ECLI:NL:RBMNE:2014:3390

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
16-661344-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapen, amfetamine en hennepkwekerij

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2014, is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, scherpe munitie, amfetamine en het telen van hennep. De feiten vonden plaats op 3 april 2014, waarbij de verdachte een revolver en munitie in zijn bezit had, evenals een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine en 111 hennepplanten. De verdachte heeft de feiten bekend, met uitzondering van de beschuldiging van het opzettelijk verkopen of afleveren van amfetamine, waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen zou krijgen, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De verdediging heeft zich gerefereerd aan deze strafeis, maar verzocht om matiging van de werkstraf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de blanco strafblad van de verdachte en zijn medewerking aan het onderzoek. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft het beslag op de in beslag genomen auto gehandhaafd, gezien de aangekondigde ontnemingsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661344-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1961] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
Raadsvrouw mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 juli 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 3 april 2014 een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 2: op 3 april 2014 scherpe patronen/munitie voorhanden heeft gehad;
feit 3: op 3 april 2014 in amfetamine heeft gehandeld dan wel deze voorhanden heeft gehad;
feit 4: op 3 april 2014 hennep heeft geteeld, dan wel 111 hennepplanten voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde kan volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte opzettelijk amfetamine heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, zodat verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
De officier van justitie acht voor het overige wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk amfetamine heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, zodat verdachte dient vrijgesproken te worden van dat deel van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De verdediging is voor het overige van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 juli 2014;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2014, pagina 31 en 32 van het einddossier 09smoke;
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 36 en 37 van het einddossier 09smoke;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 april 2014, pagina 53 en 54 van het einddossier 09smoke;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2014, pagina 112;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 4 april 2014, pagina 122 en 123 van het einddossier 09smoke;
  • het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 april 2014, pagina 124 en 125 van het einddossier 09smoke;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2014, pagina 130 en 131 van het einddossier 09smoke.
Partiele vrijspraak feit 3
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk amfetamine heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dat deel van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 03 april 2014 te [plaats], een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver (merk Dan Wesson 357 Magnum), voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 03 april 2014 te [plaats], voorhanden heeft gehad zes scherpe patronen (merk FPU, 367MAG), zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
feit 3
op 03 april 2014 te [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad 402,94 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
op 03 april 2014 te [plaats], opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in een pand aan [adres], 111 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • 180 dagen gevangenisstraf, met aftrek, waarvan 159 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringstoezicht, een meldplicht en het volgen van enkele gedragsinterventies;
  • 240 uren werkstraf, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan de strafeis van de officier van justitie. De verdediging heeft daarbij verzocht om de werkstraf, gelet op de fulltime baan van verdachte, te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende scherpe munitie. Voorts heeft verdachte – naar eigen zeggen voor eigen gebruik – een grote hoeveelheid amfetamine voorhanden gehad en had verdachte een hennepkwekerij.
Het voorhanden hebben van vuurwapen met de daarbij behorende scherpe munitie levert gevaar op voor de maatschappij. De kans is aanwezig dat van deze wapens op gevaarzettende wijze gebruik kan worden gemaakt. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van wapens voor onze samenleving.
Drugs zijn in het algemeen middelen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Het gebruik van dergelijke middelen veroorzaakt, mede door vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, onrust en schade in de samenleving.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het navolgende.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 mei 2014 niet eerder in aanraking gekomen met justitie. De rechtbank weegt dit ten gunste van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Verdachte heeft vanaf zijn aanhouding meegewerkt aan het opsporingsonderzoek en openheid van zaken gegeven. Ook deze omstandigheid weegt de rechtbank ten gunste van verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Victas d.d. 1 juli 2014. De reclassering adviseert – kort gezegd – aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en gedragsinterventies. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde begeleiding en behandeling. Ook heeft hij verklaard dat aan hem inmiddels een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven, zodat hij zijn werkzaamheden als installateur bij zijn werkgever kan hervatten.
De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten – zeker als zij in samenhang worden beschouwd –een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank zal hiertoe, gelet op de persoon van verdachte, zijn proceshouding en zijn blanco strafblad, evenwel niet over gaan. De rechtbank merkt in dit verband op dat zij met de officier van justitie van oordeel is dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte vooral zeer naïef is geweest en daardoor onverstandig heeft gehandeld. Dat er sprake is van een criminele levensstijl is in ieder geval niet aannemelijk geworden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
De voorwaardelijke straf dient voor verdachte als stok achter de deur om hem er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en maakt de noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte door de reclassering mogelijk.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf van 240 uren, bij het niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, op leggen.

7.Beslag

De verdediging heeft verzocht de onder verdachte in beslag genomen personenauto van het merk Porsche, aan verdachte terug te geven.
De rechtbank heeft geconstateerd dat voornoemd voertuig in beslag is genomen ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Volgens mededeling van de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 11 juli 2014 is er op voornoemd voertuig inmiddels ook conservatoir beslag als bedoeld in artikel 94a Sv. gelegd. Bovendien heeft de officier van justitie een ontnemingsvordering aangekondigd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de grondslag 94 Sv dient te worden opgeheven en dat het beslag voor het overige voortduurt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 Wet wapens en munitie en artikel 10 en 11 Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging:
- veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 159 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis zal melden bij de reclassering van Victas, centrum voor verslavingszorg, op het adres: ABCstraat 5 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* zal deelnemen en meewerken aan de navolgende gedragsinterventies:
- GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
- GI-GGZ Korte Leefstijltraining.
Geeft Victas opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
-
een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. E.A.A. van Kalveen en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juli 2014.
Mr. R.G.A. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 april 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een revolver (merk Dan Wesson 357 Magnum), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 03 april 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, voorhanden heeft gehad zes, althans een of meer, (scherpe) patro(o)n(en) (merk FPU, 367MAG), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 03 april 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 402,94 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 03 april 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) (ongeveer) 111, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet