ECLI:NL:RBMNE:2014:3410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
7 augustus 2014
Zaaknummer
16-659268-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepkweek met werkstraf opgelegd

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2014, stond de verdachte terecht voor medeplichtigheid aan de hennepkweek. De verdachte werd beschuldigd van het helpen bij het kweken van hennep in een pand in de gemeente [plaats] tussen 1 juni en 30 september 2013. Tijdens de zitting op 24 juni 2014 verscheen de verdachte in persoon, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.L.E.M. Poll. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen. De verdediging pleitte voor vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten, verwijzend naar de ontkennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit, maar dat het subsidiair feit wel wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de politie, die op 30 september 2013 een hennepstekkerij aantrof met 2991 hennepstekken. De verdachte had kennis van de hennepkweek en had opzettelijk inlichtingen verschaft aan onbekend gebleven personen die betrokken waren bij de hennepkweek.

De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar was als medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met vervangende hechtenis van 100 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn recente opname in een kliniek voor verslavingsproblematiek. De rechtbank vond de opgelegde straf passend en geboden, gezien de ernst van het feit en de gevolgen voor de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-659268-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S.L.E.M. Poll, advocaat te Hilversum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 juni tot en met 30 september 2013 in een pand aan de [adres] te [plaats]
primairsamen met anderen hennep heeft gekweekt,
subsidiairhieraan medeplichtig is geweest.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om de verdachte daarvan vrij te spreken. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte integraal vrij te spreken. De verdediging verwijst hierbij met name naar de ontkennende verklaring van verdachte.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan dan ook vrij spreken. Niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het kweken van hennep(stekken), zodat niet kan worden bewezen dat verdachte dit feit heeft medegepleegd.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Feiten en omstandigheden
Op 30 september 2013 hebben verbalisanten een onderzoek ingesteld bij perceel [adres] te [plaats]. De deur werd geopend door de door een, in het perceel aanwezige persoon, naar later bleek de verdachte. Het bleek dat op genoemd adres een hennepstekkerij aanwezig was. In totaal stonden er 2991 hennepstekken. [1]
Een monster werd getest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep. [2]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat er ongeveer 3000 stekken in de kwekerij aanwezig waren en dat hij de kwekerij zelf heeft opgebouwd. [bijnaam] heeft hem geholpen. In juni 2013 is hij begonnen met de stekkerij. [medeverdachte] deed zelf de stekjes in de blokjes. [medeverdachte] heeft maar één persoon de sleutel van de loods gegeven. Deze persoon hielp hem. De persoon die is aangehouden in de loods is degene die heeft geholpen: hij had verstand van plantjes. Hij heeft geholpen de laatste partij te prikken, zodat het nu goed zou gaan met de plantjes. [3]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 31 juni 2013 tot en met 30 september 2013 in de gemeente [plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld, in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van ongeveer 2991 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 juni 2013 tot en met 30 september 2013 in de gemeente [plaats], opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die onbekend gebleven persoon/personen
- zijn, verdachtes, kennis van (het kweken van) hennepplanten/stekken van
hennepplanten ter beschikking te stellen en
- een hoeveelheid stekken van hennepplanten in blokken te plaatsen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
subsidiair:medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijk gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en tot een werkstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feit zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep een strafbaar feit is en dat dit feit overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Niet is duidelijk geworden wat het motief van verdachte is geweest om medeverdachte te helpen bij de hennepkweek. Verdachte heeft zich echter kennelijk om al de nadelige gevolgen niet bekommerd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte tot en met 2004 meermalen eerder is veroordeeld voor – al dan niet vergelijkbare – strafbare feiten, maar over de relatief lange periode daaropvolgend een blanco strafblad heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij na zijn aanhouding voor deze strafzaak is teruggevallen in zijn verslaving en dat hij zich vervolgens vrijwillig heeft laten opnemen in een kliniek voor verslavingsproblematiek, waar hij zeer recent is ontslagen. Verdachte heeft geen geldproblemen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, er aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank zal geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, nu zij daarvoor geen reden ziet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
subsidiair:medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en R. Kool, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2014.
Mrs. M.A.E. Somsen en R. Kool zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 30 september 2013
in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de
[adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2991, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 31 juni
2013 tot en met 30 september 2013 in de gemeente [plaats] met elkaar, althans
één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan
de [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer
2991, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of
omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 30 september 2013 in de
gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die onbekend
gebleven persoon/personen
- zijn, verdachtes, kennis van (het kweken van) hennepplanten/stekken van
henneplanten ter beschikking te stellen en/of
- een hoeveelheid stekken van hennepplanten in blokken steenwol te plaatsen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij met nummer PL2543-2013065511-1, van politie Flevoland, in de wettelijke vorm opgemaakt.
2.Het proces-verbaal Opiumwet met nummer PL2562-2013065511-16, van de politie Flevoland, in de wettelijke vorm opgemaakt.
3.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] met nummer PL2543-2013065511-11, van de politie Flevoland, in de wettelijke vorm opgemaakt.