoder te mishandelen, maakt dit extra kwalijk.
Het spreekt voor zich dat dit soort feiten een grote impact heeft op het slachtoffer en de aanwezige getuigen. Dit blijkt ook uit het feit dat de vriendin van het slachtoffer in paniek over het balkon van de vijfde verdieping is geklommen om bij de buren de politie te kunnen bellen. De omstandigheden dat het ’s nachts plaatsvond en een van de medeverdachten een bivakmuts over zijn hoofd had, maakt dit voorval extra beangstigend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren meerdere keren is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een psychologische en psychiatrische rapportage, opgemaakt op respectievelijk 23 april 2014 en 30 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte aan deze onderzoeken niet heeft willen meewerken. Uit het psychologische rapport blijkt dat ambulante behandeling in het verleden nauwelijks haalbaar is gebleken.
Voorts heeft de rechtbank gelet op een over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van 16 juli 2014, waarin wordt geadviseerd aan verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting (inhoudende een behandeling voor persoonlijkheidsproblematiek bij het FACT-team) op te leggen.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten kan naar het oordeel van de rechtbank niet met een andere straf worden volstaan dan met een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in het verleden meerdere keren is veroordeeld tot voorwaardelijke straffen. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om, terwijl hij in verschillende proeftijden liep, de thans bewezen verklaarde feiten te plegen. De rechtbank merkt voorts op dat in de bijzondere voorwaarden die op 29 november 2013 aan verdachte zijn opgelegd, en waarvan de proeftijd loopt tot ten minste 14 december 2015, ook is opgenomen dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden ziet de rechtbank thans geen meerwaarde in het opnieuw opleggen van een voorwaardelijke straf en het opleggen van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging geheel toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd, in geval de rechtbank aan verdachte een kortere gevangenisstraf zal opleggen dan hij in voorarrest heeft doorgebracht, de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering niet, dan wel niet geheel, toe te wijzen, zodat verdachte zo spoedig mogelijk kan starten met de ambulante behandeling.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de stukken bevindt zich de op 18 april 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/154186-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 23 november 2012 van de politierechter te Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of één van de andere aan hem opgelegde voorwaarden heeft overtreden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde voorwaardelijke straf te gelasten, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g, 45, 47, 57, 63, 285, 302, 303 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
feit 2: vernieling, meermalen gepleegd;
feit 3: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16/154186-12 door de politierechter van de rechtbank Utrecht bij vonnis d.d. 23 november 2012 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter, mrs. A. van Maanen en J. Ebbens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2014.
Mr. Van Maanen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 maart 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
- die [slachtoffer 1] (meermalen) met een ploertendoder, althans een (groot) slagvoorwerp, op/tegen diens schouder(s) en/of rug en/of arm(en) en/of (elders) tegen het lichaam hebben/heeft geslagen en/of
- met die ploertendoder, althans dat grote slagvoorwerp hebben/heeft geslagen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1], en/of
- een fles Wodka, althans een hard voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] hebben/heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 maart 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of woningbouwvereniging [woningbouwvereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk:
- ( al dan niet met een ploertendoder) tegen een of meer ruit(en) en/of een computerscherm
in voornoemde woning van [slachtoffer 2] en/of woningbouwvereniging [woningbouwvereniging]te slaan;
artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 02 maart 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]de woorden toegevoegd:
- " ik maak je dood" en/of
- " we pakken jullie nog wel, we maken je dood"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) al dan niet met een ploertendoder tegen een of meer ruit(en) van
de woning van voornoemde [slachtoffer 2]en/of een computerscherm in voornoemde woning heeft/hebben geslagen;
artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
(de gewijzigde onderdelen van de tenlastelegging zijn vetgedrukt weergegeven)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in de aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer PL0920 2014050519 (pagina 1 tot en met 86) en PL0920 2014050519A, B en C (pagina 1 tot en met 131), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1], d.d. 2 maart 2014, p. 12 van PL0920 2014050519.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1], d.d. 2 maart 2014, p. 13 van PL0920 2014050519.
4.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1], d.d. 2 maart 2014, p. 14 van PL0920 2014050519.
5.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1], d.d. 2 maart 2014, p. 15 van PL0920 2014050519.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 2 maart 2014, p. 48 van PL0920 2014050519.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 2 maart 2014, p. 49 van PL0920 2014050519.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], d.d. 2 maart 2014, p. 23 van PL0920 2014050519.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], d.d. 2 maart 2014, p. 24 van PL0920 2014050519.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 19 juni 2014, p. 2.
11.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 2 maart 2014, p. 52 van PL0920 2014050519.
12.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 2 maart 2014, p. 53 van PL0920 2014050519.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 maart 2014, p. 32 van PL0920 2014050519.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], d.d. 6 maart 2014, p. 27 van PL0920 2014050519A.