In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao in 1956, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in de periode van 24 februari 2011 tot en met 21 juli 2011. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 12 april 2013 en 6 juni 2014, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M. Hoekzema. De tenlastelegging werd op de zitting gewijzigd en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging.
De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was en dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen hennep had gekweekt en elektriciteit had gestolen van Stedin Netbeheer B.V. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen.
De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 100 uren, met vervangende hechtenis van 50 dagen, en oordeelde dat de redelijke termijn in deze zaak was overschreden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de rechtbank verklaarde dat het bewezenverklaarde strafbaar was, met toepassing van relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.