Op 31 januari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die werd beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachte rade. De verdachte, geboren in 1976, werd bijgestaan door haar advocaat mr. J.H.N. Peters. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 januari 2014. De officier van justitie, mr. H. Storij, vorderde een gevangenisstraf van 10 maanden. De tenlastelegging omvatte onder andere het verzoek aan een slachtoffer om naar een afgelegen locatie te komen, waar de verdachte en haar medeverdachten zich hadden voorbereid om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met anderen, een plan had gemaakt om het slachtoffer te bedreigen en te mishandelen. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met haar eerdere veroordelingen en de ernst van het feit. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de straf op zonder voorwaardelijk deel, gezien de aard van het misdrijf en de betrokkenheid van de verdachte.