ECLI:NL:RBMNE:2014:3387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
16-659692-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen kweken van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2014, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het kweken van hennepplanten in de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012, diefstal van elektriciteit in dezelfde periode, en het kweken van hennep in een andere periode van 31 mei 2012 tot en met 9 augustus 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen op 21 maart en 6 juni 2014 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten 1 en 2, maar sprak hem vrij van het medeplegen van deze feiten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aanwezige bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte had een belangrijke rol gespeeld in de hennepkwekerijen, die in totaal 1870 hennepplanten omvatten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij, maar ook voor de diefstal van elektriciteit die nodig was voor de kwekerijen.

De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd de benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., schadeloosgesteld voor de diefstal van elektriciteit, met een vordering van € 5.479,77. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, die de verdachte verplichtte om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659692-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te[woonplaats], [adres]
raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 21 maart 2014 en 6 juni 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012 samen met anderen hennep heeft gekweekt, dan wel anderen behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep, dan wel dat hij 1091 hennepplanten voorhanden heeft gehad;
feit 2: in de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012 samen met anderen elektriciteit heeft gestolen;
feit 3: in de periode van 31 mei 2012 tot en met 9 augustus 2012 in [plaats] samen met anderen hennep heeft gekweekt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 1 primair en 2 ten laste gelegde samen met anderen heeft gepleegd, verdachte dient van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De verdediging stelt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij het afsluiten van het huurcontract van het betreffende pand. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat er een relatie bestaat tussen verdachte en de aangetroffen hennepkwekerij en de diefstal van de stroom ten behoeve van die kwekerij. Subsidiair is, gelet op de jurisprudentie, het enkele feit dat verdachte het betreffende pand gehuurd zou hebben onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte daarbij betrokken was. Het enkele aantreffen van een verplaatsbaar goed - een peuk met het DNA van verdachte - en een dactyspoor op een lamp, zijn daartoe onvoldoende.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van de hem ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1 primair en feit 2 ([adres] te [plaats])
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL091A 2013021844. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Op 26 juli 2012 worden in een pand aan het [adres] te [plaats] een drietal in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen, met in totaal 1091 hennepplanten. Voornoemde kwekerijen waren voorzien van assimilatielampen, een irrigatiesysteem, koolstoffilters, een aan- en afzuiginstallatie voor luchtverversing-/ en afvoer, watertank met dompelpomp, kachels en ventilatoren. De stroomvoorziening van de kwekerijen verliep via een op de elektriciteitsmeter bijgeplaatste elektriciteitskabel. [1]
Het pand aan de [adres] te [plaats] is eigendom van [A], handelend onder de naam [B], en is door tussenkomst van [C] op 11 november 2011 verhuurd aan [D]. Bij de huurovereenkomst [2] bevond zich een kopie van het uittreksel uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel d.d. 10 november 2011 betreffende [D]. Op dat uittreksel staat als bestuurder [verdachte] vermeld. [3] Voorts bevond zich bij de huurovereenkomst een kopie van een identiteitskaart ten name van [verdachte]. [4]
Getuige [F], werkzaam bij [C], verklaarde dat hij telefonisch contact had gehad met [verdachte] via telefoonnummer [telefoonnummer]. Daarnaast liet [verdachte] zich vertegenwoordigen door [L], die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer]. [5]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van [D]. [6]
In de contactenlijst van de telefoon van verdachte [verdachte] is het telefoonnummer [telefoonnummer] aangetroffen. [7]
Het door Eneco afgesloten energiecontract betreffende het adres [adres] te [plaats] is afgesloten met [D].
De betalingen aan [B] en Eneco werden via rekeningnummer [rekeningnummer] gedaan. Het rekeningnummer [rekeningnummer] stond op naam van [D] [8]
Uit een notariële akte, opgemaakt door kandidaat-notaris J.G. Dubbeldam, namens notaris Kruis-Sweere volgt dat [verdachte] op 1 maart 2012 in persoon ten kantore is verschenen en dat hij alleen en zelfstandig bestuurder is van de stichting [G], op haar beurt enig aandeelhouder van [D]. [9]
Op 30 november 2011 heeft [H], namens Stedin, aangifte gedaan van de diefstal van elektriciteit op de locatie [adres] te [plaats]. [10]
Uit de door [H] opgemaakte rapportage volgt dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. De geïnstalleerde hoofdzekeringen van 25 Ampère waren vervangen door zekeringen van 65 Ampère. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen was, voor de elektriciteitsmeter, een elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten. De via deze kabel afgenomen elektriciteit werd niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd. De drie aanwezige kwekerijen werden via deze kabel van stroom voorzien.
De kappen van de in de kwekerijen aanwezige assimilatielampen zaten onder een dikke laag stof. Het filtermateriaal van de koolstoffilters was door gebruik erg vervuild. Op de vloer in de kwekerijen lagen droge afvalbladeren en droge hennepresten. Voorts lagen er een aantal scharen met daarop resten van hennepproducten, In een hoeveelheid vuilniszakken bevonden zich restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten. In het watervat dreef een dikke laag blubber en aan de zijkant bevond zich een dikke kalkaanslag.
De in ruimte één aanwezige hennepplanten waren ongeveer 14 dagen oud. De hennepplanten in ruimte twee en drie waren oogstrijp.
Gelet op het vorenstaande werd rekening gehouden met één volledige hennepoogst (70 dagen). Als periode waarover de elektriciteit was weggenomen wordt aangehouden de periode vanaf 3 mei 2012 tot en met 26 juli 2012. [11]
(bewijs)overwegingen
Uit het handelsregister bij de Kamer van koophandel en uit de notariële akte blijkt dat verdachte bestuurder is van [D], huurder van het hiervoor genoemde pand. Verdachte had, als (middellijk) huurder het genot van het gehuurde. De rechtbank acht derhalve, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, de verklaring van verdachte dat hij niets te maken heeft met [D] en de huur van het pand aan het [adres] te [plaats], volstrekt onaannemelijk. Daarbij overweegt de rechtbank verder dat er geen enkele aanwijzing in het dossier is aangetroffen dat een ander dan verdachte betrokken zou zijn bij de hennepkwekerij.
De rechtbank acht derhalve de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Het dossier bevat daartoe immers onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het medeplegen van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
4.3.2
Feit 3 ([adres] te [plaats])
De vindplaatsvermeldingen verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL091A 2013021844. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Op 9 augustus 2012 werd in een pand aan de [adres] te [plaats] door verbalisanten binnengetreden. In de grote bedrijfshal werden op de vliering 5 zogenaamde slakkenhuizen, 87 assimilatielampen, 83 lampenkappen en 6 kachels aangetroffen. Links achter in de grote bedrijfshal lagen 5 slakkenhuizen, 81 assimilatielampen en afzuigslangen.
Verder werd in de bedrijfshal achter een kast op wielen een doorgang aangetroffen, welke toegang gaf tot een verborgen ruimte tussen [adres] en [adres], met daarin een niet in werking zijnde hennepkwekerij. In de kwekerij werden 779 plantenbakken met plantenresten aangetroffen. Verder werden daar aangetroffen: een aantal gebruikte koolstoffilters, watervaten, dompelpompen, 1 HP meter, diverse flessen met groei- en bloeimiddelen en een emmer met 9 scharen. [12]
Het pand aan de [adres] te [plaats] was met ingang van 1 september 2007 verhuurd aan [I]. Met ingang van 1 augustus 2011 is de huurovereenkomst uitgebreid met de huur van het pand aan de [adres] te [plaats]. [13]
Monsters van de in voornoemde kwekerijen aangetroffen plantenresten zijn getest op de aanwezigheid van hennep en testten positief op de aanwezigheid van hennep. [14]
Op de vloer van de verborgen ruimte werd een aantal sigarettenpeuken aangetroffen en veiliggesteld. Voorts werd een aantal dactyloscopische sporen aangetroffen op de in de bedrijfshal aangetroffen lampen. [15]
Op een peuk (SIN nummer AAE08770NL) wordt het DNA van [verdachte] aangetroffen, de kans dat dit DNA van een ander afkomstig is dan van [verdachte] is kleiner dan één op één miljard. [16]
Op een peuk (SIN nummer AAE08771NL) wordt het DNA van [I] aangetroffen, de kans dat dit DNA van een ander afkomstig is dan van [I] is kleiner dan één op één miljard. [17]
Twee van de op de lampen aangetroffen dactyloscopische sporen (SIN nummers AAEE0877NL en AAE08779NL) betreffen vingerafdrukken van [verdachte]. [18]
(bewijs)overwegingen
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niets te maken heeft met het pand aan de Industrieweg en de daarin aangetroffen de hennepkwekerij, niet geloofwaardig.
Verdachte heeft immers diverse summiere en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Verdachte heeft in eerste instantie ontkend in het pand aan de Industrieweg geweest te zijn. Wanneer verdachte wordt geconfronteerd met de aangetroffen DNA- en dactysporen geeft hij aan dat hij eenmaal in het pand is geweest, maar dat het niet kan dat zijn vingerafdrukken daar op lampen, bestemd voor de hennepkwekerij, zijn aangetroffen. Ter zitting van 21 maart 2014 heeft verdachte verklaard dat hij ooit lampen heeft gekocht en doorverkocht, maar dat hij niet weet aan wie en wanneer dat is geweest.
De rechtbank acht derhalve, gelet op het vorenstaande, het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 Primair
in de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012 te [plaats], opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan de [adres] een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van in totaal ongeveer 1091 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
in de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012 te [plaats], telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
in de periode van 31 mei 2012 tot en met 9 augustus 2012 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in een pand aan de [adres] en/of [adres] een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van in totaal 779 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair algehele vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht aan verdachte geen (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen en de door de officier van justitie geëiste werkstraf te matigen en deels voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een ruime periode schuldig gemaakt aan het kweken, bewerken en verwerken van hennep in een professionele hennepkwekerij waarin in totaal 779 hennepplanten stonden. Daarnaast heeft verdachte nog een hennepkwekerij gehad met daarin in totaal 1091 hennepplanten. Door deze werkzaamheden heeft verdachte een aandeel geleverd in de handel in softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze niet zelden hand in hand gaan met geweld, bedreigingen en ripdeals. Aan dergelijke handel medewerking verlenen, op welke wijze dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. In 2005 is verdachte ter zake de Opiumwet veroordeeld tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting wordt voor het kweken van hennep, bij een aantal van 500 tot 1000 hennepplanten en gepleegd op de wijze zoals hiervoor bewezenverklaard, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een werkstraf van 180 uren als uitgangspunt gehanteerd. Verdachte heeft in totaal 1870 hennepplanten gekweekt.
Alles afwegende en gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een straf als door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden. De rechtbank zal verdachte derhalve een werkstraf van 240 uren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Voorts zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd worden. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere en/of lichtere sanctie.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. vordert een schadevergoeding van
€ 5.479,77 voor feit 2.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen standpunt ingenomen
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen voor een bedrag van € 5.479,77, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 26 juli 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. van € 5.479,77 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Stedin Netbeheer B.V., € 5.479,77 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 62 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mrs. I.P.H.M. Severeijns en A.M. Verhoef, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juni 2014.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1. Primair
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres]) een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 1091 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012te [plaats], gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan het [adres]) een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 1123 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 26 juli 2012 te [plaats], gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 mei 2012 tot en met 26 juli 2012te [plaats], gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres]) een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer 1091 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
17 mei 2012tot en met 26 juli 2012 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 mei 2012 tot en met 9 augustus 2012 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] en/of [adres]) een grote hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van (in totaal) ongeveer
779hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 187 en 188, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 189; afschrift huurcontract, pagina 196 t/m 202.
3.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 189; afschrift uittreksel Kamer van Koophandel, pagina 206 en 207.
4.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 189; kopie identiteitsbewijs ten name van [verdachte], pagina 208.
5.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 189/190; afschrift emailbericht [F], pagina 211.
6.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 190; afschrift uittreksel Kamer van Koophandel, pagina 206 en 207.
7.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 190; proces-verbaal digitale ondersteuning d.d. 16 december 2012, met bijlagen, pagina 288 en 294.
8.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 190.
9.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 191; afschrift notariële akte, pagina 286 en 287.
10.Proces-verbaal van aangifte van [H], pagina 213.
11.Rapportage diefstal energie, met bijlagen, pagina 216 en 217.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 3 en 4 van proces-verbaalnummer PL0960 2012163502.
13.Afschrift addendum I, behorende bij een huurovereenkomst tussen [J] en [K], vertegenwoordigd door [I].
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 22 en 24 van proces-verbaalnummer PL0960 2012163502.
15.Proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt in de wettelijke vorm en opgenomen op pagina 76 t/m 78 van proces-verbaalnummer PL091A 2013021844.
16.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2012.
17.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 maart 2013.
18.Processen-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 31 augustus 2013, opgemaakt in de wettelijk vorm door