ECLI:NL:RBMNE:2014:3389

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
16-650269-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2014, is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak betreft een periode van 27 september 2011 tot en met 29 november 2011, waarin de verdachte samen met anderen hennep heeft gekweekt in twee kwekerijen en elektriciteit heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft wettig en overtuigend bewijs gepresenteerd, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onrechtmatig was binnentreden in de woning van de verdachte. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de verdachte uiteindelijk toestemming had gegeven voor de doorzoeking.

Tijdens de doorzoeking op 29 november 2011 werden in de garage en woning van de verdachte in totaal 733 hennepplanten aangetroffen, evenals een illegale elektriciteitsverbinding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat hij geen weet had van de kwekerijen, gezien zijn aanwezigheid op de locatie. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen de hennep had gekweekt en elektriciteit had gestolen, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank legde een werkstraf op van 140 uren, met vervangende hechtenis van 70 dagen indien de verdachte deze niet naar behoren verricht. Daarnaast werd een geldbedrag van € 6.625,00 en andere in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/650269-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1956] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
Raadsman mr. R.C. Vermeer, advocaat te Rhenen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de zitting van 24 januari 2014 en is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 juni 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 27 september 2011 tot en met 29 november 2011 samen met anderen hennep heeft gekweekt, danwel anderen behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep, dan wel dat hij op 29 november 2011 733 hennepplanten voorhanden heeft gehad;
feit 2: in de periode van 19 juli 2011 tot en met 29 november 2011 samen met anderen elektriciteit heeft gestolen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, derhalve dient verdachte vrijgesproken te worden. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er onrechtmatig is binnengetreden in de garage van verdachte, nu verdachte geen toestemming had verleend tot het binnentreden en er voorts geen gebruik is gemaakt van de machtiging tot binnentreden. Vorenstaande dient te leiden tot bewijsuitsluiting van hetgeen naar aanleiding van het binnentreden is aangetroffen en in beslag genomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0950 2012045025. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Binnentreden
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat verdachte in eerste instantie geen toestemming verleende aan de medewerker van Stedin voor het uitvoeren van een metercontrole. [1] Nadat vervolgens de politie ter plaatse was gekomen, heeft verdachte zijn volledige medewerking toegezegd en toestemming gegeven zijn gehele woning te doorzoeken. [2]
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het binnentreden in de garage/woning van verdachte niet onrechtmatig was en verwerpt derhalve het verweer van de raadsman daartoe.
Bewijsmiddelen
Op 29 november 2011 werden de garage en de woning van verdachte doorzocht. In de garage werd vervolgens een tweetal in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen met in totaal 314 hennepplanten van ongeveer 9 weken oud. De verzegeling van de in de garage aanwezige elektriciteitsmeter was verbroken en verwijderd. Boven de hoofdzekering was een elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten. De door voornoemde kabel afgenomen stroom ging buiten de meter om. Op de eerste verdieping van de woning van verdachte werd vervolgens nog een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 419 planten van ongeveer twee weken oud. De stroomvoorziening van deze kwekerij vond plaats vanuit de garage.
Voornoemde kwekerijen waren professioneel ingericht met onder andere assimilatielampen, ventilatoren, transformatoren, koolstoffilters, afzuigers, tijdschakelaars, thermometers en een schakelpaneel. Verder werden in de kwekerijen diverse deels volle en lege jerrycans met groei en bloeimiddelen en knipscharen aangetroffen. [3]
In de woonkamer van verdachte werden een scheurkalender en een geldkistje met daarin een drietal notities aangetroffen, te weten: [4]
- een notitie gericht aan of ten behoeve van “[naam]”. Deze bevat een kennelijke berekening van een opbrengst 10605 (3314x3,2), waar kosten (2238) vanaf getrokken worden. Het restant (8367) wordt gedeeld door twee met de opmerking “2970 gehad”. De kosten zijn gespecificeerd met onder andere de omschrijvingen:
2 x ph bloei, 2 x PH groei, planten 300 x 4, knipgeld € 525; [5]
- een notitie met het kopje “onkosten” met daarbij specificatie diverse kosten met onder andere de omschrijving “Ph”; [6]
- notitie met bovenaan staat het getal 4750. Verder een berekening van een kennelijke opbrengst 3835 x 3.2 = 12.2 met daaronder “Onkosten 20” en “knipgeld 7” en onder de streep 950; [7]
- op de scheurkalender staat bij 19 november 2011 “boven opzet” vermeld en bij : 5 december 2011 “schuur klaar”. [8]
Op 30 november 2011 heeft [A], namens Stedin, aangifte gedaan van de diefstal van elektriciteit op de locatie [adres] te [plaats]. [9]
Van de aanwezige elektrische installatie was de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken en verwijderd. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen was een elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten. De elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen, werd niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd. Middels deze kabel werden de aangetroffen kwekerijen van stroom voorzien.
De kappen van de in de kwekerijen aanwezige assimilatielampen zaten onder een lichte laag stof. Het filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters was vervuild Op de vloer van de kwekerijen lagen droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten. Het zeil op de vloer van de kwekerijen, de afvoergoten en de watervaten waren voorzien van een kalklaag/kalkaanslag, hetgeen duidt op het langdurig in bedrijf zijn van de kwekerijen. Voorts werd een vuilniszak met resten van hennepplanten aangetroffen.
Gelet op het vorenstaande werd rekening gehouden met één volledige hennepoogst (70 dagen) in voornoemde kwekerijen.
De periode waarover in de garage elektriciteit is weggenomen is, gelet op de leeftijd van de aangetroffen planten, 19 juli 2011 tot en met 29 november 2011.
De periode waarover in de woning elektriciteit is weggenomen is, gelet op de leeftijd van de aangetroffen planten, 6 september 2011 tot en met 29 november 2011. [10]
Monsters van de in voornoemde kwekerijen aangetroffen planten zijn getest op de aanwezigheid van hennep en testten positief op de aanwezigheid van hennep. [11]
(bewijs)overwegingen
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het verweer van verdachte dat hij de zolder en garage verhuurde en geen weet had van de daarin aangetroffen kwekerijen, ongeloofwaardig. Te meer daar verdachte ook ter plekke woonde en niet aannemelijk is geworden dat hij aldaar lange tijd niet zou hebben verbleven. Uit de notities valt voorts op te maken dat ook een ander dan wel anderen bij de kwekerij betrokken waren. De rechtbank acht dan ook
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen hennep heeft gekweekt en elektriciteit heeft weggenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
in de periode van 27 september 2011 tot en met 29 november 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan [adres] een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van in totaal ongeveer 733 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 2
in de periode van 19 juli 2011 tot en met 29 november 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen
- twee maanden gevangenisstraf geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een ruime periode schuldig gemaakt aan het kweken, bewerken en verwerken van hennep in professionele hennepkwekerijen waarin in totaal 773 hennepplanten stonden. Door deze werkzaamheden heeft verdachte een aandeel geleverd in de handel in softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze niet zelden hand in hand gaan met geweld, bedreigingen en ripdeals. Aan dergelijke handel medewerking verlenen, op welke wijze dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten. Voorts heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en heeft zich sinds het plegen van de onderhavige feiten (d.d. 29 november 2011) niet schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. In het onderhavige geval moet als aanvang van de termijn 29 november 2011 worden aangehouden, nu op die dag bij de doorzoeking hennepplantages in de woning en de schuur van verdachte werden aangetroffen en het eerste verhoor van verdachte heeft plaatsgevonden. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak stond gepland op 24 januari 2014. Dit betekent dat verdachte bijna 26 maanden in afwachting van zijn strafproces is geweest. De rechtbank stelt dan ook vast dat de redelijke termijn met 2 maanden is overschreden.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting wordt voor het kweken van hennep, gelet op het aantal planten en gepleegd op de wijze zoals hiervoor bewezenverklaard, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een werkstraf van 180 uren als uitgangspunt gehanteerd.
Alles overwegende acht de rechtbank een (voorwaardelijke) gevangenisstraf niet aan de orde en ziet, mede gelet op de persoon van verdachte, reden om hiervan af te wijken.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht, passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de navolgende onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten: een geldbedrag van € 6.625,00, een viertal handgeschreven notities en een scheurkalender en voorts de teruggave aan verdachte van 2 plastic flesjes en een geldkistje met twee sleutels.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het onder verdachte in beslag genomen geld aan verdachte terug te geven. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren deels door middel van de strafbare feiten is/zijn verkregen en/of begaan of voorbereid zijn met behulp van deze voorwerpen:
- een geldbedrag van € 6.625,00;
- een viertal handgeschreven notities;
- een scheurkalender;
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen:
- 2 plastic flesjes;
- een geldkistje met twee sleutels.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 140 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
70 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 6.625,00;
- een viertal handgeschreven notities;
- een scheurkalender;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- 2 plastic flesjes;
- een geldkistje met twee sleutels.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter, mrs. A.M. Verhoef en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juni 2014.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1. Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 september 2011 tot en met 29 november 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan [adres]) (een) grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 733 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 september 2011 tot en met 29 november 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan [adres] een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 733 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 september 2011 tot en met 29 november 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 733 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattenden hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2011 tot en met 29 november 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52 en 54.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52 tot en met 55.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 55.
5.Bijlage, pagina 110.
6.Bijlage pagina 111.
7.Bijlage, pagina 112.
8.Bijlagen pagina 113 en 114.
9.Proces-verbaal van aangifte van [A], pagina 22.
10.Rapportage diefstal energie, pagina 24 tot en met 27.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 58.