ECLI:NL:RBMNE:2014:3367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
16-661775-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot zware mishandeling en veroordeling tot werkstraf voor mishandeling na aanrijding van politieagente

Op 11 maart 2014 deed de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 augustus 2013 met haar auto tegen de benen van een politieagente, [slachtoffer], aanreed. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. Tijdens de zitting op 25 februari 2014 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk handelde, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de agente en dat het een ongeluk was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met opzet zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, maar dat zij wel opzettelijk de agente had mishandeld door haar met de auto te raken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar veroordeelde haar tot een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor immateriële schade van de benadeelde partij, [slachtoffer], en moest zij € 300,00 betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een borderline stoornis, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een vermindering van de strafbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661775-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Turkije)
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 februari 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 6 augustus 2013 geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto meermalen tegen de benen van die [slachtoffer] aan te rijden, dan wel die [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste heeft begaan en baseert zich daarbij op de processenverbaal van [slachtoffer] en de verklaring van getuige [getuige].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Het is voor verdachte nooit duidelijk geweest dat zij moest stoppen. De verbalisant stond ineens voor de auto toen zij weg wilde rijden, waarbij verdachte haar per ongeluk raakte. Getuige [getuige] stond een stuk verder en zij heeft wellicht een en ander niet goed kunnen zien. De verdediging plaatst derhalve vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige].
Subsidiair heeft verdachte, gelet op haar handelingen, niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toe brengen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0940-2013176694 (zakendossier). De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Op 6 augustus 2013 kwam verbalisant [slachtoffer] ter plaatse naar aanleiding van een melding betreffende een ruzie op de [adres] te [plaats]. Zij zag een vrouw uit de desbetreffende woning komen. De vrouw liep naar beneden en verbalisant [slachtoffer] wenkte haar te blijven staan. De vrouw reageerde niet en stapte in een personenauto. Verbalisant keek de vrouw aan en zei haar even te blijven staan. Zij hoorde dat de vrouw door het open portieraam schreeuwde: “Ik blijf helemaal niet staan”. Verbalisant stond ca. 1,5 meter voor de auto. Zij hoorde dat de vrouw gas gaf en zag dat de auto snel naar voren schoot. Zij voelde dat de auto haar benen raakte, net onder haar knieën, en voelde pijn in haar scheenbenen. Zij probeerde weg te stappen en zag dat de auto weer vooruit in beweging kwam en nogmaals tegen haar scheenbenen aanreed. Zij plaatste haar handen op de motorkap van de auto, zette zich af tegen de auto en kon zo achteruit lopen en voorkomen dat haar voeten en benen onder de auto zouden komen. In de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] toonde de echtgenoot het paspoort van zijn vrouw aan verbalisant. Zij zag dat de vrouw op de foto in het paspoort, dezelfde vrouw betrof als de vrouw die tegen haar aan was gereden: [verdachte], geboren op [1970]. [1]
Getuige [getuige] zag op 6 augustus 2013 dat een politievrouw op de [adres] een vrouw in een auto aansprak. De politievrouw stond op dat moment links voor de auto en maakte contact met de vrouw in de auto. Zij zag dat de vrouw achter het stuur van de auto zat en hoorde dat de vrouw in de richting van de politievrouw schreeuwde. Zij zag dat de bestuurster het autoportier opende en weer sloot. Zij hoorde motorgeraas, zag dat de auto naar voren schoot en tegen de politievrouw aanreed. Zij zag dat de politievrouw terug sprong en voor de auto stond. Zij hoorde de motor van de auto weer razen, zag dat de auto naar voren reed en weer tegen de politievrouw aanreed. [2]
Bewijsoverwegingen
Vaststaat dat verdachte tegen [slachtoffer] is aangereden. Dat verdachte niet wist dat zij moest stoppen, zij [slachtoffer] niet voor haar auto heeft zien staan en [slachtoffer] ineens voor haar auto sprong acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] volgt dat verdachte zowel visueel als mondeling contact heeft gehad met [slachtoffer].
Nu verdachte, nadat zij door [slachtoffer] was aangesproken en daar mondeling op heeft gereageerd, tot tweemaal toe tegen [slachtoffer] heeft aangereden, waarbij [slachtoffer] pijn heeft ondervonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] met opzet heeft mishandeld.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden het onder subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Primair vrijspraak
Uit het proces verbaal blijkt niet dat is onderzocht met welke mogelijke snelheid verdachte, gerelateerd aan de afstand van [slachtoffer] tot de auto, tegen [slachtoffer] is aangereden. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat verdachte gepoogd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 6 augustus 2013 te [plaats], opzettelijk mishandelend als bestuurder van een personenauto meermalen tegen de benen van [slachtoffer] is aangereden, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
feit 1 subsidiair: mishandeling, meermalen gepleegd;
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door psychiater R. Jansen die op 7 oktober 2013 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport volgt dat verdachte vanuit het verleden bekend is met een borderline stoornis waarmee zij kwetsbaar is voor stemmingswisselingen en emotieregulatie problematiek. De afgelopen jaren zou verdachte onder medicatie stabiel en klachtenvrij geweest zijn.
Of voormelde stoornis van invloed is geweest op de gedragingen van verdachte ten tijde van het incident kan, gelet op de deels ontkennende houding van verdachte, geen definitieve uitspraak worden gedaan. Eveneens kan daarom geen uitspraak worden gedaan over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: een werkstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit aan verdachte, gelet op de persoonlijke omstandigheden en de persoon van verdachte, een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is, nadat zij na een ruzie haar woning had verlaten, met haar auto opzettelijk tweemaal tegen de benen van [slachtoffer] aangereden.
Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het welzijn van [slachtoffer] en zich enkel laten leiden door de wens dat zij weg wilde. [slachtoffer] is geconfronteerd met een daad van agressie tijdens het uitoefenen van haar functie, waardoor zij pijn heeft ondervonden en erg is geschrokken. Voorts heeft het incident in de periode daarna invloed gehad op haar dagelijks functioneren.
Verdachte heeft op geen enkel moment er blijk van gegeven het laakbare van haar handelen in te zien. In tegendeel, verdachte legt de schuld bij aangeefster [slachtoffer]. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat zij nooit eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
Uit voornoemd rapport van de psychiater R. Jansen d.d. 7 oktober 2013 en uit het rapport van de reclassering d.d. 26 september 2013 volgt dat – zakelijk weergegeven – het onderhavige feit als een eenmalig incident moet worden gezien. Verdere reclasserings-bemoeienis is niet geïndiceerd.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een (voorwaardelijke) werkstraf op te leggen.
Gelet op het blanco strafblad van verdachte en de vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit acht de rechtbank een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, passend en geboden.
De rechtbank zal verdachte derhalve een werkstraf op leggen van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om verdachte een voorwaardelijke strafdeel op te leggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 450,00 ter zake immateriële schade.
7.1
het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, dan wel dient de vordering afgewezen te worden.
7.3
het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de door [slachtoffer] geleden immateriële schade in redelijkheid vast op
€ 300,00. De rechtbank is van oordeel dat voormelde schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 6 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering . Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: mishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 300,00, ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 6 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 6 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte .
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P.M. Schwillens, E.A.A. van Kalveen en P.J.M. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 maart 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
zij op of omstreeks 6 augustus 2013 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder in een personenauto (kenteken [kenteken]) heeft plaatsgenomen en/of (vervolgens) de motor van de auto voornoemd heeft gestart en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met meer dan de geringe snelheid) op/tegen de/het be(e)n(en) van die [slachtoffer] is aangereden, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij op of omstreeks 6 augustus 2013 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend als bestuurder van een personenauto (kenteken [kenteken]) meermalen, althans eenmaal, op/tegen de/het be(e)n(en) van [slachtoffer] is aangereden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 213, opgemaakt door [slachtoffer], pagina 15 t/m 17.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 22 en 23.