Uitspraak
op tegenspraakgegeven in de ontnemingszaak tegen:
1.Deprocedure.
2.Het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2013
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 mei 2014 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De veroordeelde, geboren in 1990, was betrokken bij de handel in verschillende soorten harddrugs, waaronder GHB, cocaïne en speed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door zijn handelen een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van € 2.667,45. De officier van justitie had een vordering ingediend om dit bedrag vast te stellen en de veroordeelde te verplichten tot betaling aan de Staat. Tijdens de zitting zijn zowel de officier van justitie als de raadsman van de veroordeelde gehoord. De verdediging betwistte de hoogte van het geschatte voordeel en voerde aan dat de kosten voor auto en telefoon hoger waren dan in het rapport was opgenomen. De rechtbank oordeelde echter dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals gepresenteerd in het proces-verbaal van 13 maart 2014, juist was en voldoende onderbouwd. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.