ECLI:NL:RBMNE:2014:3443

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2014
Publicatiedatum
11 augustus 2014
Zaaknummer
16-650805-12, 16-650807-12, 16-711925-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in meerdere strafzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank behandelde drie parketnummers, te weten 16-650805-12, 16-650807-12 en 16-711925-11. De verdachte was niet in persoon verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R.D.A. van Boom. Tijdens de zittingen op 4 februari, 25 april en 25 juli 2014 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie. De tenlastelegging werd gewijzigd, waarbij de rechtbank oordeelde dat de wijziging van de tenlastelegging geen andere feitencomplexen met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie achtte de feiten onder parketnummer 16-650805-12 niet wettig en overtuigend bewezen, terwijl de feiten onder de andere parketnummers wel bewezen werden geacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste parketnummer, maar achtte de feiten onder de andere twee parketnummers wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennepplanten in de uitoefening van een beroep of bedrijf, diefstal van elektriciteit en het veroorzaken van een stoornis in de werking van een elektriciteitswerk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat leidde tot een strafvermindering. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16-650805-12, 16-650807-12 en 16-711925-11 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1949],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2014, 25 april 2014 en 25 juli 2014. De verdachte is niet in persoon verschenen, maar heeft zich ter terechtzitting door zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, laten verdedigen.
De bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte zaken met bovengenoemde parketnummers zijn ter terechtzitting gevoegd en tegelijk met deze strafzaken is ook de ontnemingsvordering met parketnummer 16-711725-11 behandeld. Voorts zijn de zaken van verdachte tegelijk, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16-650804-12, 16-650809-12 en 16-711921-11) en [medeverdachte 2] (16-650808-12 en 16-711923-11).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om haar beslissing, tot toewijzing van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging, te herroepen, omdat er geen sprake is van hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal haar beslissing ten aanzien van 16-711925-11, feit 1, niet herroepen. Met de toewijzing van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is ‘op of omstreeks 24 oktober 2011’ gewijzigd in ‘op een of meer tijdstippen in de periode van 18 juli 2011 tot en met 24 oktober 2011’. Dit betreft enkel een verruiming van de ten laste gelegde periode en deze wijziging leidt niet tot een ander feitencomplex. Het ten laste gelegde feit betreft een voortdurend delict. Een dergelijke vordering tot wijziging van de tenlastelegging is volgens vaste jurisprudentie (zie onder meer HR 24 december 2002,
NJ2003/245) toelaatbaar.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-650805-12
in de periode van 22 juni tot en met 19 juli 2010 te [plaats] samen met anderen
feit 1:in een pand aan de [adres]
primairopzettelijk 572 hennepplanten heeft geteeld,
subsidiairvoornoemd feit niet opzettelijk heeft gepleegd;
feit 2:elektriciteit heeft gestolen van Stedin BV;
16-650807-12
in de periode van 6 januari tot en met 24 februari 2011 te [plaats] samen met anderen
feit 1:in een pand aan de [adres] opzettelijk 3510 hennepplanten heeft geteeld;
feit 2:elektriciteit heeft gestolen van Stedin BV;
feit 3:een elektriciteitswerk heeft vernield;
16-711925-11
in de periode van 18 juli tot en met 24 oktober 2011 te [plaats] samen met een ander
feit 1:in een pand aan de [adres] opzettelijk 1123 hennepplanten heeft geteeld;
feit 2:elektriciteit heeft gestolen van Stedin BV;
feit 3:een elektriciteitswerk heeft vernield.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten onder 16-650805-12 heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om de verdachte daarvan vrij te spreken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten onder 16-650807-12 en 16-711925-11 heeft begaan en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat geen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en verzoekt de rechtbank dan ook om de verdachte integraal vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe in het bijzonder het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van 16-650807-12
Het binnentreden van het pand aan de [adres] was onrechtmatig. Dit is een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en al het bewijs dat uit dit binnentreden is voortgekomen moet worden uitgesloten van het bewijs.
De aanhouding van verdachte was onrechtmatig. Ook dit is een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en al het bewijs dat uit deze aanhouding is voortgekomen moet worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts mag de verklaring van de getuige [getuige] niet worden gebruikt als bewijs, omdat de verdediging hem niet heeft kunnen horen.
Daarnaast is de zeer summiere bekentenis van verdachte, mede gelet op de omstandigheden waaronder deze is afgelegd, onvoldoende voor het – overtuigend – bewijs van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van 16-711925-11
Het binnentreden in de woning aan de [adres] was onrechtmatig, omdat slechts een machtiging was afgegeven voor het pand aan de [adres].
Ook het binnentreden van het pand aan de [adres] was onrechtmatig. Dit is een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en al het bewijs dat uit dit binnentreden is voortgekomen moet worden uitgesloten van het bewijs.
De aanhouding van verdachte was eveneens onrechtmatig. Dit is wederom een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en al het bewijs dat uit deze aanhouding is voortgekomen moet worden uitgesloten van het bewijs.
Tot slot is ook bij dit feit de zeer summiere bekentenis van verdachte, mede gelet op de omstandigheden waaronder deze is afgelegd, onvoldoende voor het – overtuigend – bewijs van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van 16-650805-12
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals deze zijn ten laste gelegd onder parketnummer 16-650805-12 en zal de verdachte daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enige manier betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij.
4.3.2
Bewezenverklaring ten aanzien van 16-650807-12 en 16-711925-11
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 16-650807-12 en 16-711925-11 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Overwegingen ten aanzien van de verklaring van verdachte
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van verdachte onvoldoende is voor het – overtuigend – bewijs van het ten laste gelegde. Ten eerste is de verklaring van verdachte zeer summier en ten tweede heeft verdachte deze verklaring afgelegd, omdat hij wilde dat zijn dochter op vrije voeten zou komen. Verdachte was zeer emotioneel en stelt zelfs dat hij een valse bekentenis heeft afgelegd.
De rechtbank zal de bekennende verklaring van verdachte in volle omvang meewegen bij het bewijs. De verklaring van verdachte is weliswaar summier, maar de rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring. Zijn verklaring wordt ondersteund door ander bewijs en een ander scenario is bovendien niet aannemelijk geworden.
4.3.2.1 Aanvullend ten aanzien van 16-650807-12
Overwegingen ten aanzien van het binnentreden in de schuur
De verdediging heeft bepleit dat de politie het perceel aan de [adres] onrechtmatig is binnengetreden, omdat er geen sprake was van voldoende verdenking dat zich aldaar een hennepkwekerij zou bevinden. Dit is een onherstelbaar vormverzuim, waardoor al hetgeen dat uit dit binnentreden is voortgekomen moet worden uitgesloten van bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat er wel degelijk sprake was van voldoende verdenking. In januari 2011 waren diverse zware zekeringen in een transformatorhuisje aan de [adres] doorgebrand. Uit onderzoek bleek dat dit kwam door het stroomverbruik dat liep over een kabel die een aantal panden, waaronder de [adres], voorzag van stroom. De politie wist dat in het pand aan de [adres] eerder een hennepkwekerij had gezeten en een warmtemeting op 19 januari 2011 wees erop dat er in dat specifieke perceel wederom een hennepkwekerij zou zitten. Dit alles bij elkaar levert voldoende verdenking op. Het binnentreden was dan ook rechtmatig, waardoor er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
Overwegingen ten aanzien van het gebruik van de verklaring van getuige [getuige]
De verdediging heeft voorts bepleit dat de verklaring van de getuige [getuige] niet bruikbaar is voor bewijs, omdat de verdediging hem niet heeft kunnen horen. De verdediging verwijst daarbij naar jurisprudentie in het kader van Vidgen tegen Nederland.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Het verweer treft enkel doel wanneer de verklaring van de betwiste getuige ‘sole and decisive’, oftewel de enige en beslissende, is. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van het Europees Hof voor Rechten van de Mens in de zaak Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN: BX3071) en naar een uitspraak van de Hoge Raad waarin wordt ingegaan op de betekenis van deze uitspraak voor Nederland (HR 29 februari 2013, LJN: BX5539). De verklaring van getuige [getuige] is naar het oordeel van de rechtbank weliswaar belangrijk, maar niet ‘sole and decisive’. Met andere woorden: diens verklaring vormt niet uitsluitend en in beslissende mate het belastende bewijs dat verdachte de eigenaar van de hennepkwekerij was. De verklaring van [getuige] wordt daarin met name gesteund door de verklaring van verdachte zelf.
Het bewijs
Op 24 februari 2011 heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen aan de [adres] te [plaats]. In de kwekerij vond de politie onder andere 3510 hennepplanten. [1]
De politie heeft monsters genomen en testen uitgevoerd. De testen gaven een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. [2]
Stedin BV heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij in de periode van 6 januari 2011 tot en met 24 februari 2011, zijnde een deel van een hennepoogst van 49 dagen. Deze periode is gebaseerd op de bevindingen van een medewerker van Stedin in de schuur aan de [adres], inhoudende de aanwezigheid van hennepplanten van 49 dagen oud.
De medewerker van Stedin zag bij controle van de elektrische installatie in de meterkast van het pand dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast was verbroken en dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen een elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten vóór de elektriciteitsmeter, zodat alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Bij het volgen van de elektriciteitskabel zag de medewerker van Stedin dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien. [3]
Doordat de deksels en afdekplaten niet meer aanwezig waren op de netcomponenten, waren onder spanning staande delen niet meer voldoende beschermd. Voorts was er een illegale aftakking tussen de hoofdbeveiliging in de hoofdaansluitkast en de elektriciteitsmeter geplaatst, waarbij de hoofdbeveiliging tevens was verzwaard. Indien een beveiliging niet is afgestemd op de installatie, dan bestaat de kans op brandgevaar bij overbelasting of kortsluiting. [4]
De politie heeft de hennepkwekerij getoetst aan de indicatoren voor bedrijfsmatig handelen. Daarbij werd vastgesteld dat in de kwekerij een grote hoeveelheid aan hennepplanten werd gekweekt en dat gebruik werd gemaakt van kunstlicht (assimilatielampen) op tijdklokken, een centraal geregeld bevloeiingssysteem, isolatie van daglicht en temperatuur, ventilatie met afzuiging naar buiten, een bodem van aarde en potgrond en vangstrips voor ongedierte. [5]
Uit gegevens van het Kadaster blijkt dat de schuur aan de [adres] te [plaats] eigendom is van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [6]
Uit een huurovereenkomst blijkt dat voornoemde schuur per 1 januari 2011 door hiervoor genoemde personen werd verhuurd aan [verdachte]. [7]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte] regelmatig in de schuur aanwezig was. [8]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij eigenaar is van de hennepkwekerij die is aangetroffen in de schuur aan de [adres] te [plaats]. [9]
Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs van feit 1
De rechtbank acht, gelet op de hoeveelheid hennepplanten en gelet op de indicatoren voor bedrijfsmatig handelen – waaraan de politie de hennepkwekerij heeft getoetst – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hennep heeft gekweekt in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf.
Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs van feit 3
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat elke verstoring in de levering van stroom, de levering van stroom ten algemene nutte stoort en dat elke verstoring aan het openbare elektriciteitsnet gemeen gevaar voor goederen oplevert. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door zijn handelen een stoornis in de gang en/of in de werking van een elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld, terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan en terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.
4.3.2.2 Aanvullend ten aanzien van 16-711925-11
Overwegingen ten aanzien van het binnentreden in de woning
De verdediging heeft de onrechtmatigheid van het binnentreden van de woning aan de [adres] bepleit. Nu de verdediging hieraan geen conclusies heeft verbonden en voorts de ‘schutznorm’ van toepassing is – waardoor verdachte door de eventuele onrechtmatigheid niet in zijn belangen is geschaad – behoeft dit verweer geen verdere bespreking.
Overwegingen ten aanzien van het binnentreden in de schuur
De verdediging heeft bepleit dat de politie het perceel aan de [adres] onrechtmatig is binnengetreden, omdat er geen sprake was van voldoende verdenking dat zich aldaar een hennepkwekerij zou bevinden. Dit is een onherstelbaar vormverzuim, waardoor al hetgeen dat uit dit binnentreden is voortgekomen moet worden uitgesloten van bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat er wel degelijk sprake was van voldoende verdenking. In februari 2011 is een hennepkwekerij ontmanteld aan de [adres], nadat in een transformatorhuisje in die straat zekeringen waren doorgebrand wegens buitengewoon stroomverbruik. Op 29 juli 2011 werd de politie gebeld door een onbekend gebleven persoon met de mededeling dat in hetzelfde perceel wederom een hennepkwekerij zou zitten. Vervolgens zijn een aantal stroommetingen gedaan die dit vermoeden bevestigden. Dit alles bij elkaar levert voldoende verdenking op ten aanzien van de gebruikers van dit specifieke perceel. Het binnentreden was dan ook rechtmatig, waardoor er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
Overwegingen ten aanzien van de aanhouding van verdachte
De
verdediging heeft de onrechtmatigheid van de aanhouding van verdachte bepleit, omdat voor het kennelijk voorafgaand aan de aanhouding gegeven bevel voor aanhouding buiten heterdaad geen dan wel onvoldoende basis was. Dit is een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en de verdediging is dan ook van mening dat al het bewijs dat uit deze onrechtmatige aanhouding is voortgekomen moet worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Verdachte is blijkens het dossier op 25 oktober 2011 buiten heterdaad aangehouden. Op grond van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld of deze aanhouding buiten heterdaad op juiste wijze is verlopen, namelijk dat deze aanhouding heeft plaatsgevonden met toestemming van de officier van justitie. Evenmin is vast te stellen of op het moment van de toestemming een redelijk vermoeden van schuld bestond ten aanzien van [verdachte]. Kort na de ontdekking van de hennepkwekerij was [verdachte] namelijk nog niet in beeld als verdachte. De rechtbank zal aan dit verzuim echter geen consequenties verbinden, nu er op het moment van de feitelijke aanhouding, gezien de locatie en de omstandigheden, wel degelijk sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, waarbij de verdachte zelfs op heterdaad had kunnen worden aangehouden. Daarbij is het volgende van belang. Op 25 oktober 2011, de dag na ontdekking en ruiming van de hennepkwekerij, kwam de politie wederom ter plaatse bij de – resten van – de hennepkwekerij. De politie hoorde vervolgens een mannenstem uit de schuur vandaan komen. De politie heeft meermalen geroepen: ‘politie, maak jezelf bekend, kom tevoorschijn’, maar de man kwam niet tevoorschijn. De politie zag uiteindelijk dat achter de afzuiginstallatie een man zich verstopte. Dit bleek [verdachte] te zijn. Dit leverde een redelijk vermoeden van schuld op die in dit gegeven geval een aanhouding rechtvaardigde.
Het bewijs
Op 24 oktober 2011 heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen aan de [adres] te [plaats]. In de kwekerij vond de politie onder andere 1123 hennepplanten. [10]
De politie heeft monsters genomen. De geselecteerde planten hadden de uiterlijke kenmerken van hennepplanten en gaven bij het testen een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. [11]
Stedin BV heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij in de periode van 18 juli 2011 tot en met 24 oktober 2011, zijnde een volledige hennepoogst van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 28 dagen. Deze periode is gebaseerd op de bevindingen van een medewerker van Stedin in de schuur aan de [adres] te [plaats], inhoudende: een laag stof op de kappen van de aanwezige assimilatielampen, vervuiling van de koolstoffilters, de aanwezigheid van droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten op de vloer, de aanwezigheid van scharen met restanten van hennepproducten, de aanwezigheid van een dikke kalkaanslag op het zeil dat op de vloer lag en de aanwezigheid van hennepplanten van 28 dagen oud.
Voornoemde medewerker van Stedin heeft verder waargenomen dat er vanaf het woonhuis aan de [adres] een kabel was gelegd naar de schuur op [adres]. Op deze kabel stond een afzuigventilator ten behoeve van de hennepkwekerij op de benedenverdieping van [adres] en de tl-verlichting van [adres] aangesloten.
De medewerker van Stedin zag voorts bij controle van de elektrische installatie in de meterkast van het pand aan de [adres] dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast was verbroken en dat de deksel was verwijderd. Er was een illegale kabel aangesloten op de zekeringen, waardoor er elektriciteit werd afgenomen zonder tussenkomst van een elektriciteitsmeter. Bij het volgen van de elektriciteitskabel zag de medewerker van Stedin dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien. [12]
Doordat de deksels niet meer aanwezig waren op de hoofdaansluitkast, waren de onder spanning staande delen niet meer voldoende beschermd. Voorts was er een illegale aftakking tussen de hoofdbeveiliging in de hoofdaansluitkast en de elektriciteitsmeter geplaatst, waarbij de hoofdbeveiliging tevens was verzwaard. Indien een beveiliging niet is afgestemd op de installatie, dan bestaat de kans op brandgevaar bij overbelasting of kortsluiting. [13]
De politie heeft de hennepkwekerij getoetst aan de indicatoren voor bedrijfsmatig handelen. Daarbij werd vastgesteld dat gebruik werd gemaakt van kunstlicht (assimilatielampen) op tijdklokken, een centraal geregeld bevloeiingssysteem, isolatie van daglicht en temperatuur, ventilatie met afzuiging naar buiten, een bodem van aarde en potgrond en vangstrips voor ongedierte. [14]
Uit gegevens van het Kadaster blijkt dat de schuur aan de [adres] te [plaats] eigendom is van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [15]
Uit een huurovereenkomst blijkt dat voornoemde schuur per 1 januari 2011 door hiervoor genoemde personen werd verhuurd aan [verdachte]. [16]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij eigenaar is van de hennepkwekerij die is aangetroffen in de schuur aan de [adres] te [plaats]. [17]
Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs van feit 1
De rechtbank acht, gelet op de hoeveelheid hennepplanten en gelet op de indicatoren voor bedrijfsmatig handelen – waaraan de politie de hennepkwekerij heeft getoetst – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hennep heeft gekweekt in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf.
Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs van feit 3
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat elke verstoring in de levering van stroom, de levering van stroom ten algemene nutte stoort en dat elke verstoring aan het openbare elektriciteitsnet gemeen gevaar voor goederen oplevert. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door zijn handelen een stoornis in de gang en/of in de werking van een elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld, terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan en terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
16-650807-12
feit 1
in de periode van 6 januari 2011 tot en met 24 februari 2011 te [plaats], in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of heeft verwerkt in een pand aan de [adres],
een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 3510 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
op tijdstippen gelegen in de periode van 6 januari 2011 tot en met 24 februari 2011 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 februari 2011 in [plaats], opzettelijk, voor de
stroomvoorziening in een pand gelegen aan de [adres], een stoornis in de gang en/of in de werking van een elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld, terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan en terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, immers heeft hij in dat pand
opzettelijk
- de zegels van de hoofdaansluitkast (van de elektriciteitsinstallatie) verbroken en
- het deksel van de aansluitkast verwijderd en
- ( vervolgens) een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt en
- de zekering(en) van voornoemde elektriciteitsinstallatie (ondeugdelijk) verzwaard en
- ( vervolgens) ten behoeve van die illegale aansluiting geen beveiliging, althans een ondeugdelijke beveiliging, geïnstalleerd;
16-711925-11
feit 1
op tijdstippen in de periode van 18 juli tot en met 24 oktober 2011 te [plaats], in de
uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of heeft verwerkt, in een pand aan [adres], een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 1123 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 18 juli 2011 tot en met 24 oktober 2011 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3
in de periode van 1 juli 2011 tot en met 24 oktober 2011 te [plaats], opzettelijk, voor de
stroomvoorziening in een pand gelegen aan de [adres], een stoornis in de gang en/of in de werking van een elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en een ten opzichte van dat
elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld, terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan en terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, immers heeft hij in dat pand
opzettelijk
- de zegels van de hoofdaansluitkast (van de elektriciteitsinstallatie) verbroken en
- ( vervolgens) een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt en
- ( vervolgens) ten behoeve van die illegale aansluiting geen beveiliging,
althans een ondeugdelijke beveiliging, geïnstalleerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
16-650807-12, feit 1, en 16-711925-11, feit 1:telkens, in de uitvoering van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
16-650807-12, feit 2, en 16-711925-11, feit 2:telkens, diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht doormiddel van verbreking;
16-650807-12, feit 3, 16-711925-11, feit 3:telkens, opzettelijk een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de feiten zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep een strafbaar feit is en dat dit feit overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts is ook de diefstal van stroom en de daarmee gepaarde verstoring van het elektriciteitswerk zeer hinderlijk én gevaarlijk. Verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin en zich om al die nadelige gevolgen niet bekommerd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 juni 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn in dezen is overschreden. Uit het dossier volgt dat de politie de hennepkwekerijen respectievelijk op 19 juli 2010 en 24 februari en 24 oktober 2011 heeft ontmanteld en dat verdachte op 25 oktober 2011 in verzekering is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat met name deze laatste handeling een vanwege de Staat jegens de verdachte verrichte handeling is waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat op 25 oktober 2011 de redelijke termijn is aangevangen. De behandeling van de strafzaak is niet binnen twee jaar daarna afgerond, terwijl in deze strafzaak geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest die daartoe aanleiding hebben gegeven. De rechtbank doet heden, op 8 augustus 2014, uitspraak, wat betekent dat de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim negen maanden is overschreden. De ernst van de feiten en de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is echter van oordeel dat de onderhavige strafzaak gedurende een zeer lange periode zonder duidelijke verklaring en zonder dat hiervoor een verwijt aan de verdachte kan worden gemaakt heeft stilgelegen. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, er aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om gedeelte van die straf voorwaardelijk op te leggen.
9.
Het beslag
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten een geldbedrag van € 726,50 en een paar schoenen, kunnen worden geretourneerd aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de onder hem in beslag genomen goederen, te weten een paar schoenen en een geldbedrag van € 726,50.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 161bis en 311van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart het onder 16-650805-12 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
16-650807-12, feit 1, en 16-711925-11, feit 1:telkens, in de uitvoering van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
16-650807-12, feit 2, en 16-711925-11, feit 2:telkens, diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht doormiddel van verbreking;
16-650807-12, feit 3, 16-711925-11, feit 3:telkens, opzettelijk een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen goederen, te weten een paar schoenen en een geldbedrag van € 726,50.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Glerum, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en H.A. Gerritse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2014.
Mr. H.A. Gerritse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
16-650805-12
1.
primair
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2010 tot en met 19 juli 2010 te
[plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan
de[adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 572
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2010 tot en met 19 juli 2010 te
[plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]
) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 572
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juni 2010
tot en met 19 juli 2010 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het
weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking;
16-650807-12
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2011 tot en met 24 februari 2011
te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres])
een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van
(in totaal) ongeveer 3510 hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6
januari 2011 tot en met 24 februari 2011 te [plaats], in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 februari 2011
in [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk een elektriciteitswerk, voor de
stroomvoorziening in een pand gelegen aan de [adres], heeft vernield
en/of beschadigd en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van dat
elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van dat
elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, terwijl
daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte
is ontstaan en/of terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is
geweest, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) in dat pand
opzettelijk
- de zegels van de hoofdaansluitkast (van de elektriciteitsinstallatie)
verbroken en/of
- het deksel van de aansluitkast verwijderd en/of
- ( vervolgens) een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt en/of
- de zekering(en) van voornoemde elektriciteitsinstallatie (ondeugdelijk)
verzwaard en/of
- ( vervolgens) ten behoeve van die illegale aansluiting geen beveiliging,
althans een ondeugdelijke beveiliging, geïnstalleerd;
16-711925-11
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juli
tot en met 24 oktober 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de
uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan [adres]) een grote hoeveelheid, als bedoeld in
artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 1123
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 juli 2011
tot en met 24 oktober 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het
weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door
braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 24 oktober 2011 te
[plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk een elektriciteitswerk, voor de
stroomvoorziening in een pand gelegen aan de [adres], heeft vernield
en/of beschadigd en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van dat
elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van dat
elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, terwijl
daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte
is ontstaan en/of terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is
geweest, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) in dat pand
opzettelijk
- de zegels van de hoofdaansluitkast (van de elektriciteitsinstallatie)
verbroken en/of
- ( vervolgens) een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt en/of
- ( vervolgens) ten behoeve van die illegale aansluiting geen beveiliging,
althans een ondeugdelijke beveiliging, geïnstalleerd.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 15-16, van het proces-verbaal met nummer PL091A 2011042077, van politie regio [plaats], in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 127.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 361, van het proces-verbaal met nummer PL091A 2011227349, van politie regio [plaats], in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 371.
3.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 1], namens Stedin Netbeheer BV, met als bijlagen een rapportage diefstal energie en een rapportage visuele waarneming controle netcomponenten, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 77-79.
4.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 1], namens Stedin Netbeheer BV, met als bijlagen een rapportage diefstal energie en een rapportage visuele waarneming controle netcomponenten, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 82.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 17.
6.Het geschrift, te weten een uitdraai van het Kadaster, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 63-64, 66-67 en 74.
7.Het geschrift, te weten een kopie van een huurovereenkomst, opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 161.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 61.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 191-192.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina, 136.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 134-135.
12.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 2], namens Stedin Netbeheer BV, met als bijlagen een rapportage diefstal energie en een rapportage visuele waarneming controle netcomponenten, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 225-227.
13.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 2], namens Stedin Netbeheer BV, met als bijlagen een rapportage diefstal energie en een rapportage visuele waarneming controle netcomponenten, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 239.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 36.
15.Het geschrift, te weten een uitdraai van het Kadaster, opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 44-45, 47-48, 49-50 en 56.
16.Het geschrift, te weten een kopie van een huurovereenkomst, opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 161.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal, pagina 191-192.