In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die niet aanwezig was tijdens de zitting, een voordeel heeft genoten van € 91.550,41. Dit bedrag is berekend op basis van een hennepkwekerij waar 1123 hennepplanten stonden, met een gemiddelde opbrengst per plant van 28,2 gram en een gemiddelde verkoopprijs van € 3,28 per gram. De totale bruto opbrengst per oogst werd berekend op € 103.873,00, terwijl de totale kosten per oogst € 12.322,59 bedroegen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van Stedin BV, dat een eerdere oogst heeft vastgesteld. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van Stedin en heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen. De beslissing om het bedrag van € 91.550,41 aan de Staat te laten betalen, is genomen op basis van de bewijsstukken en de argumenten van de officier van justitie. De rechtbank heeft de vordering van de verdediging om de vordering af te wijzen, verworpen, omdat de argumenten niet overtuigend waren. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. G.C. van de Ven-de Vries, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.