ECLI:NL:RBMNE:2014:339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
16.659646 (P) en 07.690235-10 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding zware mishandeling met voorbedachte rade en bedreiging met zware mishandeling

Op 31 januari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een man, die werd beschuldigd van het voorbereiden van zware mishandeling met voorbedachte rade en bedreiging met zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1980 in Indonesië en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Almere, is veroordeeld tot 14 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht na een melding van het slachtoffer, die op 14 juli 2013 een sms ontving van de vriendin van de verdachte, waarin zij aangaf zich niet lekker te voelen en naar een boerderij te gaan. Het slachtoffer vertrouwde de situatie niet en vroeg de politie om hulp. Bij aankomst troffen de verbalisanten de verdachte en een medeverdachte aan met wapens, waaronder een moersleutel en messen. De verdachte had het plan om het slachtoffer een lesje te leren, wat leidde tot de beschuldigingen van voorbereiding van zware mishandeling.

Tijdens de rechtszaak werd het onderzoek ter terechtzitting op 24 oktober 2013 gestart, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat. De officier van justitie, mr. H. Storij, vorderde een gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen was. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorbedachte rade en dat de verdachte samen met anderen had samengewerkt om het slachtoffer te bedreigen en voor te bereiden op zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659646 (P) en 07.690235-10 (vtvv)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te[geboorteplaats] (Indonesië),
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 24 oktober 2013, waarbij verdachte is verschenen bijgestaan door mr. O. Bolluyt, advocaat te Lelystad. Het onderzoek ter terechtzitting is opnieuw aangevangen op 17 januari 2014, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte en diens raadsman zijn wederom verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Storij en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1. Primair

hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde, althans in het arrondissement Midden-Nederland ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten[slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, (na kalm beraad en rustig overleg) als volgt heeft gehandeld:

verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) heeft/hebben
- die [slachtoffer 1] (middels sms bericht(en)) gevraagd en/of verleid en/of bewogen om naar een schuur/loods (aan de [adres] te [woonplaats]) te komen en/of
- (vervolgens) zich naar de schuur/loods (aan de [adres] te [woonplaats]) begeven en/of
- een strop (van touw) en/of een of meer mes(sen) en/of een breekijzer/moersleutel, althans een ijzeren voorwerp en/of een of meer paar handschoenen voorhanden en/of in de aanslag gehad en/of
- zich in, althans in de buurt van, voornoemde schuur/loods opgehouden en/of verstopt (in afwachting van de komst van die [slachtoffer 1])
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf zware mishandeling met voorbedachten rade van[slachtoffer 1], opzettelijk een strop (van touw) en/of een moersleutel en/of een of meer mes(sen) en/of (een) telefoon(s) (toebehorende aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]) en/of een of meer paar handschoenen en/of een locatie (te weten een schuur/loods aan de [adres])
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

2. Primair

hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde, althans in het arrondissement Midden-Nederland ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om aan een (voor hem op dat
moment onbekend) persoon (te weten [verbalisant 1]) (terwijl hij in de veronderstelling was dat dit iemand anders was), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met een moersleutel en/of mes in de hand in de richting van die persoon ([verbalisant 1]) is gelopen en/of in een cirkel beweging om die persoon ([verbalisant 1]) heen is gelopen en/of met een moersleutel (in de richting van die [verbalisant 1]) heeft gezwaaid en/of (terwijl hij vlak voor die [verbalisant 1] stond) heeft getracht een mes te trekken, althans zijn hand op het foedraal (met daarin een mes) heeft geplaatst
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde, althans in het arrondissement Midden-Nederland een ander (te weten [verbalisant 1]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een moersleutel en/of mes in de hand in de richting van die [verbalisant 1] gelopen en/of in een cirkel beweging om die [verbalisant 1] heengelopen en/of heeft verdachte met een moersleutel (in de richting van die [verbalisant 1]) gezwaaid en/of heeft verdachte (terwijl hij vlak voor die [verbalisant 1] stond) getracht een mes te trekken, althans heeft hij verdachte zijn
hand op het foedraal (met daarin het mes) geplaatst.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten (feit 3 wordt nu genummerd als feit 2). De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 14 juli 2013 krijgt [slachtoffer 1] rond 21.00 uur een bericht vanaf de telefoon van [medeverdachte 1] dat zij zich niet lekker voelt en naar een boerderij (aan de [adres] te [woonplaats]) gaat. [slachtoffer 1] gaat op weg naar [medeverdachte 1], maar als hij langs haar woning rijdt en ziet dat de verlichting brandt en de televisie aanstaat, vertrouwt hij het niet helemaal. Hij vraagt bijstand van de politie om in de schuur aan de [adres] te [woonplaats] te kijken.
Daar aangekomen lopen de verbalisanten als eersten door de schuur en zij treffen aan de achterzijde buiten de schuur twee mannen, zijnde [verdachte] en [medeverdachte 2], met verschillende wapens. [verdachte] komt op verbalisant [verbalisant 1] afgelopen met in zijn opgeheven hand een moersleutel. [verbalisant 1] lost hierop twee waarschuwingsschoten en één gericht schot in de richting van [verdachte]. [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens aangehouden. Later is ook [medeverdachte 1] als verdachte aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen. Hij acht de verklaringen van de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] belastend en constateert dat deze op hoofdlijnen met elkaar overeen komen. De verklaringen van verdachte [medeverdachte 1], die afwijken van die van de medeverdachten, wordt door de officier van justitie niet geloofwaardig geacht, onder meer omdat deze niet consistent zijn. De officier van justitie heeft, naast de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2], gewezen op de sms-berichten in het dossier en het feit dat de telefoon van verdachte [medeverdachte 2] bij verdachte [medeverdachte 1] in huis is aangetroffen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, doordat verdachte in het donker met een moersleutel boven zijn hoofd geheven en met zijn hand naar zijn mes reikend op de verbalisant is afgelopen. De afstand tussen beiden bedroeg ongeveer zeven meter.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat zowel hij als medeverdachte [medeverdachte 2] enkel van plan waren om [slachtoffer 1] te bedreigen en niet om hem letsel toe te brengen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard nergens van af te weten en ander bewijs ontbreekt.
De door verdachte en [medeverdachte 2] meegebrachte messen zijn in hun foedraal gebleven.
De raadsman is van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet de intentie heeft gehad om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij had de moersleutel uitsluitend in zijn hand om zijn woorden kracht bij te zetten. Verdachte ontkent dat hij heeft getracht een mes te trekken. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij de verbalisant niet heeft aangevallen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 14 juli 2013 omstreeks 22.00 uur een sms kreeg van de telefoon van [medeverdachte 1] (met wie hij zegt een relatie te hebben) dat zij bij de treinen was gevallen door een zogeheten uitval en dat zij niet wist waar zij was. [slachtoffer 1] besloot hierop [medeverdachte 1] op te zoeken en is op enig moment vertrokken uit Oss. Rond 23.24 uur kreeg hij het bericht dat [medeverdachte 1] in de oude boerderij zou zitten op de [adres] in [woonplaats], waar zij eerder gewoond had. Rond 00.40 uur reed [slachtoffer 1], die op weg was naar de schuur, langs de woning van [medeverdachte 1] en zag daar licht branden en een televisie die aanstond. [slachtoffer 1] vertrouwde het niet en hij heeft de politie gebeld, met wie hij samen naar de [adres] in [woonplaats] is gegaan. De politie is vervolgens de schuur binnen gegaan. Enkele minuten later hoorde [slachtoffer 1] drie schoten. [slachtoffer 1] heeft het vermoeden dat [verdachte] de sms-berichten via de telefoon van [medeverdachte 1] heeft verstuurd. [2]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij een relatie heeft met [medeverdachte 1]. Hij had van [medeverdachte 1] gehoord dat [slachtoffer 1] (die zij de deur zou hebben gewezen) haar lastigviel en dat zij zo gedeprimeerd was dat zij uit het leven wilde stappen. [verdachte] heeft toen tegen haar gezegd dat aan [slachtoffer 1] duidelijk gemaakt moest worden dat hij met zijn handelen moest stoppen en dat hij, [verdachte], iets zou bedenken. Vervolgens heeft [verdachte] op verzoek van [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] opgehaald in Hengelo. Onderweg heeft hij telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1], waarbij zij met het plan kwam om [slachtoffer 1] een les te leren. [verdachte] heeft geopperd om dit in de boerderij aan de [adres] te [woonplaats] te doen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens, nadat [verdachte] en [medeverdachte 2] bij haar thuis waren aangekomen, in het bijzijn van [verdachte] [slachtoffer 1] via sms laten weten dat zij op de Sternweg was en dat [slachtoffer 1] daarheen moest komen. Deze plek was gekozen omdat deze afgelegen ligt. In eerste instantie werd door [medeverdachte 2], in aanwezigheid van [verdachte] en [medeverdachte 1], geopperd om [slachtoffer 1] helemaal in elkaar te slaan. [medeverdachte 2] had handschoenen aan en [medeverdachte 2] en [verdachte] hadden ieder een mes bij zich. Volgens [verdachte] was hij zelf alleen van plan om hiermee te dreigen, maar zou [medeverdachte 2] hebben gezegd dat ze [slachtoffer 1] zouden pakken en dan door elkaar rammelen en ook dat hij [slachtoffer 1] aan het mes wilde rijgen. [verdachte] heeft [medeverdachte 2] tevens horen zeggen dat dit de laatste dag is dat hij ([slachtoffer 1]) kon ademen. [verdachte] had naast het mes ook een moersleutel bij zich en [medeverdachte 2] had tevens een strop meegenomen. De telefoon van [medeverdachte 1] is door [verdachte] meegenomen naar de boerderij voor het geval [slachtoffer 1] contact met [medeverdachte 1] op zou nemen. [3]
In zijn laatste verhoor heeft [verdachte] aan zijn verklaring toegevoegd dat in de woning van [medeverdachte 1] met haar is afgesproken dat [slachtoffer 1] naar de boerderij moest komen. [medeverdachte 2] was hierbij ook aanwezig. Alles is in samenspraak gegaan. De telefoon van [medeverdachte 1] was vanaf 23.45 uur op 14 juli 2013 bij [verdachte] in bezit en hij heeft vanaf dat moment enkele berichten aan [slachtoffer 1] verstuurd. Het plan om [slachtoffer 1] naar de boerderij te lokken was van [medeverdachte 1] afkomstig. Zij heeft ook gevraagd om hem een paar klappen te geven. [medeverdachte 2] had gezegd dat ze handschoenen aan moesten doen zodat er geen DNA en vingerafdrukken achter zouden blijven. [verdachte] had zelf ook handschoenen meegenomen. In de auto heeft [medeverdachte 2] aan [verdachte] gevraagd hoe groot het hoofd van [slachtoffer 1] was. [verdachte] begreep later dat dit met de strop te maken moest hebben die [medeverdachte 2] bij zich had. Bij de loods lagen [verdachte] en [medeverdachte 2] in een soort hinderlaag op [slachtoffer 1] te wachten. Toen zij bij de boerderij langs een gierput liepen heeft [verdachte] tegen [medeverdachte 2] gezegd dat zij [slachtoffer 1] daar ook wel konden laten verdwijnen, omdat [medeverdachte 2] eerder had gezegd dat [slachtoffer 1] hier zijn laatste adem uit zou blazen. [4]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft het volgende verklaard. Op 14 juli 2013 was hij rond 23.15 uur bij [medeverdachte 1] nadat [verdachte] hem thuis had opgehaald. Hier zijn ze ongeveer een half uur gebleven alvorens [verdachte] en hij richting de boerderij gingen. Zij hebben de telefoon van [medeverdachte 1] meegenomen en zijn telefoon bij haar achtergelaten, zodat zij te bereiken was voor [verdachte] en [medeverdachte 2]. [verdachte] reageerde vervolgens op whats’app berichten van [slachtoffer 1]. Zij wilden bij de boerderij [slachtoffer 1] angst aanjagen door hem een paar klappen te geven. [medeverdachte 2] had daarvoor een groot mes bij zich, met het handvat waarvan hij op de handen van [slachtoffer 1] wilde slaan. [medeverdachte 2] wilde [slachtoffer 1] pijn doen. Het was de eerste keer dat hij het mes bij zich droeg. De bedoeling was om [slachtoffer 1] een paar klappen te geven en hem in zijn knieholten te trappen, zodat hij door zijn knieën zou zakken. Ook overwoog [medeverdachte 2] om met zijn schoenen op de handen van [slachtoffer 1] te gaan staan. [medeverdachte 1] was op de hoogte van de plannen. [5] [medeverdachte 2] verklaart daarover onder meer dat hij [medeverdachte 1] had verteld dat hij [slachtoffer 1] een paar klappen wilde geven.
In zijn latere verhoor heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [slachtoffer 1] via de telefoon van [medeverdachte 1] naar de boerderij werd gelokt. [medeverdachte 2] had een buck-knife, een strop en handschoenen bij zich en [verdachte] een moersleutel, een mes en handschoenen. [medeverdachte 2] ontkent dat hij heeft gezegd dat [slachtoffer 1] zijn laatste adem uit zou blazen. Het was volgens [medeverdachte 2] juist [verdachte] die wilde dat het de laatste dag van [slachtoffer 1] was en die meerdere malen gezegd heeft: “Dit is de laatste dag dat hij ademt.”. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] verder op het erf bij een gierput horen zeggen dat dat een plek was waar [slachtoffer 1] kon verdwijnen. Bij [medeverdachte 1] thuis is er tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] al over gesproken om [slachtoffer 1] te laten verdwijnen. Daar is ook door hun drieën gesproken om [slachtoffer 1] naar de boerderij te laten komen om hem daar te pakken te nemen. [6]
Uit het dossier blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] met zowel [verdachte], [medeverdachte 2] als [slachtoffer 1] contact heeft gehad via whats’app. Hieruit blijkt onder meer dat [medeverdachte 2] rond 15.00 uur aan het nummer van [medeverdachte 1] heeft bericht “Laten we die lege schedel dan verbouwen”, waarop is geantwoord: Ja idd heb je een idee”, waarna [medeverdachte 2] op zijn beurt antwoordt: “ik heb wel eens een goed idee schat”. Van de telefoon van [medeverdachte 1] komt rond 20.00 uur het bericht “zoja neem handschoenen mee” en “ga ma na gert beter” waarop [verdachte] rond 20.30 uur antwoordt “Sla hem dan nu nog neer”. Tevens is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte 1] gedurende de hele dag contact met [slachtoffer 1] heeft gehad en dat op die manier met hem is afgesproken om hem bij de boerderij te treffen. [7]
Uit sms-berichten tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf ongeveer 21.00 uur op 14 juli 2013 is meegedeeld dat [medeverdachte 1] zich niet lekker voelde en naar de boerderij is gegaan. [8]
[medeverdachte 1] heeft aangevoerd dat zij niet betrokken is bij de plannen die [verdachte] en [medeverdachte 2] kennelijk met [slachtoffer 1] hadden. Zij heeft daartoe onder meer gesteld dat haar telefoon ten tijde van bovengenoemde berichten niet in haar bezit was. De rechtbank volgt haar daarin niet. [medeverdachte 1] heeft wisselende en daarmee onbetrouwbare verklaringen afgelegd over de vraag vanaf welk moment zij haar telefoon precies miste en of dit voortdurend was, of met tussenpozen. Verder valt op dat op 13 en 14 juli via die telefoon berichten gaan naar/inkomen van de telefoons van zowel [slachtoffer 1], [verdachte] als [medeverdachte 2], zodat hoogst onaannemelijk is dat [medeverdachte 1] telefoon toen in handen was van [verdachte] of [medeverdachte 2]. Dat de telefoon van [medeverdachte 1] in handen was van een andere persoon is in het geheel niet aannemelijk geworden.
Daarnaast blijkt [medeverdachte 1] betrokkenheid ook uit de hierboven weergegeven verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2].
Hoewel het precieze tijdstip waarop de telefoon van [medeverdachte 1] in handen van [verdachte] en [medeverdachte 2] is gekomen niet kan worden vastgesteld acht de rechtbank bewezen dat genoemde berichten van/naar de telefoon van [medeverdachte 1] ofwel door haar zelf zijn verstuurd/ontvangen ofwel (mogelijk deels) door [verdachte] en [medeverdachte 2], maar wel met medeweten van [medeverdachte 1].
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] gezamenlijk het plan hebben gehad om [slachtoffer 1] een lesje te leren. Met betrekking tot de intentie en de gedragingen die daaruit voortvloeiden overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood dan wel het willen toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een breekijzer en/of een mes dat [verdachte] op zijn heup droeg. [9] In het proces-verbaal van bevindingen heeft hij verklaard dat het donker was op het terrein van de boerderij. Hij zag twee mannen gehurkt langs de gevel van de schuur/loods zitten. De voorste van de twee mannen, [verdachte], sprong op en kwam met een breekijzer opgeheven in zijn hand op [verbalisant 1] aflopen. [verdachte] reageerde niet op het aanroepen van [verbalisant 1] en op de geloste waarschuwingsschoten, maar bleef op [verbalisant 1] aflopen in een cirkelbeweging. [verdachte] probeerde zijn mes uit het foedraal te halen door hier hard aan te trekken, maar dit lukte niet. [verbalisant 1] heeft uiteindelijk gericht op [verdachte] geschoten. Pas toen een collega van [verbalisant 1] arriveerde heeft [verdachte] geluisterd naar de politie. [10]
Ter uitvoering van het plan om [slachtoffer 1] een lesje te leren hebben de verdachten twee messen, een moersleutel, twee paar handschoenen en een strop meegenomen. Dat er voor dit doel een afgelegen plaats is uitgezocht, er gesproken is over de grootte van het hoofd van [slachtoffer 1], het verbouwen van diens schedel en het laten verdwijnen in/bij de gierput van [slachtoffer 1] en de wijze waarop verbalisant [verbalisant 1] is benaderd door [verdachte], omdat [verdachte] in de veronderstelling was dat dit [slachtoffer 1] betrof, brengt mee dat naar de uiterlijke verschijningsvorm geen sprake was van het enkel willen bedreigen of eenvoudig willen mishandelen van [slachtoffer 1], maar dat verdachten het opzet, minstens in voorwaardelijke zin, hadden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ter uitvoering van dit plan zijn voorbereidingshandelingen getroffen waaraan alle drie de verdachten hebben meegewerkt. Er is sprake geweest van voorafgaand overleg tussen [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Met de telefoon van [medeverdachte 1] is [slachtoffer 1] meegedeeld dat hij naar de [adres] te [woonplaats] moest komen en [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn samen naar de boerderij gegaan. Bovendien zijn er verschillende wapens meegebracht die bestemd waren tot het plegen van zware mishandeling. Gelet op voorgaande blijkt tevens dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
Voorts acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van voorbedachte raad nu er sprake is geweest van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. Er heeft immers bij [medeverdachte 1] thuis overleg plaatsgevonden, er zijn verschillende sms- dan wel whats’app berichten over en weer gestuurd en [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben geruime tijd bij de schuur/loods gewacht totdat [slachtoffer 1] zou verschijnen. Bovendien zijn er verschillende wapens meegenomen.
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen,, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen dat het opzet van [verdachte] erop gericht was om [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook kan het handelen van [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank niet gekwalificeerd worden als een begin van uitvoering van een poging tot (zware) mishandeling.
Weliswaar is [verdachte] met een moersleutel in zijn geheven hand op [verbalisant 1] afgelopen, terwijl hij ondertussen probeerde zijn mes te pakken, niet gebleken is dat hij (zwaaiende of stekende) bewegingen naar [verbalisant 1] heeft gemaakt, die tot letsel hadden kunnen leiden.
Verder heeft [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat [verdachte] zich naar hij meent op 7 meter afstand van hem bevond op het moment dat [verbalisant 1] gericht op hem schoot.
De gedragingen van verdachte, blijkend uit de aangifte van [verbalisant 1] [11] en het proces-verbaal van bevindingen [12] , zoals hierboven reeds vermeld, het proces-verbaal van bevindingen opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] inhoudende dat verdachte met zijn hand naar zijn mes leek te gaan [13] en de verklaring van verdachte inhoudende dat hij met de moersleutel in zijn opgeheven hand op [verbalisant 1] is afgelopen en begrijpt dat [verbalisant 1] zich bedreigd heeft gevoeld [14] kwalificeert de rechtbank als een bedreiging van [verbalisant 1].
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is daarom naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 15 juli 2013 te Zeewolde tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf zware mishandeling met voorbedachten rade van[slachtoffer 1]
, opzettelijk een strop van touw en een moersleutel en messen en een telefoon toebehorende aan [medeverdachte 1] en meer paar handschoenen en een locatie te weten een schuur/loods aan de[adres] bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
Feit 2 subsidiair
hij op 15 juli 2013 te Zeewolde een ander te weten [verbalisant 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een moersleutel in de hand in de richting van die [verbalisant 1] gelopen en in een cirkel beweging om die [verbalisant 1] heengelopen en heeft verdachte terwijl hij voor die [verbalisant 1] stond getracht een mes te trekken, althans heeft hij verdachte zijn hand op het foedraal met daarin het mes geplaatst.
Van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 subsidiair:
Medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad.
Feit 2 subsidiair:
Bedreiging met zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden enerzijds met de omstandigheid dat het plan van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] afkomstig was en dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, anderzijds met de omstandigheid dat verdachte zich begeleidbaar opstelt
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf gesteld dat verdachte open staat voor hulpverlening en dat hij bereid is om een taakstraf te verrichten. Door een detentie zullen de schulden van verdachte oplopen. De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen in combinatie met een fikse voorwaardelijke straf, eventueel in combinatie met een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een ernstig misdrijf.
Hij heeft hierin een actieve rol vervuld. Indien het misdrijf daadwerkelijk zou zijn geëffectueerd zou dit een grove schending van de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] hebben betekend. De rechtbank neemt dit verdachte ernstig kwalijk.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 18 september 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor andersoortige feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van strafrecht nu verdachte op 16 augustus 2013 door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand wegens valsheid in geschrift en twee Opiumwet delicten.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies d.d. 14 januari 2014 opgesteld door H. Hoekstra. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van criminogene factoren zoals het niet hebben van werk na ontslag als gevolg van de voorlopige hechtenis in deze zaak, financiële problemen en het ontbreken van een bestendige partnerrelatie en een mogelijk problematisch netwerk al dan niet in ernstige mate aanwezig zijn. Het recidiverisico wordt als hoog geschat. De reclassering adviseert een substantieel deel van de straf voorwaardelijk op te leggen om te fungeren als stok achter de deur. Verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan contact met de Reclassering en behandeling bij De Waag, zodat als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting worden geadviseerd.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een psychologisch rapport d.d. 20 december 2013 opgesteld door drs. R.K.F. Lemmers, klinisch psycholoog.
De deskundige merkt op dat over de persoonlijkheid van verdachte, behoudens antisociale gedragingen, duidelijk is geworden dat hij impulsief is en mogelijk ook erg naïef en dat hij voortdurend op zoek is naar spanningen die hem een kick geven. De deskundige schat het recidiverisico van gewelddadig gedrag in het algemeen als matig tot hoog in. Bij verdachte is een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens vastgesteld in de vorm van een scheefgroei van zijn persoonlijkheid, die verloopt in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen echter niet. De deskundige adviseert om aan betrokkene binnen een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij een verplicht reclasseringstoezicht. Overwogen kan worden de bijzondere voorwaarde van behandeling bij De Waag op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is en dat derhalve een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank komt tot een relatief zwaardere straf dan door de officier van justitie gevorderd, nu zij vrijspreekt van het onder 2 primair ten laste gelegde. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ernstige feiten, waarbij planmatig is toegewerkt naar een zware mishandeling van het slachtoffer op een afgelegen plaats, waar geen hulp voor het slachtoffer te verwachten was. De rechtbank zal naast een onvoorwaardelijk deel ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, teneinde de bijzondere voorwaarden zoals door de hiervoor genoemde rapporteurs mogelijk te maken, en verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van delicten.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen bandenlichter verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde bandafnemer (bandenlichter) moet worden verbeurdverklaard, omdat met betrekking tot dit aan verdachte toebehorende voorwerp de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten zijn begaan;
De rechtbank leest de bandafnemer als zijnde de moersleutel.

10.DE VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden geheel ten uitvoer wordt gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Zwolle-Lelystad bij vonnis d.d. 24 april 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden toe te wijzen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 24, 27, 33, 33a, 46, 47, 57, 63, 285 en 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd van 2 jaar:
* bij Reclassering Nederland (Meent 4 te Lelystad) zal melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 7 december 2013 onder 2 vermeld voorwerp, te weten één bandafnemer (bandenlichter);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.690235-10 door de Meervoudige kamer in de rechtbank Zwolle-Lelystad bij vonnis d.d. 24 april 2012 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S. M. van Lieshout, voorzitter, mrs. A. van Holten en R.C.J. Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013051615, doorgenummerd 1 tot en met 261.
2.Pagina’s 122 en 123.
3.Pagina’s 33 tot en met 35.
4.Pagina’s 47 tot en met 51.
5.Pagina’s 69 tot en met 73.
6.Pagina’s 80 tot en met 83.
7.Pagina’s 156 tot en met 158 en 163 tot en met 169.
8.Pagina’s 151 tot en met 155.
9.Pagina 212.
10.Pagina’s 126 en 127.
11.Pagina 212.
12.Pagina’s 126 en 127.
13.Pagina 129.
14.Pagina’s 38 en 39.