ECLI:NL:RBMNE:2014:3445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2014
Publicatiedatum
11 augustus 2014
Zaaknummer
16-711925-11 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die niet aanwezig was tijdens de zitting, een voordeel heeft genoten van € 91.550,41. Dit bedrag is berekend op basis van een hennepkwekerij waar 1123 hennepplanten stonden, met een gemiddelde opbrengst per plant van 28,2 gram en een gemiddelde verkoopprijs van € 3,28 per gram. De totale bruto opbrengst per oogst werd berekend op € 103.873,00, terwijl de totale kosten per oogst € 12.322,59 bedroegen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van Stedin BV, dat een eerdere oogst heeft vastgesteld. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van Stedin en heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen. De beslissing om het bedrag van € 91.550,41 aan de Staat te laten betalen, is genomen op basis van de bewijsstukken en de argumenten van de officier van justitie. De rechtbank heeft de vordering van de verdediging om de vordering af te wijzen, verworpen, omdat de argumenten niet overtuigend waren. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. G.C. van de Ven-de Vries, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-711925-11 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 augustus 2014
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1949]
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats 1], [adres 1].

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16-711925-11, waaruit blijkt dat verdachte op 8 augustus 2014 door de rechtbank Midden-Nederland onder andere is veroordeeld ter zake van
in de uitvoering van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, tot de in het vonnis vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 4 februari, 25 april en 25 juli 2014;
- de overige stukken.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgevonden op 25 juli 2014. Daarbij zijn de officier van justitie en de – uitdrukkelijk gemachtigde – raadsman van verdachte, mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, gehoord. De verdachte is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De standpunten

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 91.550,41. De officier van justitie baseert zich daarbij op het proces-verbaal van berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, omdat op basis van de stukken niet aannemelijk kan worden gemaakt dat er sprake is van een eerdere oogst. De indicatoren die door Stedin worden gebruikt bij het onderzoek naar eventuele eerdere oogsten zijn onvoldoende betrouwbaar. Voornoemd onderzoek van Stedin is dan ook puur nattevingerwerk.

3.De beoordeling

Dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan blijkt uit het door de meervoudige kamer van deze rechtbank gewezen vonnis in de strafzaak van 8 augustus 2014 en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De rechtbank gaat bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de berekening in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport is voor wat betreft de kweekperiode met name gebaseerd op de bevindingen van Stedin BV.
Stedin BV heeft een kweekperiode vastgesteld van 18 juli 2011 tot en met 24 oktober 2011, zijnde een volledige hennepoogst van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 28 dagen. Deze periode is gebaseerd op de bevindingen van een medewerker van Stedin in de schuur aan de [adres 2] te [woonplaats 2], inhoudende: een laag stof op de kappen van de aanwezige assimilatielampen, vervuiling van de koolstoffilters, de aanwezigheid van droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten op de vloer, de aanwezigheid van scharen met restanten van hennepproducten, de aanwezigheid van een dikke kalkaanslag op het zeil dat op de vloer lag en de aanwezigheid van hennepplanten van 28 dagen oud. [1]
De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan deze bevindingen van Stedin. De door de medewerker van Stedin genoemde omstandigheden duiden er naar het oordeel van de rechtbank dan ook op dat er in ieder geval sprake is geweest van één eerdere oogst.
De rechtbank heeft voorts ook geen redenen om van de in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikte (algemene) normen en constateringen af te wijken. Dit te meer nu veroordeelde daarover nauwelijks heeft verklaard.
Bij bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel hanteert de rechtbank verder de volgende uitgangspunten:
- in de kwekerij stonden 1123 hennepplanten;
- de gemiddelde opbrengst per plant is 28,2 gram;
- de gemiddelde verkoopprijs per gram hennep bedraagt € 3,28;
- de totale bruto opbrengst per oogst bedraagt 1123 x 28,2 x 3,28 = € 103.873,00.
Uitgegaan wordt van één eerdere oogst, waardoor de totale bruto opbrengst neerkomt op
€ 103.873,800.
Verder gaat de rechtbank uit van de volgende kostenposten die naar het oordeel van de rechtbank zijn toe te schrijven aan de oogsten in de voornoemde periode:
- de inkoopprijs van de hennepstekken bedraagt € 2,85 per stuk, dit komt neer op 1123 planten x € 2,85 = € 3.200,55 per oogst;
- de afschrijvingskosten per oogst betreffen voor 1123 planten € 500,-;
- de kosten van het kweekmedium, waterverbruik en voedingsstoffen bedragen € 3,33 per stuk, dit komt neer op 1123 planten x € 3,33 = € 3.739,59 per oogst;
- de energiekosten betreffen € 4.882,45 per oogst;
- de totale kosten per oogst bedragen € 3.200,55 + € 500,- + € 3.739,59 + € 4.882,45 =
€ 12.322,59.
Uitgegaan wordt van één eerdere oogst, waardoor de totale kosten neerkomen op
€ 12.322,59.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van het netto wederrechtelijk verkregen voordeel van één oogst: € 103.873,00 - € 12.322,59 =
€ 91.550,41. [2]

4.De beslissing

De rechtbank:
stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 91.550,41(eenennegentigduizendvijfhonderdvijftig euro en eenenveertig cent);
legt op aan veroordeelde de verplichting tot betaling van € 91.550,41 (eenennegentigduizendvijfhonderdvijftig euro en eenenveertig cent) aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Glerum, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en H.A. Gerritse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2014.
Mr. H.A. Gerritse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte [aangever], namens Stedin Netbeheer BV, met als bijlagen een rapportage diefstal energie en een rapportage visuele waarneming controle netcomponenten, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 225-227.
2.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 323-325.