ECLI:NL:RBMNE:2014:3374

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
16-655011-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak door minderjarige met grote hoeveelheid goederen

Op 22 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1996, die op 22 oktober 2013 samen met anderen in een woning in Amersfoort heeft ingebroken. De zaak werd eerder door de kinderrechter naar de meervoudige kamer verwezen. Tijdens de zitting op 8 april 2014 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, wat de rechtbank als voldoende bewijs beschouwde, ondersteund door diverse proces-verbaal documenten en verklaringen van getuigen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de woning had verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van een gezondheidszorgpsycholoog dat wees op een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was.

De officier van justitie had een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden geëist, met een proeftijd van twee jaar, en een leer- en werkstraf van 40 uur. De rechtbank volgde dit advies en legde de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op, met als bijzondere voorwaarden de Maatregel Hulp en Steun en een leerstraf. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De uitspraak benadrukt de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/655011-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
Raadsvrouw mr. V.C.Th. van ’t Westende Meeder, advocaat te Amersfoort

1.Onderzoek van de zaak

Op 20 december 2013 heeft de kinderrechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 april 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 22 oktober 2013 in Amersfoort samen met anderen in een woning heeft ingebroken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer 2013239338C. De door de rechtbank aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Nu verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2013, pagina 28 en 29;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2013, pagina 30 en 31;
  • het proces-verbaal van aangifte [aangever], pagina 75 en 76;
  • het proces-verbaal van verhoor [aangever], pagina 78 t/m 81;
  • het proces-verbaal van verhoor [aangever], pagina 107 en 108;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 96;
  • het proces-verbaal van bevindingen pagina 97, met bijlagen pagina 99 t/m 104;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 april 2014;
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 oktober 2013 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres], heeft weggenomen
- laptops en
- een hoeveelheid sieraden, te weten o.a. meerdere ringen en armbanden en een dasspeld en een ketting en een gouden hanger en
- horloges, o.a. van het merk Casio en
- de sleutel van voornoemde woning en sleutels behorende bij een personenauto, gekentekend [kenteken] en fietssleutels en
- mobiele telefoons, merk Nokia en LG en
- computersysteemkasten, merk HP en ACER en
- een mp3 speler, merk Apple en
- een tas, merk Bjorn Borg en
- enig geldbedrag en
- een koptelefoon, merk Sennheiser en
- een mes,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een raam en inklimming;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
R.M.C. Hoogstraten, gezondheidszorg psycholoog, die op 6 maart 2014 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ouder-kind probleem, doordat sprake is van een parentificatie tussen moeder en zoon, een vader die niet in beeld is en een problematische relatie tussen verdachte en zijn stiefvader. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte in de vorm van een lichte gedragsstoornis, die begonnen is in de adolescentie en een zwakbegaafd performale intelligentie. Voornoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en waren (deels) van invloed op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen op dat moment. Geadviseerd wordt om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit het rapport of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • twee maanden jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daarbij als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun;
  • een leerstraf van 40 uur, te weten SoCool, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie;
  • een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn blanco strafblad. Voorts is de verdediging van mening dat een werkstraf verdachte zal overvragen, gelet op diens school, stage, dagbesteding en te voeren gesprekken met zijn begeleiders van de woongroep.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten ingebroken in een woning. Zij hebben eerst een breekijzer gestolen en na het voornemen om in te breken, een woning uitgezocht, zich ervan vergewist dat er niemand thuis was en geen alarm aanwezig was en daar vervolgens ingebroken. Daarbij is de gehele woning overhoop gehaald en een groot aantal waardevolle goederen en voorwerpen werden weggenomen.
Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft enkel en alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht. Dergelijke feiten maken een grote inbreuk op de privacy van de slachtoffers en zorgen daarnaast voor overlast en financiële schade. Voorts veroorzaken dergelijke feiten bij de slachtoffers, en ook in de maatschappij, gevoelens van onrust en onveiligheid.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit eerder genoemd rapport van R.M.C. Hoogstraten volgt – zakelijk weergegeven – dat betrokkene tot op heden benaderd is als een gemiddeld intelligente jongen. Hij is echter sterk overvraagd gezien zijn beperkte performale intelligentie. Betrokkene heeft hulp nodig op het vlak van het begrijpen van oorzaak en gevolg, het overzien van consequenties en op het terrein van handelingsvaardigheden in praktische situaties. Het advies is om betrokkene meer structuur en stapsgewijze begeleiding aan te bieden waarbij hij leert eerst na te denken en dan te handelen.
De deskundige adviseert verdachte de Maatregel Hulp en Steun op de te leggen, uit te voeren door de William Schrikker Groep (WSG) en daarnaast de leerstraf SoCool.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 maart 2014. Dhr [B] heeft ter zitting voornoemd rapport toegelicht. De Raad voor de Kinderbescherming sluit zich aan bij het rapport en advies van de deskundige R.M.C. Hoogstraten. De heer Verhoek heeft daarbij geadviseerd de Maatregel Hulp en Steun door Bureau Jeugdzorg (BJZ) uit te laten voeren. Bij BJZ is een jeugdreclasseerder werkzaam, afkomstig van de WSG en BJZ is al bekend met (de problematiek van) verdachte. Het gaat daarbij om de variant SoCool regulier. Verdachte krijgt op deze manier de begeleiding van iemand met de juiste expertise op het gebied van een lage performale intelligentie. Voorts wordt hiermee voorkomen dat de zaak van verdachte, inclusief zijn voorgeschiedenis en de kennis van het gezinssysteem, overgedragen moet worden naar een andere organisatie.
[A], gezinsvoogd, en [B] hebben ter zitting aangegeven dat er geen contra-indicatie bestaat voor het opleggen van een werkstraf. Indien een dergelijk straf zal worden opgelegd, dan zal bij de planning daarvan rekening worden gehouden met de school, stage en dagbesteding van verdachte, zodat verdachte niet overvraagd zal worden.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank, mede gelet op de aard en de ernst van het feit en de persoon van verdachte, een jeugddetentie zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
In de voorwaardelijke jeugddetentie komt de ernst van het feit tot uitdrukking. Tevens dient deze voor verdachte als stok achter de deur om te voorkomen dat hij zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken. Voorts maakt deze straf de geadviseerde en noodzakelijke begeleiding mogelijk. De rechtbank bepaalt daarbij dat de uitvoering van de MHS, gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, zal geschieden door BJZ. Daarnaast zal de rechtbank verdachte de leerstraf SoCool (regulier) opleggen met daarbij een werkstraf van 40 uur.
De rechtbank ziet geen ruimte voor een lichtere of andere sanctie.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 300,00, ter zake het eigen risico betreffende de schade aan haar auto.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering ziet op schade aan de auto ten gevolge van de diefstal van die auto, hetgeen niet aan verdachte is tenlastegelegd. Voorts is niet is gebleken dat de schade door het aan verdachte ten laste gelegde feit is toegebracht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
-
een jeugddetentie van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren de navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de Maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
20 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- een leerstraf, te weten de training SoCool, van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
20 dagen;
De benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.M. Mol, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 april 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres], heeft weggenomen
- één of meer laptop(s) (merk ASUS) en/of
- een hoeveelheid sieraden (te weten o.a. meerdere ringen en/of armbanden en/of een dasspeld en/of een ketting en/of een (gouden) hanger) en/of
- één of meer horloge(s) (te weten o.a. van het merk Casio) en/of
- de sleutel van voornoemde woning en/of een of meer sleutel(s) behorende bij een personenauto (gekentekend [kenteken]) en/of één of meer fietssleutel(s) en/of
- één of meer mobiele telefoon(s) (merk Nokia en/of LG) en/of
- één of meer computersysteemkast(en) (merk HP en/of ACER)
- een mp3 speler (merk Apple) en/of
- een tas (merk Bjorn Borg) en/of
- ( ongeveer) 420 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- een koptelefoon (merk Sennheiser) en/of
- een (keuken)mes,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking van een raam en/of inklimming;