ECLI:NL:RBMNE:2014:340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
16.659647-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding zware mishandeling met voorbedachte rade

Op 31 januari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van het voorbereiden van zware mishandeling met voorbedachte rade. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. Y. van der Horst, werd beschuldigd van het lokken van een slachtoffer naar een afgelegen locatie met de intentie om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte en zijn medeverdachten een plan hadden gesmeed om het slachtoffer te bedreigen en mogelijk te verwonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachten en de getuigen zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen was. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, en dat er voorbereidingshandelingen waren verricht die wezenlijk waren voor het plegen van het misdrijf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een behandeltraject. De rechtbank achtte de rol van de verdachte niet gering, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659647-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [adres ], [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 17 januari 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Y. van der Horst, advocaat te Emmeloord.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Storij en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde, althans in het arrondissement
Midden-Nederland ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, (na kalm beraad en rustig overleg) als volgt heeft gehandeld:
verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) heeft/hebben
- die [slachtoffer] (middels sms bericht(en)) gevraagd en/of verleid en/of bewogen om naar een schuur/loods (aan de [adres ] te [woonplaats]) te komen en/of
- (vervolgens) zich naar de schuur/loods (aan de [adres ] te [woonplaats]) begeven en/of
- een strop (van touw) en/of een of meer mes(sen) en/of een breekijzer/moersleutel, althans een ijzeren voorwerp en/of een of meer paar handschoenen voorhanden en/of in de aanslag gehad en/of
- zich in, althans in de buurt van, voornoemde schuur/loods opgehouden en/of verstopt (in afwachting van de komst van die [slachtoffer])

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Subsidiair
hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer], opzettelijk een strop (van touw) en/of een moersleutel en/of een of meer mes(sen) en/of (een) telefoon(s) (toebehorende aan [medeverdachte 1] en/of [verdachte]) en/of een of meer paar handschoenen en/of een locatie (te weten een schuur/loods aan de [adres ]) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 14 juli 2013 krijgt [slachtoffer] rond 21.00 uur een bericht vanaf de telefoon van [medeverdachte 1] dat zij zich niet lekker voelt en naar een boerderij (aan de [adres ] te [woonplaats]) gaat. [slachtoffer] gaat op weg naar [medeverdachte 1], maar als hij langs haar woning rijdt en ziet dat de verlichting brandt en de televisie aanstaat, vertrouwt hij het niet helemaal. Hij vraagt bijstand van de politie om in de schuur aan de [adres ] te [woonplaats] te kijken.
Daar aangekomen lopen de verbalisanten als eersten door de schuur en zij treffen aan de achterzijde buiten de schuur twee mannen, zijnde [medeverdachte 2] en [verdachte], met verschillende wapens. [medeverdachte 2] komt op verbalisant [verbalisant] afgelopen met in zijn opgeheven hand een moersleutel. [verbalisant] lost hierop twee waarschuwingsschoten en één gericht schot in de richting van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn vervolgens aangehouden. Later is ook [medeverdachte 1] als verdachte aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het subsidiair ten laste gelegde is volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen. Hij acht de verklaringen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] belastend en constateert dat deze op hoofdlijnen met elkaar overeen komen. De verklaringen van verdachte [medeverdachte 1], die afwijken van die van de medeverdachten, worden door de officier van justitie niet geloofwaardig geacht, onder meer omdat deze niet consistent zijn. De officier van justitie heeft, naast de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte], gewezen op de sms-berichten in het dossier en het feit dat de telefoon van verdachte [verdachte] bij verdachte [medeverdachte 1] in huis is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is naar medeverdachte [medeverdachte 1], met wie hij dacht aan het begin te staan van een affectieve relatie, gegaan om haar te troosten. In de woning van [medeverdachte 1] is met [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] door verdachte gesproken over de noodzaak om [slachtoffer] duidelijk te maken dat hij met zijn acties jegens [medeverdachte 1] moest stoppen en dat dit zou kunnen door hem angst in te boezemen en door hem pijn toe te brengen. Verdachte heeft zich niet bemoeid met de wijze waarop [slachtoffer] naar de boerderij gelokt zou worden. Achteraf bezien, nu [medeverdachte 1] ontkent dat zij een relatie hadden en ontkent enige rol in het gebeuren te hebben gehad, voelt verdachte zich misleid, bedrogen en gebruikt. Hij is ervan overtuigd dat hij nimmer naar Zeewolde zou zijn toegekomen wanneer hij van de werkelijke situatie op de hoogte was geweest.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, hooguit op het toebrengen van pijn. Het opzet heeft zich tevens niet geopenbaard in het begin van uitvoering van een handeling die, indien voltooid, zwaar lichamelijk letsel zou hebben toegebracht. Hij heeft zich, zodra hij de politie zag, overgegeven.
Ook is er geen sprake geweest van medeplegen, omdat verdachte daarop geen opzet had. Verdachte en [medeverdachte 2] kennen elkaar amper en tussen beiden is weinig gesproken. Voor zover de bewezen verklaarde feiten wellicht voorbereidingshandelingen opleveren is daarmee nog niet gezegd dat dit voorbereidingshandelingen betreffen waaruit zonder meer blijkt dat het daarbij ging om het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 14 juli 2013 omstreeks 22.00 uur een sms kreeg van de telefoon van [medeverdachte 1] (met wie hij zegt een relatie te hebben) dat zij bij de treinen was gevallen door een zogeheten uitval en dat ze niet wist waar ze was. [slachtoffer] besloot hierop [medeverdachte 1] op te zoeken en is op enig moment vertrokken uit Oss. Rond 23.24 uur kreeg hij het bericht dat [medeverdachte 1] in de oude boerderij zou zitten op de [adres ] in [woonplaats], waar zij eerder gewoond had Rond 00.40 uur reed [slachtoffer], die op weg was naar de schuur, langs de woning van [medeverdachte 1] en zag daar licht branden en een televisie die aanstond. [slachtoffer] vertrouwde het niet en hij heeft de politie gebeld, met wie hij samen naar de [adres ] in [woonplaats] is gegaan. De politie is vervolgens de schuur binnen gegaan en Enkele minuten later hoorde [slachtoffer] drie schoten. [slachtoffer] heeft het vermoeden dat [medeverdachte 2] de sms-berichten via de telefoon van [medeverdachte 1] heeft verstuurd. [2]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een relatie heeft met [medeverdachte 1]. Hij had van [medeverdachte 1] gehoord dat [slachtoffer] (die zij de deur zou hebben gewezen) haar lastigviel en dat zij zo gedeprimeerd was dat zij uit het leven wilde stappen. [medeverdachte 2] heeft toen tegen haar gezegd dat aan [slachtoffer] duidelijk gemaakt moest worden dat hij met zijn handelen moest stoppen en dat hij, [medeverdachte 2], iets zou bedenken. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] op verzoek van [medeverdachte 1] [verdachte] opgehaald in Hengelo. Onderweg heeft hij telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] waarbij zij met het plan kwam om [slachtoffer] een les te leren. [medeverdachte 2] heeft geopperd om dit in de boerderij aan de [adres ] te [woonplaats] te doen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens, nadat [medeverdachte 2] en [verdachte] bij haar thuis waren aangekomen, in het bijzijn van [medeverdachte 2] [slachtoffer] via sms laten weten dat zij op de [adres ] was en dat [slachtoffer] daarheen moest komen. Deze plek was gekozen omdat deze afgelegen ligt. In eerste instantie werd door [verdachte], in aanwezigheid van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], geopperd om [slachtoffer] helemaal in elkaar te slaan. [verdachte] had handschoenen aan en [verdachte] en [medeverdachte 2] hadden ieder een mes bij zich. Volgens [medeverdachte 2] was hij zelf alleen van plan om hiermee te dreigen, maar zou [verdachte] hebben gezegd dat ze [slachtoffer] zouden pakken en dan door elkaar rammelen en ook dat hij [slachtoffer] aan het mes wilde rijgen. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] tevens horen zeggen dat dit de laatste dag is dat hij ([slachtoffer]) kon ademen. [medeverdachte 2] had naast het mes ook een moersleutel bij zich en [verdachte] had tevens een strop meegenomen. De telefoon van [medeverdachte 1] is door [medeverdachte 2] meegenomen naar de boerderij voor het geval [slachtoffer] contact met [medeverdachte 1] op zou nemen. [3]
In zijn laatste verhoor heeft [medeverdachte 2] aan zijn verklaring toegevoegd dat in de woning van [medeverdachte 1] met haar is afgesproken dat [slachtoffer] naar de boerderij moest komen. [verdachte] was hierbij ook aanwezig. Alles is in samenspraak gegaan. De telefoon van [medeverdachte 1] was vanaf 23.45 uur op 14 juli 2013 bij [medeverdachte 2] in bezit en hij heeft vanaf dat moment enkele berichten aan [slachtoffer] verstuurd. Het plan om [slachtoffer] naar de boerderij te lokken was van [medeverdachte 1] afkomstig. Zij heeft ook gevraagd om hem een paar klappen te geven. [verdachte] had gezegd dat ze handschoenen aan moesten doen zodat er geen DNA en vingerafdrukken achter zouden blijven. [medeverdachte 2] had zelf ook handschoenen meegenomen. In de auto heeft [verdachte] aan [medeverdachte 2] gevraagd hoe groot het hoofd van [slachtoffer] was. [medeverdachte 2] begreep later dat dit met de strop te maken moest hebben die [verdachte] bij zich had. Bij de loods lagen [medeverdachte 2] en [verdachte] in een soort hinderlaag op [slachtoffer] te wachten. Toen zij bij de boerderij langs een gierput liepen heeft [medeverdachte 2] tegen [verdachte] gezegd dat zij [slachtoffer] daar ook wel konden laten verdwijnen, omdat [verdachte] eerder had gezegd dat [slachtoffer] hier zijn laatste adem uit zou blazen. [4]
Verdachte [verdachte] heeft het volgende verklaard. Op 14 juli 2013 was hij rond 23.15 uur bij [medeverdachte 1] nadat [medeverdachte 2] hem thuis had opgehaald. Hier zijn ze ongeveer een half uur gebleven alvorens [medeverdachte 2] en hij richting de boerderij gingen. Zij hebben de telefoon van [medeverdachte 1] meegenomen en zijn telefoon bij haar achtergelaten, zodat zij te bereiken was voor [medeverdachte 2] en [verdachte]. [medeverdachte 2] reageerde vervolgens op whats’app berichten van [slachtoffer]. Zij wilden bij de boerderij [slachtoffer] angst aanjagen door hem een paar klappen te geven. [verdachte] had daarvoor een groot mes bij zich, met het handvat waarvan hij op de handen van [slachtoffer] wilde slaan. [verdachte] wilde [slachtoffer] pijn doen. Het was de eerste keer dat hij het mes bij zich droeg. De bedoeling was om [slachtoffer] een paar klappen te geven en hem in zijn knieholten te trappen, zodat hij door zijn knieën zou zakken. Ook overwoog [verdachte] om met zijn schoenen op de handen van [slachtoffer] te gaan staan. [medeverdachte 1] was op de hoogte van de plannen. [5] [verdachte] verklaart daarover onder meer dat hij [medeverdachte 1] had verteld dat hij [slachtoffer] een paar klappen wilde geven.
In zijn latere verhoor heeft [verdachte] verklaard dat [slachtoffer] via de telefoon van [medeverdachte 1] naar de boerderij werd gelokt. [verdachte] had een buck-knife, een strop en handschoenen bij zich en [medeverdachte 2] een moersleutel, een mes en handschoenen. [verdachte] ontkent dat hij heeft gezegd dat [slachtoffer] zijn laatste adem uit zou blazen. Het was volgens [verdachte] juist [medeverdachte 2] die wilde dat het de laatste dag van [slachtoffer] was en die meerdere malen gezegd heeft: “Dit is de laatste dag dat hij ademt.”. [verdachte] heeft [medeverdachte 2] verder op het erf bij een gierput horen zeggen dat dat een plek was waar [slachtoffer] kon verdwijnen. Bij [medeverdachte 1] thuis is er tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] al over gesproken om [slachtoffer] te laten verdwijnen. Daar is ook door hun drieën gesproken om [slachtoffer] naar de boerderij te laten komen om hem daar te pakken te nemen. [6]
Uit het dossier blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] met zowel [medeverdachte 2], [verdachte] als [slachtoffer] contact heeft gehad via whats’app. Hieruit blijkt onder meer dat [verdachte] rond 15.00 uur aan het nummer van [medeverdachte 1] heeft bericht “Laten we die lege schedel dan verbouwen”, waarop is geantwoord: Ja idd heb je een idee”, waarna [verdachte] op zijn beurt antwoordt: “ik heb wel eens een goed idee schat”. Van de telefoon van [medeverdachte 1] komt rond 20.00 uur het bericht “zoja neem handschoenen mee” en “ga ma na gert beter” waarop [medeverdachte 2] rond 20.30 uur antwoordt “Sla hem dan nu nog neer”. Tevens is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte 1] gedurende de hele dag contact met [slachtoffer] heeft gehad en dat op die manier met hem is afgesproken om hem bij de boerderij te treffen. [7]
Uit sms-berichten tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en [slachtoffer] blijkt dat [slachtoffer] vanaf ongeveer 21.00 uur op 14 juli 2013 is meegedeeld dat [medeverdachte 1] zich niet lekker voelde en naar de boerderij is gegaan. [8]
[medeverdachte 1] heeft aangevoerd dat zij niet betrokken is bij de plannen die [medeverdachte 2] en [verdachte] kennelijk met [slachtoffer] hadden. Zij heeft daartoe onder meer gesteld dat haar telefoon ten tijde van bovengenoemde berichten niet in haar bezit was. De rechtbank volgt haar daarin niet. [medeverdachte 1] heeft wisselende en daarmee onbetrouwbare verklaringen afgelegd over de vraag vanaf welk moment zij haar telefoon precies miste en of dit voortdurend was, of met tussenpozen. Verder valt op dat op 13 en 14 juli via die telefoon berichten gaan naar/inkomen van de telefoons van zowel [slachtoffer], [medeverdachte 2] als [verdachte], zodat hoogst onaannemelijk is dat [medeverdachte 1] telefoon toen in handen was van [medeverdachte 2] of [verdachte]. Dat de telefoon van [medeverdachte 1] in handen was van een andere persoon is in het geheel niet aannemelijk geworden.
Daarnaast blijkt [medeverdachte 1] betrokkenheid ook uit de hierboven weergegeven verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte].
Hoewel het precieze tijdstip waarop de telefoon van [medeverdachte 1] in handen van [medeverdachte 2] en [verdachte] is gekomen niet kan worden vastgesteld acht de rechtbank bewezen dat genoemde berichten van/naar de telefoon van [medeverdachte 1] ofwel door haar zelf zijn verstuurd/ontvangen ofwel (mogelijk deels) door [medeverdachte 2] en [verdachte], maar wel met medeweten van [medeverdachte 1].
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] gezamenlijk het plan hebben gehad om [slachtoffer] een lesje te leren. Met betrekking tot de intentie en de gedragingen die daaruit voortvloeiden overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Verbalisant [verbalisant] heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood en het willen toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een breekijzer en/of een mes dat [medeverdachte 2] op zijn heup droeg. [9] In het proces-verbaal bevindingen heeft hij verklaard dat het donker was op het terrein van de boerderij. Hij zag twee mannen gehurkt langs de gevel van de schuur/loods zitten. De voorste van de twee mannen, [medeverdachte 2], sprong op en kwam met een breekijzer opgeheven in zijn hand op [verbalisant] aflopen. [medeverdachte 2] reageerde niet op het aanroepen van [verbalisant] en op de geloste waarschuwingsschoten, maar bleef op [verbalisant] aflopen. [medeverdachte 2] probeerde zijn mes uit het foedraal te halen door hier hard aan te trekken, maar dit lukte niet. [verbalisant] heeft uiteindelijk gericht op [medeverdachte 2] geschoten. Pas toen een collega van [verbalisant] arriveerde heeft [medeverdachte 2] geluisterd naar de politie. [10]
Ter uitvoering van het plan om [slachtoffer] een lesje te leren hebben de verdachten twee messen, een moersleutel, twee paar handschoenen en een strop meegenomen. Dat er voor dit doel een afgelegen plaats is uitgezocht, er gesproken is over de grootte van het hoofd van [slachtoffer], het verbouwen van diens schedel en het laten verdwijnen in/bij de gierput van [slachtoffer] en de wijze waarop verbalisant [verbalisant] is benaderd door [medeverdachte 2], omdat [medeverdachte 2] in de veronderstelling was dat dit [slachtoffer] betrof, brengt mee dat naar de uiterlijke verschijningsvorm geen sprake was van het enkel willen bedreigen of eenvoudig willen mishandelen, maar dat verdachten het opzet, minstens in voorwaardelijke zin, hadden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ter uitvoering van dit plan zijn voorbereidingshandelingen getroffen waaraan alle drie de verdachten hebben meegewerkt. Er is sprake geweest van overleg tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte]. Met de telefoon van [medeverdachte 1] is [slachtoffer] meegedeeld dat hij naar de [adres ] te [woonplaats] moest komen en [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn samen naar de boerderij gegaan. Bovendien zijn er verschillende wapens meegebracht die bestemd waren tot het plegen van zware mishandeling. Gelet op voorgaande blijkt tevens dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
Voorts acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van voorbedachte raad nu er sprake is geweest van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. Er heeft immers bij [medeverdachte 1] thuis overleg plaatsgevonden, er zijn verschillende sms- dan wel whats’app berichten over en weer gestuurd en [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben geruime tijd bij de schuur/loods gewacht totdat [slachtoffer] zou verschijnen. Bovendien zijn er verschillende wapens meegenomen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer], opzettelijk een strop van touw en een moersleutel en messen en een telefoon toebehorende aan [medeverdachte 1] en meer paar handschoenen en een locatie te weten een schuur/loods aan de [adres ] bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.
Van het onder subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad.

7.STRAFBAARHEID

Door de raadsman is subsidiair gesteld dat indien het primair of subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden dit geen strafbaar feit oplevert zodat verdachte ten aanzien van dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde wel strafbaar is gesteld in de artikelen 46 juncto 303 van het Wetboek van Strafrecht, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de verplichting mee te werken aan de begeleiding van het Kansentraject van Humanitas en Mediant en een behandeling van ACT.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden enerzijds met de ‘kleinere’ rol van verdachte, anderzijds met de omstandigheid dat verdachte zich begeleidbaar opstelt en niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf gesteld dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is aan te merken als first offender en leidt door zijn problematiek een teruggetrokken leven.
De raadsman heeft verzocht geen deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelet op de achtergrond van het feit en de omstandigheid dat er niet voor herhaling gevreesd hoeft te worden. Hij heeft verzocht een werkstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een ernstig misdrijf.
Hij heeft hierin een actieve rol vervuld. Indien het misdrijf daadwerkelijk zou zijn geëffectueerd zou dit een grove schending van de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] hebben betekend. De rechtbank neemt dit verdachte ernstig kwalijk.
De rechtbank heeft, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 juli 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies d.d. 21 oktober 2013 opgesteld door B.J.M. Eijssing, reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
Uit dit rapport blijkt dat op de leefgebieden “Opleiding, werk en leren”, “alcoholgebruik en drugsgebruik” en “Denkpatronen, gedrag en vaardigheden” enkele problemen worden geconstateerd. Op dit moment ontvangt verdachte behandeling op psychisch vlak en begeleiding door Mediant op het gebied van wonen en praktische zaken. Bij verdachte lijkt sprake van een bewuste en overwogen beslissing om over te gaan tot een dergelijke manier van probleemoplossing zoals uit dossier blijkt. Hieruit spreekt enige mate van emotionele instabiliteit en inadequatie op het gebied van probleemhantering.
Verdachte is verwezen naar het psychodiagnostisch adviescentrum Twente. Uit dat onderzoek is gebleken dat er sprake is van enige trauma’s, maar onvoldoende om te spreken van PTSS. Wel is er ADD geconstateerd, waardoor verdachte structureel moeite heeft om zijn denken en handelen te ordenen en daardoor snel in chaos belandt. Tevens is een autistische stoornis en depressieve stoornis geconstateerd met daarnaast compulsief/obsessieve stoornis en antisociale trekken. Verdachte is aangemeld bij ACT complexe zorg voor behandeling. De inschatting op het recidiverisico is laag.
De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en meewerken aan de begeleiding van het Kansentraject van Humanitas en Mediant en dat verdachte zal meewerken aan de behandeling van ACT zolang de reclassering dit nodig acht.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte niet als gering is aan te merken.
Zijn aandeel in de planning en voorbereiding is vergelijkbaar met het aandeel van de medeverdachten, zodat aan verdachte een soortgelijke straf opgelegd moet worden als aan de medeverdachten. De rechtbank komt daarom tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist. Wel zal de rechtbank in strafverminderende zin rekening houden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en zich behandelbaar opstelt.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank zal naast een onvoorwaardelijk deel ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, teneinde de bijzondere voorwaarden zoals door de hiervoor genoemde rapporteur mogelijk te maken, en verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van delicten.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes (buckmes) verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde mes (buckmes) moet worden verbeurdverklaard, omdat met betrekking tot dit aan verdachte toebehorende voorwerp het subsidiair bewezen verklaarde feit is begaan;

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 27, 33, 33a, 46, 47, 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd van 2 jaren:
* bij Reclassering Nederland zal melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan de begeleiding van het Kansentraject van Humanitas en Mediant, zolang en zo frequent deze instellingen dat noodzakelijk achten;
* onder behandeling zal stellen van ACT, op de tijden en plaatsen als door of namens die ACT aan te geven, teneinde zich te laten behandelen, zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 7 december 2013 onder 1 vermelde voorwerp, te weten een mes (buckmes).
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S. M. van Lieshout, voorzitter, mrs. A. van Holten en R.C.J. Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013051615, doorgenummerd 1 tot en met 261.
2.Pagina’s 122 en 123.
3.Pagina’s 33 tot en met 35.
4.Pagina’s 47 tot en met 51.
5.Pagina’s 69 tot en met 73.
6.Pagina’s 80 tot en met 83.
7.Pagina’s 156 tot en met 158 en 163 tot en met 169.
8.Pagina’s 151 tot en met 155.
9.Pagina 212.
10.Pagina’s 126 en 127.