Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Standpunten
3.De beoordeling
dat hij moet meewerken aan een klinische behandeling bij FPA Roosenburg te Den Dolder, of een soortgelijke instelling voor de maximale duur van vier maanden’.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. De vordering was ingediend door de officier van justitie naar aanleiding van een vonnis van 9 maart 2011, waarbij de veroordeelde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, maar heeft de proeftijd met een jaar verlengd en de bijzondere voorwaarden gewijzigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, maar ook dat hij positieve veranderingen in zijn leven heeft aangebracht. De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering niet meer opportuun is, gezien de tijd die verstreken is sinds de terugmelding van de GGZ en de verbeteringen in het leven van de veroordeelde. De officier van justitie heeft echter volhard in haar vordering, maar gaf aan geen bezwaar te hebben tegen omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf.
De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde geloofwaardig geacht en besloten dat hij onder toezicht van de reclassering moet blijven. De bijzondere voorwaarden zijn aangepast, waarbij de verplichting tot klinische behandeling bij een specifieke instelling is gewijzigd naar een andere instelling. De rechtbank heeft gelet op artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing op 6 juni 2014 openbaar uitgesproken.