6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten ingebroken in een woning. Er is eerst een breekijzer gestolen. Zij hebben na het voornemen om in te breken, een woning uitgezocht, zich ervan vergewist dat er geen mensen thuis waren en geen alarm aanwezig was en daar vervolgens ingebroken. Daarbij is de gehele woning overhoop gehaald en een groot aantal waardevolle goederen en voorwerpen werden weggenomen. Woninginbraken maken een grote inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Voorts veroorzaken dergelijke feiten bij de slachtoffers, en ook in de maatschappij, gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts heeft verdachte een fiets geheeld. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft enkel en alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor overlast en financiële schade bij de slachtoffers.
Uit voornoemd rapport van K.T.E. Zászlós d.d. 12 maart 2014 volgt dat de afgelopen jaren verschillende pogingen zijn gedaan om betrokkene te begeleiden en te behandelen. Deze hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Betrokkene wordt op dit moment begeleid in een ITB Plus traject. Betrokkene houdt zich tot op heden aan de afspraken. De veranderingen die betrokkene laat zien zijn echter broos en de kans op terugval is, bij het wegvallen van de huidige structuur en begeleiding, zeer reëel. Een verlenging van het ITB Plus traject is noodzakelijk om de positieve verandering bij betrokkene vast te kunnen houden. Daarnaast is een ambulant traject bij Care-Express, kinder- en jeugdpsychiatrie, wenselijk om middels procesdiagnostiek de bevindingen uit het huidige onderzoek verder aan te tonen. Een gedragsmatig georiënteerde vorm van behandeling is gewenst. Indien daadwerkelijk sprake blijkt te zijn van een autismespectrumstoornis, dan is psycho-educatie voor betrokkene en zijn ouders, noodzakelijk. Medicamenteuze ondersteuning dient nader door een psychiater te worden onderzocht. Voorts is opvoedingsondersteuning van de ouders van belang. De kans op recidive is hoog.
De deskundige adviseert verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden de voortzetting van het ITB Plus traject en een ambulante behandeling bij Care-express of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 2 april 2014 en het rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 3 april 2014. Beide rapportages sluiten aan bij de conclusies en het advies zoals verwoord in het voornoemde rapport van K.T.E. Záslós.
Dhr R. Verhoek, raadsonderzoeker, heeft ter zitting aangegeven dat verdachte een “kort lontje” heeft zodra hij te maken krijgt met gezag en/of autoriteit. Niet duidelijk is waar die agressie vandaan komt en het is een punt waaraan gewerkt moet worden. De eerder opgelegde MST is door gebrek aan motivatie bij verdachte en ouders, niet van de grond gekomen.
Mw. N.J. Broekhuijzen, jeugdreclasseerder en gezinsvoogd heeft ter zitting aangegeven dat verdachte op veel gebieden een positieve lijn laat zien. Het is echter wel belangrijk dat verdachte laat zien deze lijn vast te kunnen houden, ook wanneer het minder goed gaat. Bij een verlenging van de ITB Plus zal de begeleiding verdergaan waar men binnen de huidige ITB Plus gebleven is.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf, van welk vonnis verdachte ten tijde van het plegen van voornoemde strafbare feiten nog in een proeftijd liep.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de positieve lijn die verdachte heeft ingezet wordt bewerkstelligd door de strenge controle in het kader van de ITB plus tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, maar niet omdat verdachte (en zijn vader) ervan overtuigd is (zijn) dat hulp nodig is. Er is in dit opzicht weinig zelfreflectie en dat is zorgelijk met het oog op de toekomst.
Gelet op het ontbreken van dit besef acht de rechtbank ITB plus nog steeds noodzakelijk. Het is niet nodig het gehele ITB-traject vanaf het begin te herstarten, volstaan kan worden met voorzetting en afronding van het huidige traject, dat al enige tijd loopt.
Gelet op de ernst van het met name het onder parketnummer 16/653871-13 bewezen verklaarde feit en het strafblad van verdachte is een jeugddetentie passend en geboden. Voorts acht de rechtbank, gelet op de adviezen van voornoemde deskundigen, het hoge recidiverisico en de persoon van verdachte, begeleiding van verdachte zoals geadviseerd wenselijk en noodzakelijk. Verdachte heeft daarnaast een stevige stok achter de deur nodig teneinde hem er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en zich te houden aan de afspraken met Bureau Jeugdzorg, ook al ziet hij zelf het nut daarvan niet in. Een voorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf is hiervoor, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om verdachte de bijzondere voorwaarde van het meewerken aan diagnostisering en behandeling op te leggen. Gelet op de persoon van verdachte en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is een dergelijk traject zeer gewenst, echter voor het slagen van een dergelijk traject moet er een begin van medewerking en motivatie zijn bij verdachte en zijn ouders. Ter zitting is gebleken dat hiervoor bij de verdachte en ouders geen enkel draagvlak bestaat.
De rechtbank zal, nu er geen rekening gehouden hoeft te worden met een investering van de zijde van verdachte in voornoemd traject, aan verdachte een hogere werkstraf op leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen van 100 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank wijst het verzoek van de officier van justitie tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden af, nu niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 77za lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.