ECLI:NL:RBMNE:2014:3385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
16-656138-12 ontneming
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij met meerdere oogsten

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die op 20 juni 2014 was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, een aanzienlijk bedrag van € 321.081,29 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op de opbrengsten van meerdere hennepkwekerijen en oogsten, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat de veroordeelde voordeel had genoten uit eerdere oogsten, ondanks het verweer van de verdediging dat er geen bewijs was van genoten voordeel.

De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op rapporten van de verbalisanten en heeft de opbrengsten per ruimte en de kosten per oogst in detail geanalyseerd. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de netto opbrengst van de hennepkwekerij € 323.844,05 bedroeg, maar heeft de vordering tot ontneming vastgesteld op het door de officier van justitie gevorderde bedrag van € 321.081,29. De rechtbank heeft de veroordeelde hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor dit bedrag, met de mogelijkheid van bevrijding indien mededaders betalen.

De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de wetgeving rondom de Opiumwet en de mogelijkheden voor de Staat om ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te vorderen, zelfs in gevallen waar de verdediging betwist dat er voordeel is genoten. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, waarbij de draagkracht van de veroordeelde in overweging is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/656138-12 (ontneming)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2014
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats 1], [adres]
Raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/656138-12 waaruit blijkt dat veroordeelde op 20 juni 2014 door de rechtbank is veroordeeld ter zake van het medeplegen opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven, tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 13 juni 2013, proces-verbaal nummer 2012163502;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 321.081,29.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op de in de strafzaak bepleite vrijspraak, de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen. Subsidiair dient de vordering afgewezen te worden nu er geen aanwijzingen zijn dat veroordeelde enig voordeel heeft genoten. Meer subsidiair kan enkel de door veroordeelde ontvangen huur als wederrechtelijk verkregen voordeel worden beschouwd.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering uit van het - voor zover thans relevant - in het vonnis in de hoofdzaak bewezen verklaarde strafbare feit, te weten het als medepleger opzettelijk telen van in totaal 779 hennepplanten in de periode van 31 mei 2012 tot en met 9 augustus 2012.
De rechtbank heeft daarnaast voldoende aanwijzingen dat veroordeelde vóór de op 9 augustus 2012 aangetroffen deels ontmantelde kwekerij, eerdere hennepoogsten heeft gehad.
De rechtbank baseert zich daarbij op de navolgende feiten en omstandigheden:
Het huurcontract van de [adres]te [woonplaats 2] was op 1 augustus 2011 ingegaan op naam van [veroordeelde]. De productiedata van de gipsplaten waarmee de omheining/ombouw van de hennepkwekerij was opgebouwd varieerde van februari 2011 tot april 2011. Van de negen reeds niet in gebruik zijnde, maar aanwezige koolstoffilters in ruimte 1 bleken er enkele van deze filters heviger vervuild dan de andere. In ruimte 2 stonden alleen nog de plantenpotten en waren de gebruikte koolstoffilters al bij elkaar gezet in ruimte 1. Vorenstaande doet vermoeden dat de ene ruimte langer in gebruik was dan de andere ruimte.
Voorts werden er verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen in de bedrijfsloods van de [adres] te [woonplaats 2] en werd er hennepafval aangetroffen in beide kweekruimtes. In de in beide kweekruimtes aangetroffen plantenpotten zat potgrond met daarin wortelresten van hennepplanten. Diverse stukken samengeperste potgrond had dezelfde vorm en inhoud als de in de kwekerij aangetroffen lege potten. In een ruimte in de kwekerij bevonden zich knipscharen, emmers, een knipmachine en ventilatoren. Op de knipscharen bevonden zich hennepresten. De knipmachine was zeer vervuild en daarin bevonden zich vochtige restanten van hennepplanten. [1]
De rechtbank houdt gelet op het vorenstaande een startdatum aan van augustus 2011. De rechtbank merkt hierbij op dat in het voornoemde rapport wederrechtelijk verkregen voordeel op pagina 6 abusievelijk augustus 2012 staat geschreven. [2]
De rechtbank zal, uitgaande van een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst, derhalve uitgaan van 5 eerdere oogsten voor wat betreft ruimte 1 en 4 eerdere oogsten voor wat betreft ruimte 2.
De rechtbank acht aldus voldoende aannemelijk geworden dat verdachte voordeel heeft genoten door middel van andere (dan de bewezen verklaarde) feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank neemt als grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de berekening van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 13 juni 2013. [3]
De rechtbank neemt de uitgangspunten bij de berekening uit het proces-verbaal over en maakt deze tot de hare. Deze uitgangspunten acht de rechtbank voldoende onderbouwd en deze zijn door de verdediging niet betwist.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de volgende uitgangspunten en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
Uitgangspunten ten aanzien van de opbrengst per ruimte: [4]
Ruimte 1
Aantal planten 390
Opbrengst per plant 30,9 gram
Verkoopprijs per kilo: € 3.280,00
Financiële opbrengst per oogst:
390 x 30,9 gram = 12,05 kilogram x € 3,28 = € 39.524,00
Ruimte 2
Aantal planten 389
Opbrengst per plant 30,9 gram
Verkoopprijs per kilo: € 3.280,00
Financiële opbrengst per oogst:
389 x 30,9 gram = 12,02 kilogram x € 3,28 = € 39.425,60
Totaal bruto wederrechtelijk verkregen voordeel: [5]
Ruimte 1: 5 oogsten x € 39.524,00 = € 197.620,00
Ruimte 2: 4 oogsten x € 39.425,60 = € 150.702,40+
Totaal € 348.322,40
Uitgangspunten ten aanzien van de kosten per oogst (van 779 planten): [6]
Afschrijving € 450,00
Inkoopprijs stekje: € 2,85 (x 733 planten) € 2.220,15
Overige variabele kosten 779 x € 3,33 € 2.594,07
Totale kosten: € 450,00 + € 2.220,15 + € 2.594,07 = € 5.264,22.
Stedin heeft berekend dat de kosten van de weggenomen elektriciteit € 20.049,29 bedragen. Hiervan is een deel, groot € 789,36, inmiddels betaald.
De rechtbank houdt heeft geconstateerd het reeds betaalde bedrag van de elektra bij voornoemde berekening van de kosten per oogst van 779 planten is meegenomen, terwijl voornoemd bedrag slechts eenmaal is betaald. [7]
De rechtbank gaat er van uit dat het hier een kennelijke verschrijving betreft en zal dit bedrag derhalve slechts eenmalig in mindering brengen.
De totale kosten bedragen derhalve:
(4 + 5 oogsten : 2) x € 5.264,22 = € 23.688,99
Betaalt aan Stedin
€ 789,36+
totaal € 24.478,35
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank het netto wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van:
Bruto opbrengst: € 348.322,40
Kosten: € 24.478,35-
Netto: € 323.844,05
De rechtbank acht het niet aannemelijk geworden dat veroordeelde geen voordeel zou hebben genoten uit de opbrengsten van voornoemde oogsten.
Draagkracht veroordeelde
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van veroordeelde, mede gelet op zijn leeftijd, niet toereikend zullen zijn om voormeld bedrag te betalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aanwenden van haar matigingsbevoegdheid niet is aangewezen. Wel zal de rechtbank ten voordele van veroordeelde rekening houden met het gegeven dat de officier van justitie heeft gevorderd tot betaling van het bedrag van € 321.081,29 en dat de hierboven beschreven berekening van de kosten niet eerder ter sprake is gekomen.

3.De beslissing.

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 323.844,05;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 321.081,29, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt dat veroordeelde voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mrs. I.P.H.M. Severeijns en A.M. Verhoef, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juni 2014.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, rapportnummer 2012163502, pagina 6 en 7.
2.Proces-verbaal van bevindingen mbt ontnemingsrapportage, rapportnummer 2012163502, van 2 juni 2014.
3.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, met bijlagen, rapportnummer 2012163502.
4.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 4 en 5, met bijlage “overzicht standaardberekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”.
5.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 8.
6.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 8 en 9, met bijlage B.
7.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 7 en 8.