Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 april 2014
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte uitlatingen van [eiser]
- het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2014.
2.De feiten
De medewerker ontvangt over feitelijk gewerkte uren een bruto All-in uurtarief welke per opdrachtbevestiging wordt bepaald. Uitbetaling van de uren gebeurt maandelijks op basis van de geplande uren per project. Daarbij worden de fiscale regels in acht genomen.
3.Het geschil
Primairte verklaren voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2014 nietig is, dan wel deze opzegging te vernietigen en te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst na 1 februari 2014 voortduurt tot aan de datum van rechtsgeldige beëindiging;
Subsidiairte verklaren voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen eiser en SVO door SVO kennelijk onredelijk is opgezegd en
primairde dienstbetrekking tussen eiser en SVO te herstellen per 1 februari 2014, althans een zodanige datum als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren,
subsidiairSVO te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad € 41.107,11 bruto, althans een zodanige datum (de kantonrechter leest: een zodanig bedrag) als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
primairde dienstbetrekking tussen eiser en SVO te herstellen per 1 februari 2014, althans een zodanige datum als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren,
subsidiairSVO te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad € 41.107,11 bruto, althans een zodanige datum als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
primairte veroordelen om de integrale juridische kosten van eiser te vergoeden, in redelijkheid vast te stellen op € 10.000,00 inclusief btw.
SubsidiairSVO te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de procesadvocaat daaronder begrepen.
4.De beoordeling
structurelesituatie, door het van tijd tot tijd sterk wisselen van het aantal door [eiser] gewerkte uren.
niettegen verzet dat bedragen die op transparante en begrijpelijke wijze als loon voor de minimale jaarlijkse vakantie in de zin van die bepaling in de vorm van uitkeringen in gedeelten, verspreid over het betrokken arbeidsjaar, worden uitbetaald samen met het loon voor verrichte arbeid, worden verrekend met het loon voor een bepaalde vakantie die de werknemer daadwerkelijk opneemt. Uit de op dit arrest van het HvJ Justitie volgende Nederlandse jurisprudentie leidt de kantonrechter af dat in bijzondere gevallen een all-in salaris toelaatbaar wordt geacht.
"hoger all-in uurtarief". SVO beroept zich daar ook op. [eiser] heeft niet betwist dat het all-in loon bijna twee keer zo hoog is als het loon van de werknemers die onder de cao BVE of KBB vallen. Hij is evenmin ingegaan op de stelling van SVO dat expliciet een (hoog) all-in uurloon was overeengekomen. Hij heeft niet aangegeven wat hij dan wel onder een all-in uurloon heeft verstaan. Voorts neemt de kantonrechter in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat hij gedurende het dienstverband met SVO van ruim 5 jaar ooit om vaststelling van doorbetaalde vakantiedagen heeft verzocht, of dat hij op enig moment aan SVO te kennen heeft gegeven dat de regeling omtrent de vakantiedagen onredelijk was. De kantonrechter leidt daaruit af dat het hem kennelijk duidelijk was dat het recht op vakantiedagen (inderdaad) in het all-in uurloon was verdisconteerd.
Opleidingenverplicht aangesloten zijn bij het ABP, en wel op grond van artikel 2 van de Wet Privatisering ABP. SVO
Holdingvalt volgens SVO niet onder de werkingssfeer van artikel 2 van de Wet Privatisering ABP.
"overheidswerknemer"in artikel 2 van die wet en niet van de omschrijving in artikel 2 van het BBA. SVO heeft haar stellingen dat SVO Holding hier niet onder valt uitgebreid onderbouwd.
"in de verkeerde onderneming is geplaatst". Hij baseert zich op de omstandigheid dat vanuit SVO Opleidingen met hem gecommuniceerd werd over de veranderingen binnen de opleiding, op de brief van SVO dat is overeengekomen dat hij als docent NT-2 voor SVO Opleidingen ingezet kan worden en op de urenverantwoording, waarin staat dat hij voor de SVO-Unit Opleidingen werkzaam is.
Holdingin plaats van bij SVO
Opleidingen. De website van de SVO Groep vermeldt immers dat SVO Opleidingen binnen de SVO Groep verantwoordelijk is voor de uitvoering van de door het Ministerie van OCW bekostigde mbo-opleidingen. Ter zitting is namens SVO verklaard dat ook het NT2‑onderwijs (welk onderwijs mede door [eiser] werd gegeven) (deels) door OCW werd gefinancierd. Verder vermeldt de website dat SVO Holding de
"overige onderdelen"van de SVO Groep ondersteunt, namelijk HR, het bedrijfsbureau, accountmanagement, product management en communicatie. Het geven van taalonderwijs is hierbij echter niet vermeld.
"bewust en ondubbelzinnig"kiest voor een
"hoger All-in uurtarief"(artikel 3 lid 1 arbeidsovereenkomst);
"ondergebracht", verworpen.
"de medewerkers"(met wie hij – naar de kantonrechter begrijpt – alle werknemers bedoelt) binnen SVO Holding onverplicht zijn aangesloten bij de pensioenregeling van het ABP, niet concreet onderbouwd. Nu [eiser] zelf stelt dat hij vanwege de vorm van zijn arbeidsovereenkomst niet bij die pensioenregeling is aangesloten, gaat de kantonrechter ervan uit dat voor zover de andere werknemers van SVO Holding wél bij een pensioenregeling zijn aangesloten, deze werknemers arbeidsvoorwaarden hebben die vergelijkbaar zijn met die van de werknemers van SVO Opleidingen. Dit valt ook af te leiden uit de verklaring namens SVO ter comparitie, dat ten aanzien van een paar individuele gevallen binnen de Holding de cao wel wordt toegepast, maar dat deze een beduidend lager uurloon (€ 17,--) ontvangen. [eiser] heeft dit ter comparitie niet betwist.
"docerend personeel".
"onderwijsinrichting"merkt de kantonrechter het volgende op. [eiser] is in dienst van SVO Holding. SVO is een opleidingspartner en biedt mbo-opleidingen aan. Dat – zoals door [eiser] is aangevoerd – binnen de holding andere activiteiten worden verricht, zoals accountmanagement en productmanagement, betekent niet dat dit de doelstelling van de organisatie als geheel verandert; de belangrijkste doelstelling van de organisatie blijft het geven van onderwijs en de holding ondersteunt de onderdelen van de SVO-groep daarin, met activiteiten die daaraan ondergeschikt zijn.
nemersbijdrage aan haar te betalen, indien SVO in deze procedure veroordeeld zou worden om een werk
geversbijdrage op grond van een pensioenregeling aan het ABP te betalen.