ECLI:NL:RBMNE:2014:344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
C/16/357642 / KG ZA 13-920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door onvoldoende voorzieningen na sloop van pand

In deze zaak, die op 31 januari 2014 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderden eisers, wonende te [woonplaats], dat gedaagden, wonende te Westbroek en [woonplaats], zouden worden veroordeeld tot het treffen van herstelwerkzaamheden aan hun perceel. De eisers stelden dat gedaagden onrechtmatig handelden door onvoldoende voorzieningen te treffen ter voorkoming van schade aan hun eigendommen na de sloop van een nabijgelegen pand. De procedure begon met een dagvaarding op 5 december 2013, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 januari 2014, waar een deskundige werd benoemd om de situatie te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de getroffen voorzieningen niet voldoende waren en dat er spoedeisend belang was bij het treffen van aanvullende maatregelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagden verplicht waren om de noodzakelijke voorzieningen te treffen, zoals geadviseerd door de deskundige, en stelde een termijn van zeven dagen vast voor de uitvoering van deze werkzaamheden. Tevens werd een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd voor iedere dag dat gedaagden in gebreke bleven, tot een maximum van € 25.000,00. De vorderingen van eisers werden grotendeels toegewezen, en gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten, inclusief de kosten van de deskundige. Dit vonnis benadrukt de verplichting van eigenaren om adequate maatregelen te nemen ter voorkoming van schade aan naburige eigendommen, vooral in situaties van sloop.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/357642 / KG ZA 13-920
Vonnis in kort geding van 31 januari 2014
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. G.J. Scholten te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te Westbroek,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.C.A. Geerts te Oirschot.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en [gedaagden c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 5 december 2013 betekende dagvaarding met 9 producties;
  • de wijziging van eis met 7 aanvullende producties van 27 december 2014;
  • de mondelinge behandeling op 2 januari 2014;
  • de pleitnota van [eisers c.s.];
  • de pleitnota van [gedaagden c.s.];
  • het proces-verbaal van de zitting van 2 januari 2014, waarin een gerechtelijke plaatsopneming en de benoeming van een deskundige is vermeld;
  • de 5 aanvullende producties van [eisers c.s.] van 13 januari 2014;
  • de 3 aanvullende producties van [eisers c.s.] van 17 januari 2014;
  • de gerechtelijke plaatsopneming van 22 januari 2014;
  • het proces-verbaal van de gerechtelijke plaatsopneming van 22 januari 2014, mede omvattende het deskundigenbericht;
  • de akte na plaatsopneming en deskundigenbericht van [eisers c.s.] van 24 januari 2014, waarin een wijziging van eis is opgenomen;
  • de antwoordakte na plaatsopneming en deskundigenbericht, tevens reactie op vermeerdering/wijziging van de eis, van [gedaagden c.s.] van 28 januari 2014, waarbij één productie is gevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers c.s.] is eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [sectie] nummers [nummer] en [nummer].
2.2.
[gedaagden c.s.] is eigenaar van het perceel [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [sectie] nummer [nummer].
2.3.
Op het perceel [adres] bevonden zich voorheen een woning en een schuur, welke tezamen met de bebouwing aan de [adres] één bouwwerk vormden.
2.4.
De bebouwing op het perceel [adres] is in juni 2012 door (danwel in opdracht van) [gedaagden c.s.] gesloopt.
2.5.
[gedaagden c.s.] is voornemens om nieuwe bebouwing te realiseren op het perceel [adres], maar dit is tot op heden nog niet of nauwelijks gebeurd.
2.6.
Verdere realisering van nieuwe bebouwing op het perceel [adres] valt binnen enige voorzienbare termijn niet te verwachten.

3.Het geschil

3.1.
[eisers c.s.] vordert – samengevat – na wijzigingen van eis:
a. veroordeling van [gedaagden c.s.] om binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis de (herstel)werkzaamheden uit te (doen) voeren, zoals noodzakelijk geoordeeld door de deskundige en zoals weergegeven in het proces-verbaal van 22 januari 2014, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden c.s.] in gebreke blijft met de voldoening aan deze veroordeling, tot een maximum van € 150.000,00;
b. veroordeling van [gedaagden c.s.] om deze werkzaamheden zoveel mogelijk te (doen) verrichten vanaf het perceel van [gedaagden c.s.] en zonder het perceel van [eisers c.s.] te betreden en om voorafgaande aan het verrichten van werkzaamheden aan eigendommen van [eisers c.s.] informatie te verstrekken aan [eisers c.s.] ter zake van het moment en de wijze waarop deze werkzaamheden zullen worden verricht en om [eisers c.s.] in staat te stellen om toezicht en visuele controle op deze werkzaamheden uit te oefenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke overtreding van deze veroordeling, tot een maximum van € 150.000,00;
c. de bepaling dat door de deskundige een eindinspectie zal worden verricht, nadat door [gedaagden c.s.] is aangegeven dat hij de werkzaamheden, als hiervoor onder a. bedoeld, heeft verricht, zodat vastgesteld kan worden of aan de veroordeling, als hiervoor onder a. genoemd, is voldaan, en de veroordeling van [gedaagden c.s.] om zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan een dergelijke eindinspectie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden c.s.] in gebreke blijft met de voldoening aan deze veroordeling, tot een maximum van € 150.000,00;
met veroordeling van [gedaagden c.s.] in de proceskosten, inclusief de kosten van de deskundige.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eisers c.s.] dat [gedaagden c.s.] onrechtmatig handelt door de wijze waarop de bebouwing op het perceel [adres] is gesloopt en door het nalaten van het treffen van afdoende voorzieningen ter voorkoming van schade aan de eigendommen van [eisers c.s.]
De vordering, zoals hiervoor vermeld in 3.1. onder b., wordt door [eisers c.s.] onderbouwd met de stelling dat hij verontrust is door de sommatie van [gedaagden c.s.] om na de plaatsopneming diens perceel te verlaten en door de houding van [gedaagden c.s.]
Ten aanzien van de gewenste eindinspectie stelt [eisers c.s.] dat hij daar behoefte aan heeft vanwege de houding van [gedaagden c.s.] en omdat [gedaagden c.s.] tijdens en na de plaatsopneming duidelijk zou hebben gemaakt dat hij de noodzaak van aanvullende voorzieningen niet inziet.
3.3.
[gedaagden c.s.] voert verweer. Hij voert aan, dat [eisers c.s.] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en dat deze zaak te ingewikkeld en te omvangrijk is om daarover te oordelen in een kort gedingprocedure.
De reeds getroffen voorzieningen zijn volgens [gedaagden c.s.] voldoende om te voorkomen dat er schade ontstaat aan de eigendommen van [eisers c.s.]
Verder betwist [gedaagden c.s.] dat er schade is ontstaan aan de eigendommen van [eisers c.s.] en als die schade er al is, is die niet ontstaan door de sloop van de bebouwing op het perceel van [gedaagden c.s.]
Daarnaast zijn de vorderingen volgens [gedaagden c.s.] onvoldoende specifiek.
Ten aanzien van de vordering, zoals hiervoor vermeld in 3.1. onder b., voert [gedaagden c.s.] aan, dat [eisers c.s.] geen belang heeft bij die vordering.
Met betrekking tot de vordering ter zake van een eindinspectie, betwist [gedaagden c.s.] dat hij tijdens en na de plaatsopneming duidelijk zou hebben gemaakt dat hij de noodzaak van aanvullende voorzieningen niet inziet of dat hij door zijn houding suggereert dat hij die noodzaak niet inziet.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling van de vraag of er sprake is van onrechtmatig handelen danwel nalaten van [gedaagden c.s.], heeft de voorzieningenrechter een drietal vragen voorgelegd aan de deskundige.
4.2.
Deze drie vragen luiden als volgt:
1. Zijn de door [gedaagden c.s.] getroffen voorzieningen ter voorkoming van schade aan het pand van [eisers c.s.] voldoende? Bij de beantwoording van deze vraag dient er rekening mee gehouden te worden dat de bouw van het belendende perceel onzeker is en nog wel een of meer jaren op zich zal laten wachten.
2. Indien de voorzieningen niet voldoende zijn: welke aanpassingen/voorzieningen zijn noodzakelijk om (verdere) schade aan het pand van [eisers c.s.] te voorkomen? Wilt u de aanpassingen/voorzieningen zo concreet mogelijk omschrijven?
3. Met welke van de onder 2 bedoelde aanpassingen/voorzieningen is een spoedeisend belang gemoeid?
4.3.
De deskundige heeft op de bovenstaande vragen de volgende antwoorden gegeven:
1. De getroffen voorzieningen zijn niet voldoende.
2.
De aangebrachte isolatieDe naden van het isolatiemateriaal dienen dicht gemaakt te worden met purschuim. Het isolatiemateriaal is onvoldoende diep aangebracht. Het moet zo diep onder het maaiveld steken dat de vloerbalken volledig overlapt worden. Voorts dienen de isolatieplaten afgedekt te worden door middel van een dampdoorlatende folie (Miofol) vastgezet met tengels. De folie kan circa 200 mm onder de onderzijde balken beëindigd worden.
Het pannendakOver een breedte van 50 cm dienen de dakpannen verwijderd te worden. Het overstek van het dakbeschot op de tussenmuur dient teruggebracht te worden tot circa 200 mm. Vervolgens dient een dampdoorlatende folie (Miofol) op het dakbeschot aangebracht te worden. Daarna worden de dakpannen teruggelegd en aangeheeld. De twee buitenste rijen pannen worden met windhaken vastgezet. Zichtbaar purschuim tussen de pannen dient voorkomen te worden.
De gootAan de linkerzijde van de goot dient een kopschot aangebracht te worden. De breuklijn in de goot dient dichtgemaakt te worden met een bitumen aluminiumtape.
De stempelOp alle balkkruisingen dienen slotbouten (M10) inclusief volgringen aangebracht te worden.
Dakaansluiting van het platte dakDe dampdoorlatende Miofolfolie dient over de muur doorgetrokken te worden en aangespannen te worden met een afdekregel of dakpannen. De los liggende dakpannen dienen te worden verwijderd.
Isolatie van de muur ter hoogte van de badkamer van [eisers c.s.]De muur dient geïsoleerd te worden tot 20 cm onder het maaiveld met isolatiemateriaal met een dikte van minimaal 4 cm en de isolatie dient afgedekt te worden met dampdoorlatende Miofolfolie vastgezet met tengels.
3. Alle onder 2 genoemde aanpassingen zijn spoedeisend en dienen binnen 1 week gerealiseerd te zijn.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt, gezien de antwoorden van de deskundige op de aan hem voorgelegde vragen, dat de door [gedaagden c.s.] tegen de vorderingen aangevoerde verweren niet opgaan. Dat er met spoed voorzieningen moeten worden getroffen, is door de deskundige uitdrukkelijk bevestigd. Het spoedeisend belang van [eisers c.s.] bij zijn vorderingen is daarmee gegeven. Voorts zijn de geadviseerde voorzieningen dermate concreet omschreven en beperkt in omvang, dat het geschil niet te ingewikkeld of te omvangrijk is om daarover te oordelen in een kort gedingprocedure.
Dat de tot nu toe door [gedaagden c.s.] genomen maatregelen onvoldoende zijn, blijkt uit de bevindingen van de deskundige. Daaruit blijkt tevens dat er schade wordt veroorzaakt aan de woning van [eisers c.s.] indien de geadviseerde voorzieningen niet worden getroffen. Deze voorzieningen zijn door de deskundige immers als noodzakelijk aangeduid om (verdere) schade aan het pand van [eisers c.s.] te voorkomen.
De vorderingen van [eisers c.s.] zijn voldoende specifiek, nu deze (na de laatste wijzing van eis) aansluiten op de bevindingen van de deskundige.
4.5.
Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er sprake is van onrechtmatig handelen danwel nalaten van [gedaagden c.s.] jegens [eisers c.s.], omdat [gedaagden c.s.] zijn woning heeft gesloopt zonder voldoende voorzieningen te treffen om schade aan de eigendommen van [eisers c.s.] te voorkomen. [gedaagden c.s.] is verplicht om deze voorzieningen te treffen.
Dit leidt ertoe dat [gedaagden c.s.] zal worden veroordeeld tot het (laten) treffen van de voorzieningen, die door de deskundige zijn geadviseerd. [gedaagden c.s.] heeft nog verzocht om de termijn waarbinnen deze voorzieningen moeten worden getroffen, te stellen op tien werkdagen vanaf de betekening van dit vonnis. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft [gedaagden c.s.] bij zijn antwoordakte van 28 januari 2014 een brief van de door hem ingeschakelde aannemer in het geding gebracht. De voorzieningenrechter zal dit verzoek afwijzen. De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht vermeld dat de door hem geadviseerde voorzieningen dermate spoedeisend zijn, dat deze binnen één week gerealiseerd dienen te zijn. Dit deskundigenbericht dateert van 22 januari 2014, zodat op de datum van dit vonnis sinds de datum van het deskundigenbericht ook al meer dan een week is verstreken. De termijn waarbinnen de voorzieningen moeten worden getroffen, zal dan ook worden gesteld op zeven dagen na de betekening van dit vonnis.
4.6.
Omdat [gedaagden c.s.] zich bereid heeft verklaard om de voorzieningen te treffen, acht de voorzieningenrechter het redelijk om de gevorderde dwangsom te matigen. Deze zal worden vastgesteld op € 500,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden c.s.] in gebreke blijft met de voldoening aan de veroordeling, tot een maximum van € 25.000,00.
4.7.
De vorderingen, zoals hiervoor vermeld in 3.1. onder b. en c., zullen worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat [gedaagden c.s.] de toestemming van [eisers c.s.] behoeft om het perceel of de woning van [eisers c.s.] te betreden. [eisers c.s.] zal die toestemming niet aan [gedaagden c.s.] mogen onthouden voor zover dat betreden noodzakelijk is om [gedaagden c.s.] in staat te stellen om aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen. [gedaagden c.s.] zal na voltooiing van zijn werkzaamheden [eisers c.s.] in de gelegenheid moeten stellen om te beoordelen of de door [gedaagden c.s.] getroffen voorzieningen voldoen aan de onderhavige veroordeling en [eisers c.s.] mag zich daarbij laten bijstaan door een deskundige (al dan niet de heer Van de Wal, die in dit kort geding als deskundige is opgetreden). Er is op dit moment geen reden om te veronderstellen dat partijen zich niet aan deze voor buren vanzelfsprekende samenwerking zullen houden, zodat thans (nog) geen reden bestaat voor het in dat kader treffen van voorlopige voorzieningen zoals hiervoor in 3.1. onder b. en c. bedoeld.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding tot compensatie van de proceskosten, zodat [gedaagden c.s.] als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,79
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.192,79
4.9.
[gedaagden c.s.] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde veroordeling in de kosten van de deskundige. De voorzieningenrechter overweegt op dit punt dat [gedaagden c.s.] zorgvuldiger te werk had moeten gaan. Door dat niet te doen heeft hij onrechtmatig gehandeld. Dat hij door [eisers c.s.] in rechte is betrokken is dus terecht. [gedaagden c.s.] zal daarom als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de deskundige, te weten een bedrag van € 929,28 inclusief omzetbelasting.
4.10.
De gemeente [gemeente] is geen partij in het onderhavige kort geding. Daarom zullen de stellingen van partijen over en weer ter zake van de betrokkenheid van de gemeente bij de tussen hen bestaande problemen, als zijnde niet relevant in het kader van dit kort geding onbesproken blijven.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden c.s.] om binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis de (herstel)werkzaamheden uit te (doen) voeren, zoals noodzakelijk geoordeeld door de deskundige en zoals weergegeven in dit vonnis onder 4.3.;
5.2.
veroordeelt [gedaagden c.s.] om aan [eisers c.s.] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de hiervoor onder 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagden c.s.] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisers c.s.], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.192,79, waarin begrepen € 816,00 aan salaris advocaat;
5.4.
veroordeelt [gedaagden c.s.] tot betaling aan de deskundige van de kosten van de deskundige ad € 929,28 inclusief omzetbelasting;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: LB 4484