ECLI:NL:RBMNE:2014:3372

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
16-653871-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarige verdachte betrokken bij woninginbraak en heling van fiets

Op 22 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1998, die betrokken was bij een woninginbraak en de heling van een fiets. De kinderrechter had de zaak op 20 december 2013 naar de meervoudige kamer verwezen. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 8 april 2014. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 16/653871-13 voor de woninginbraak op 22 oktober 2013 en 16/183111-13 voor de diefstal of heling van een fiets op 1 oktober 2013. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de fiets. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 oktober 2013 samen met anderen in een woning had ingebroken en dat hij op 4 oktober 2013 een fiets had verworven, terwijl hij wist dat deze gestolen was. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uur. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de schade niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan de voorwaarden moest houden, waaronder deelname aan een hulp- en steunprogramma van Bureau Jeugdzorg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/653871-13; 16/183111-13 (ter terechtzitting gevoegd; 16/514162-11 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] [woonplaats]
Raadsman mr. R. Wallet, advocaat te Amersfoort

1.Onderzoek van de zaak

Op 20 december 2013 heeft de kinderrechter de zaken naar deze kamer verwezen. De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 april 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/653871-13:op 22 oktober 2013 in [plaats] samen met anderen in een woning heeft ingebroken;
Parketnummer 16/183111-13:op 1 oktober 2013 in [plaats] een fiets heeft gestolen, dan wel op 4 oktober 2013 deze fiets heeft geheeld, dan wel deze fiets heeft verduisterd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder parketnummer 16/653871-13 en parketnummer 16/183111-13 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring.
De officier van justitie is van oordeel dat het onder parketnummer 16/183111-13 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het onder parketnummer 16/653871-13 ten laste gelegde feit.
De verdediging is ten aanzien van parketnummer 16/183111-13 van mening dat op basis van het dossier en de verklaring van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de hem tenlastegelegde diefstal, dan wel heling van de fiets heeft gepleegd. Verdachte dient derhalve daarvan vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
parketnummer 16/653871-13
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer 2013239338C. De door de rechtbank aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Nu verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2013, pagina 28 en 29;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2013, pagina 30 en 31;
  • het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1], pagina 75 en 76;
  • het proces-verbaal van verhoor [benadeelde 1], pagina 78 t/m 81;
  • het proces-verbaal van verhoor [benadeelde 1], pagina 107 en 108;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 96;
  • het proces-verbaal van bevindingen pagina 97, met bijlagen pagina 99 t/m 104;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 april 2014;
4.3.2
parketnummer 16/183111-13
4.3.2.1
parketnummer 16/183111-13 primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de fiets heeft gestolen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder parketnummer 16/183111-13 primair tenlastegelegde.
4.3.2.2
parketnummer 16/183111-13 subsidiair
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0940-2013223397. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn fiets, een blauwe Union herenfiets, op 1 oktober 2013 te [plaats]. De fiets was afgesloten toen hij deze wegzette. [1]
Verbalisant [verbalisant] zag verdachte [verdachte] op 4 oktober 2013 te [plaats] fietsen op een blauwe Union herenfiets. Hij zag dat het beugelslot van de fiets openstond terwijl er geen sleutel in het slot zat. De fiets werd meegenomen voor onderzoek. Op 5 oktober 2013 bleek dat deze als gestolen stond geregistreerd. [2]
[benadeelde 2] heeft de door verbalisant [verbalisant] onder verdachte [verdachte] in beslaggenomen fiets herkend als zijnde zijn eigendom. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 4 oktober 2013 in [plaats] een fiets bij een bankje zag liggen. Hij zag dat de fiets niet op slot stond en had de fiets gepakt en er op gereden. Hij weet dat er fietsen gestolen worden waarvan het slot wordt geopend met een sleutel die niet bij de fiets hoort, het slot staat dan open zonder dat er een sleutel in het slot zit. [4]
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op het moment dat hij de fiets meenam, wist dat deze gestolen was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 16/653871-13
op 22 oktober 2013 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres], heeft weggenomen
- laptopsen
- een hoeveelheid sieraden, te weten o.a. meerdere ringen en armbanden en een dasspeld en een ketting en een gouden hanger en
- horloges, o.a. van het merk Casio en
- de sleutel van voornoemde woning en sleutels behorende bij een personenauto, gekentekend [kenteken] en fietssleutels en
- mobiele telefoons, merk Nokia en LG en
- computersysteemkasten, merk HP en ACER en
- een mp3 speler, merk Apple en
- een tas, merk Bjorn Borg en
- enig geldbedrag en
- een koptelefoon, merk Sennheiser en
- een mes,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een raam en inklimming;
ten aanzien van parketnummer 183111-13 subsidiair
op 4 oktober 2013 te [plaats] een herenfiets (Union, blauw) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die fiets wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
parketnummer 16/653871-13:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
parketnummer 16/183111-13 subsidiair:opzetheling.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
K.T.E. Zászlós, gezondheidszorg psycholoog, die op 12 maart 2014 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis beginnend in de adolescentie. Ook vertoont verdachte gedragskenmerken van een autismespectrumstoornis (PDD-NOS). Het afgelopen jaar was er tevens sprake van misbruik van cannabis. Deze gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig.
Verdachte weigert met de deskundige over de ten laste gelegde delicten te praten, een verband tussen zijn stoornis en de delicten kan hierdoor niet worden aangetoond. De deskundige onthoudt zich derhalve van een uitspraak over de mate van toerekeningsvatbaarheid van betrokkene.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • drie maanden jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daarbij als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden ITB Plus, ook als dat inhoudt dat verdachte mee zal werken aan diagnostiek en een eventuele behandeling;
  • een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast vordert de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen en waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de verdediging bepleit geen ITB Plus maatregel aan verdachte op te leggen. Gelet op de positieve lijn die verdachte heeft ingezet en het niet willen meewerken van verdachte aan (psychologische) onderzoeken zijn er geen aanknopingspunten voor het opleggen van een dergelijke maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten ingebroken in een woning. Er is eerst een breekijzer gestolen. Zij hebben na het voornemen om in te breken, een woning uitgezocht, zich ervan vergewist dat er geen mensen thuis waren en geen alarm aanwezig was en daar vervolgens ingebroken. Daarbij is de gehele woning overhoop gehaald en een groot aantal waardevolle goederen en voorwerpen werden weggenomen. Woninginbraken maken een grote inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Voorts veroorzaken dergelijke feiten bij de slachtoffers, en ook in de maatschappij, gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts heeft verdachte een fiets geheeld. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft enkel en alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor overlast en financiële schade bij de slachtoffers.
Uit voornoemd rapport van K.T.E. Zászlós d.d. 12 maart 2014 volgt dat de afgelopen jaren verschillende pogingen zijn gedaan om betrokkene te begeleiden en te behandelen. Deze hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Betrokkene wordt op dit moment begeleid in een ITB Plus traject. Betrokkene houdt zich tot op heden aan de afspraken. De veranderingen die betrokkene laat zien zijn echter broos en de kans op terugval is, bij het wegvallen van de huidige structuur en begeleiding, zeer reëel. Een verlenging van het ITB Plus traject is noodzakelijk om de positieve verandering bij betrokkene vast te kunnen houden. Daarnaast is een ambulant traject bij Care-Express, kinder- en jeugdpsychiatrie, wenselijk om middels procesdiagnostiek de bevindingen uit het huidige onderzoek verder aan te tonen. Een gedragsmatig georiënteerde vorm van behandeling is gewenst. Indien daadwerkelijk sprake blijkt te zijn van een autismespectrumstoornis, dan is psycho-educatie voor betrokkene en zijn ouders, noodzakelijk. Medicamenteuze ondersteuning dient nader door een psychiater te worden onderzocht. Voorts is opvoedingsondersteuning van de ouders van belang. De kans op recidive is hoog.
De deskundige adviseert verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden de voortzetting van het ITB Plus traject en een ambulante behandeling bij Care-express of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 2 april 2014 en het rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 3 april 2014. Beide rapportages sluiten aan bij de conclusies en het advies zoals verwoord in het voornoemde rapport van K.T.E. Záslós.
Dhr R. Verhoek, raadsonderzoeker, heeft ter zitting aangegeven dat verdachte een “kort lontje” heeft zodra hij te maken krijgt met gezag en/of autoriteit. Niet duidelijk is waar die agressie vandaan komt en het is een punt waaraan gewerkt moet worden. De eerder opgelegde MST is door gebrek aan motivatie bij verdachte en ouders, niet van de grond gekomen.
Mw. N.J. Broekhuijzen, jeugdreclasseerder en gezinsvoogd heeft ter zitting aangegeven dat verdachte op veel gebieden een positieve lijn laat zien. Het is echter wel belangrijk dat verdachte laat zien deze lijn vast te kunnen houden, ook wanneer het minder goed gaat. Bij een verlenging van de ITB Plus zal de begeleiding verdergaan waar men binnen de huidige ITB Plus gebleven is.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf, van welk vonnis verdachte ten tijde van het plegen van voornoemde strafbare feiten nog in een proeftijd liep.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de positieve lijn die verdachte heeft ingezet wordt bewerkstelligd door de strenge controle in het kader van de ITB plus tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, maar niet omdat verdachte (en zijn vader) ervan overtuigd is (zijn) dat hulp nodig is. Er is in dit opzicht weinig zelfreflectie en dat is zorgelijk met het oog op de toekomst.
Gelet op het ontbreken van dit besef acht de rechtbank ITB plus nog steeds noodzakelijk. Het is niet nodig het gehele ITB-traject vanaf het begin te herstarten, volstaan kan worden met voorzetting en afronding van het huidige traject, dat al enige tijd loopt.
Gelet op de ernst van het met name het onder parketnummer 16/653871-13 bewezen verklaarde feit en het strafblad van verdachte is een jeugddetentie passend en geboden. Voorts acht de rechtbank, gelet op de adviezen van voornoemde deskundigen, het hoge recidiverisico en de persoon van verdachte, begeleiding van verdachte zoals geadviseerd wenselijk en noodzakelijk. Verdachte heeft daarnaast een stevige stok achter de deur nodig teneinde hem er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en zich te houden aan de afspraken met Bureau Jeugdzorg, ook al ziet hij zelf het nut daarvan niet in. Een voorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf is hiervoor, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om verdachte de bijzondere voorwaarde van het meewerken aan diagnostisering en behandeling op te leggen. Gelet op de persoon van verdachte en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is een dergelijk traject zeer gewenst, echter voor het slagen van een dergelijk traject moet er een begin van medewerking en motivatie zijn bij verdachte en zijn ouders. Ter zitting is gebleken dat hiervoor bij de verdachte en ouders geen enkel draagvlak bestaat.
De rechtbank zal, nu er geen rekening gehouden hoeft te worden met een investering van de zijde van verdachte in voornoemd traject, aan verdachte een hogere werkstraf op leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen van 100 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank wijst het verzoek van de officier van justitie tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden af, nu niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 77za lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 300,00, ter zake het eigen risico betreffende de schade aan haar auto.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering ziet op schade aan de auto ten gevolge van de diefstal van die auto, hetgeen niet aan verdachte is tenlastegelegd. Voorts is niet is gebleken dat de schade door het ten laste gelegde feit is toegebracht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 20 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter d.d. 1 maart 2012 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft bepleit de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 16/183111-13 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 16/653871-13:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
parketnummer 16/183111-13 subsidiair:opzetheling;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
-
een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren de navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de Maatregel Hulp en Steun, worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, ook als dat inhoudt dat veroordeelde gedurende 3 maanden van de proeftijd deel moet nemen aan de ITB Plus;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kinderrechter d.d. 1 maart 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/514162-11
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten:
- een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie;
De benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. P.J.M. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 april 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Parketnummer: 653871-13
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres], heeft weggenomen
- één of meer laptop(s) (merk ASUS) en/of
- een hoeveelheid sieraden (te weten o.a. meerdere ringen en/of armbanden en/of een dasspeld en/of een ketting en/of een (gouden) hanger) en/of
- één of meer horloge(s) (te weten o.a. van het merk Casio) en/of
- de sleutel van voornoemde woning en/of een of meer sleutel(s) behorende bij een personenauto (gekentekend [kenteken]) en/of één of meer fietssleutel(s) en/of
- één of meer mobiele telefoon(s) (merk Nokia en/of LG) en/of
- één of meer computersysteemkast(en) (merk HP en/of ACER)
- een mp3 speler (merk Apple) en/of
- een tas (merk Bjorn Borg) en/of
- ( ongeveer) 420 euro, in elk geval enig geldbedrag, en/of
- een koptelefoon (merk Sennheiser) en/of
- een (keuken)mes,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/ hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking van een raam en/of inklimming;
Parketnummer: 16/183111-13
Primairhij op of omstreeks 1 oktober 2013 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een herenfiets (Union, blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 4 oktober 2013 te [plaats], in elk geval in Nederland, een herenfiets (Union, blauw) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 1 oktober 2013 te [plaats] opzettelijk een herenfiets (Union, blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], met bijlage, pagina 8 en 10.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2013, pagina 5 en 6.
3.Proces-verbaal verhoor benadeelde
4.Verklaring verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 april 2014.