ECLI:NL:RBMNE:2014:3490

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
2917553
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering van een payrollmedewerker in de thuiszorg na betalingsachterstand opdrachtgever

In deze zaak vorderde de eiseres, een payrollmedewerker in de thuiszorg, betaling van achterstallig salaris van de besloten vennootschap Art and Care B.V. De eiseres had van 11 januari 2011 tot 23 januari 2012 werkzaamheden verricht voor de familie [A] op basis van een payrollovereenkomst. Na een betalingsachterstand van de opdrachtgever gaf Art and Care de medewerker opdracht om haar werkzaamheden te staken. De eiseres stelde echter een loonvordering in, omdat zij van mening was dat de payrollovereenkomst als een arbeidsovereenkomst moest worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de payrollovereenkomst inderdaad als een arbeidsovereenkomst moest worden gekwalificeerd, gezien de veelheid aan instructies en de gezagsverhouding tussen partijen. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres recht had op doorbetaling van haar loon, omdat Art and Care niet voldoende duidelijk had gemaakt dat zij niet langer werkzaamheden mocht verrichten voor de familie [A]. De kantonrechter kende de eiseres een bedrag van € 4.368,32 bruto toe, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 10% en wettelijke rente. Daarnaast werd Art and Care veroordeeld in de proceskosten, die op € 712,80 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter P. Krepel op 20 augustus 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2917553 UC EXPL 14-4825 PK/1097
Vonnis van 20 augustus 2014
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. L. van Dijk,
tegen:
de besloten vennootschap
Art and Care B.V.,
gevestigd te Bussum,
verder ook te noemen Art and Care,
gedaagde partij,
procederende bij R.W. Bechger.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 april 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 mei 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 15 januari 2011 een overeenkomst aangegaan. De schriftelijke bevestiging daarvan vermeldt onder meer:
"Betreft: Bevestiging PAYROLL overeenkomst
Geachte mevrouw [eiseres],
Hierbij bevestigen wij het verzoek tot payroll overeenkomst volgens 8i (volgens het arbeidsreglement) van u en uw opdrachtgever(s) fam [A](…) te hebben ontvangen. (…)
Startdatum 11-01-2011
Einddatum ___________. Zonder einddatum is een stilzwijgende verlenging per 6 maanden. De einddatum treedt in zodra uw opdrachtgevers geen gebruik meer van uw diensten kunnen of willen maken. Of wanneer u zich onvoldoende in de functieomschrijving zal bekwamen. Of wanneer u zelf wenst op te zeggen. Een opzegtermijn van 1 maand is aan de orde. Uitgezonderd hierbij is de 1e proef maand. (…)
Functie: ziekenverzorgende in de thuiszorg situatie
Functieomschrijving:
De uitvoering van uw werkzaamheden vinden plaats bij de aan u bemiddelde opdrachtgevers, welke na een korte kennismaking u deze werkzaamheden wensen te laten uitvoeren. U volgt hierbij zoveel mogelijk het protocol of instructie welke u zijn uitgelegd en waarvan u geacht wordt zichzelf te blijven bekwamen en waar nodig u extra informatie inwint bij uw contactpersoon. Dit protocol past u zo optimaal mogelijk toe, in harmonie met de wensen van de opdrachtgever. U kunt samen met uw opdrachtgever en/of contactpersoon werk- en rooster afspraken maken. U wordt geacht zich hieraan te houden.
Minimaal 0 en maximaal 16 uur arbeid per week.
Bruto uurloon 14,96".
2.2.
Een
"Reglement & info voor personeel/aannemers van de particuliere opdrachtgever (thuiszorg)"(productie 1 bij cva) vermeldt onder meer:
"8i) is de hulpverlener niet in dienst. Deze wordt ingehuurd als huispersoneel. De CAO VVT is niet aan de orde. Wel worden de loonschalen als norm gehanteerd. De hulpverlener werkt doorgaans 3 dagen of minder per week en minder dan 16 uur per week. Vanaf 21 jarige leeftijd wordt er pensioen PVF Achmea opgebouwd. (…) Het bruto uurloon is excl. 8% vakantiegeld en excl. 1 vakantie uur per 13 gewerkt. Bij ziekte zal de hulpverlener maximaal a 70% x het gemiddelde aantal uren gewerkt in de 13 weken ervoor, voor maximaal 6 weken, worden doorbetaald. Na aftrek van 2 wachtdagen. (…)".
2.3.
Dit reglement schrijft verder voor dat de medewerker geacht wordt instructies, procedures en protocollen van de opdrachtgever op te volgen, dat de medewerker wordt geacht zich vroegtijdig ziek te melden bij zowel de opdrachtgever als Art and Care, en dat bij vakantie en overig verzuim minimaal 4 weken voortijdig aangeven bij de opdrachtgever gewenst is.
2.4.
Voorts schrijft het reglement een aantal gedragscodes voor. Er wordt een aantal voorbeelden van gedragingen genoemd, die niet door Art and Care en/of de opdrachtgever/inlener geaccepteerd worden, en die kunnen leiden tot
"schorsing, beëindiging overeenkomst, ontslag, ontslag op staande voet of het niet doorbetalen bij verzuim of arbeidsongeschiktheid en ziekte. Zowel aantoonbaar als ernstig vermoeden van onderstaande punten kunnen gevolgen hebben op het voortbestaan van de overeenkomst".
Onder meer worden de volgende voorbeelden genoemd:
  • verzuim van arbeid zonder (geldige) reden
  • te laat starten van de arbeid
  • korter dan 24 uur melden van verzuim
  • diefstal, geweld, vandalisme enz.
  • (non) verbaal gedrag dat volgens algemene beleefdheidsnormen onacceptabel is
  • intimiderend en/of erotisch gedrag
  • het tijdens het werk raadplegen van websites, lectuur of telefoon die niets met de arbeid te maken hebben
  • valsheid in geschrifte
  • onvoldoende interesse in (bij)scholing
  • ziekteverzuim door hobby, bezigheid of sport in privétijd.
Voorts vermeldt het reglement dat het de medewerker verboden is na beëindiging van de overeenkomst met Art and Care werkzaamheden voor de opdrachtgever te blijven voortzetten.
2.5.
[eiseres] heeft op basis van deze overeenkomst vanaf 11 januari 2011 tot 23 januari 2012 werkzaamheden verricht ten behoeve van de familie [A].
2.6.
Bij brief van 22 september 2011 heeft [eiseres] aan Art and Care bericht dat zij over de maand juli 2011 geen salaris heeft ontvangen, en dat zij betaling daarvan verlangt.
2.7.
Bij brief van 7 december 2011 heeft de gemachtigde van [eiseres] Art and Care bericht dat [eiseres] vanaf juli 2011 geen salaris meer van Art and Care heeft ontvangen, dat zij nog steeds
"plichtsgetrouw haar werkzaamheden voor de familie [A](…)"verricht, en dat zij Art and Care sommeert het salaris vanaf juli 2011 te voldoen.
2.8.
Bij brief van 11 december 2011 schrijft Art and Care aan de gemachtigde van [eiseres] onder meer:
"A.g.v. een ernstige achterstand van de opdrachtgever is de dienstverlening (volgens algemene leveringsvoorwaarden) stopgezet. Voor de stopzetting is hier maanden vooraf al over gesproken en uiteindelijk schriftelijk aangekondigd. Het is de opdrachtgever alsmede de medewerker niet toegestaan een relatie voort te zetten".

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiseres] vordert veroordeling van Art and Care tot betaling van een bedrag aan salaris van € 4.368,32 (naar de kantonrechter begrijpt: bruto), te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente over beide vorderingen, met veroordeling van Art and Care in de proceskosten.
3.2.
Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat zij in de periode juli 2011 tot en met 23 januari 2012 gedurende 292 uur ten behoeve van de familie [A]. heeft gewerkt in het kader van de payrollovereenkomst met Art and Care. Volgens haar maakt het niet uit of de payrollovereenkomst wel of niet als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, nu ook bij een payrollovereenkomst sprake is van de plicht tot loondoorbetaling en het aanvragen van toestemming voor ontslag bij het UWV. Zij is nimmer gesommeerd haar werkzaamheden bij de familie [A]. te staken, noch is zij herplaatst in andere werkzaamheden.
3.3.
In haar antwoord stelt Art and Care dat het haar opvalt dat er 1½ jaar verstreken is tussen het laatste e-mailcontact en het uitbrengen van de dagvaarding. Zij vraagt zich af of [eiseres] wel overtuigd is van haar gelijk.
Voor zover Art and Care deze stelling als verweer tegen de vordering heeft bedoeld, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Er is geen sprake van verjaring of van rechtsverwerking.
3.4.
Voorts voert Art and Care tegen de vordering aan dat [eiseres] zonder medeweten van Art and Care door is gegaan met het leveren van diensten aan de familie [A]. Dit is de eigen keuze van [eiseres] geweest, en Art and Care ziet dit ook als een vorm van broodroof.
3.5.
Naar de kantonrechter begrijpt beroept Art and Care zich in dit verband op haar brief aan [eiseres] van 24 juli 2011, waarin zij schrijft:
"Geachte hulpverlener,
Helaas vertoond uw opdrachtgever - uit naam van wie wij uw loon betalen - al geruime tijd ernstige betalingsachterstand. Het betreft de fam. [A](...).
Volgens voorwaarden dient uw opdrachtgever de facturen tijdig te voldoen teneinde ons in staat stellen uw loon te betalen.
Uw opdrachtgever heeft van ons een laatste aanmaning gekregen waarop voldoende betaling zal moeten worden ontvangen.
Wij zijn dus genoodzaakt uw loonbetaling op te schorten totdat dit is gebeurt.
Wij zijn helaas genoodzaakt de familie te sommeren de gewenste diensten elders af te nemen.
Met vriendelijke groeten,
de administratie".
Voorts benadrukt Art and Care dat [eiseres] niet bij haar in dienst was (naar de kantonrechter begrijpt: op basis van een arbeidsovereenkomst).
3.6.
[eiseres] stelt bij dagvaarding dat zij haar werkzaamheden heeft voortgezet, omdat zij het onverantwoord vond de zorgverlening bij deze familie abrupt te staken. Ter comparitie heeft zij nader verklaard dat het echtpaar [A]. in de tachtig was, en dat zij beiden zorg nodig hadden.
3.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient eerst te worden vastgesteld of de payrollovereenkomst aangemerkt dient te worden als een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW, omdat de desbetreffende bepalingen een verdergaande bescherming aan de wederpartij bieden dan andersoortige overeenkomsten. [eiseres] heeft weliswaar aangevoerd dat het niet uitmaakt of de payrollovereenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt of niet, maar zij heeft de arbeidsovereenkomst als grondslag voor haar vordering niet willen uitsluiten. Zij beroept zich namelijk op de Beleidsregels Ontslagtaak UWV met betrekking tot payrolling (Hoofdstuk 16). In die beleidsregels is vermeld dat voor beëindiging van een payrollovereenkomst een ontslagvergunning is vereist, omdat een payrollovereenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt.
3.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de overeenkomst tussen partijen aan te merken als een arbeidsovereenkomst, nu deze inhoudt dat [eiseres] in dienst van Art and Care tegen loon gedurende zekere tijd arbeid verricht. Blijkens de bepalingen van eerdergenoemd reglement, waarop Art and Care zich beroept, is in voldoende mate sprake van een gezagsverhouding om aan te nemen dat [eiseres] de werkzaamheden in dienst van Art and Care heeft verricht. In het reglement is immers een veelheid aan instructies opgenomen waar [eiseres] zich aan had te houden. Het niet in acht nemen van deze instructies is met disciplinaire maatregelen en/of ontslag bedreigd. Hieraan doet in onvoldoende mate af dat [eiseres] de werktijden rechtstreeks met de familie [A]. (en de andere zorgverleners) mocht afspreken.
3.9.
Op grond van het voorgaande heeft [eiseres] in ieder geval recht op betaling van de uren die zij heeft gewerkt tot 11 december 2011. Vóór deze datum had Art and Care immers niet voldoende duidelijk aan haar laten weten, dat Art and Care er vanwege de betalingsachterstand niet mee instemde dat zij nog langer werkzaamheden voor de familie [A]. verrichtte. De brief van 24 juli 2011 was wat dat betreft onvoldoende duidelijk, nu daarin slechts was aangegeven dat de familie [A]. de gewenste diensten elders maar moest afnemen. Indien Art and Care - mede gelet op de hulpbehoevendheid en de gevorderde leeftijd van de familie [A]. - er daadwerkelijk op had gestaan dat [eiseres] aanstonds met haar werkzaamheden zou stoppen, had het op de weg van Art and Care gelegen dit met zoveel woorden aan [eiseres] mee te delen. Of [eiseres] vervolgens haar urenbriefjes te laat heeft ingeleverd (zoals Art and Care stelt), waardoor Art and Care pas na enige tijd erachter kwam dat zij met haar werkzaamheden was doorgegaan, doet hier in onvoldoende mate aan af. Hier komt nog bij dat Art and Care op grond van de sommatie van [eiseres] van 22 september 2011 in ieder geval vanaf dat moment kon weten dat zij nog steeds werkzaamheden voor de familie [A]. verrichtte. Art and Care heeft vervolgens echter gewacht tot 11 december 2011 met een nadere reactie.
3.10.
Art and Care heeft verder nog aangevoerd dat de familie [A]. al ruimschoots van tevoren telefonisch en schriftelijk was geïnformeerd over het beëindigen van de zorg, dat er geen sprake was van wachtlijsten om de zorg elders in te kopen, dat geen sprake was van een levensbedreigende situatie, en evenmin van specialistisch verpleegkundig handelen maar (slechts) van ondersteuning bij het wassen en kleden.
Deze omstandigheden zijn echter hier niet van belang, nu het erom gaat of Art and Care aan [eiseres] duidelijk de instructie had gegeven te stoppen met de werkzaamheden. Hetgeen Art and Care in dit verband aan de familie [A]. heeft meegedeeld is niet van belang.
3.11.
Uit de brief van Art and Care van 11 december 2011 aan de gemachtigde van [eiseres] had [eiseres] echter behoren te begrijpen dat Art and Care er niet langer mee instemde dat zij haar werkzaamheden voortzette. Zij heeft dit niettemin gedaan, en wel tot 23 januari 2012.
3.12.
Met betrekking tot de vraag of [eiseres] aanspraak kan maken op betaling van loon over de periode 11 december 2011 tot 23 januari 2012 overweegt de kantonrechter het volgende.
De kantonrechter zal er hierbij veronderstellenderwijs van uitgaan dat [eiseres] conform de instructie van Art and Care na 11 december 2011 geen werkzaamheden meer heeft verricht. Of zij in dat geval niettemin aanspraak kan maken op betaling van loon dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:628 BW, dat bepaalt dat de werknemer het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon behoudt indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Deze omstandigheid is in dit geval gelegen in de betalingsachterstand van de opdrachtgever van Art and Care. Deze omstandigheid is een oorzaak die (uiteraard) in redelijkheid voor rekening van Art and Care behoort te komen. [eiseres] kan daarom aanspraak maken op doorbetaling van het loon over eerdergenoemde periode.
3.13.
Met betrekking tot de hoogte van het loon waarop [eiseres] aanspraak kan maken overweegt kantonrechter het volgende. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst op 15 januari 2011 is een arbeidsduur afgesproken van 0 tot 16 uur per week. Uit de door [eiseres] overgelegde urenbriefjes, die niet door Art and Care zijn bestreden, blijkt dat de door haar gewerkte uren in de periode 11 december 2011 tot 23 januari 2012 hetzelfde patroon vertonen als in de maanden daarvóór. De arbeidsduur komt daarom met dat patroon van de voorafgaande maanden overeen. Nu Art and Care voorts ook het totale aantal opgegeven uren van 292 in de periode juli 2011 tot en met 23 januari 2012 alsmede de berekening van het totaal gevorderde bedrag van € 4.368,32 (bruto) niet heeft betwist, is laatstgenoemd bedrag toewijsbaar.
3.14.
[eiseres] heeft voorts aanspraak gemaakt op de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW. De kantonrechter zal deze vordering toewijzen in die zin, dat hij deze ambtshalve zal matig tot 10%.
3.15.
Ook de gevorderde wettelijke rente over het achterstallige salaris en de wettelijke verhoging is als na te melden toewijsbaar.
3.16.
Art and Care zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op:
  • dagvaarding € 93,80
  • vastrecht € 219,--
  • salaris gemachtigde
totaal € 712,80.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Art and Care om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen
ter zake van achterstallig salaris een bedrag van € 4.368,32 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW tot maximaal 10%, beide voormelde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de respectieve data van opeisbaarheid tot de voldoening;
veroordeelt Art and Care tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 712,80, waarin begrepen € 400,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2014.