6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in een zeer korte periode schuldig gemaakt aan een vijftal woninginbraken en een poging daartoe. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Het is zorgelijk dat verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd daarbij professioneel te werk ging onder andere door de voorverkenningen.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij tweemaal eerder voor het plegen van soortgelijke feiten tot forse, (deels) voorwaardelijke werkstraffen is veroordeeld. Verdachte liep hiervan nog in twee proeftijden, hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Uit voornoemde rapport van A. Laurijssen-Timmers volgt – zakelijk weergegeven –
De gedragsstoornis van verdachte kent een steeds meer zorgelijk verloop en loopt de kans uit te monden in een antisociale persoonlijkheid. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling is het van belang dat verdachte succeservaringen gaat opdoen. Bovenal dient hij zo snel mogelijk te leren wat de invloed is van softdrugsgebruik en wat de gevolgen daarvan op langere termijn zijn. Omdat verdachte zelf geen hulpvraag heeft en heeft laten zien dat hij niet meewerkt binnen een vrijwillig kader dient met een zo strak mogelijk en begrenzend kader te worden gestart. Van belang is dat de verslavingszorg wordt betrokken in het traject, waarbij gebruik wordt gemaakt van urinecontroles, educatie en bijbehorende behandelgesprekken. Omdat betrokkene in een negatieve spiraal van faalervaringen terecht is gekomen is een voorwaardelijk strafkader een laatste kans waarbij hij in het dagelijks functioneren succeservaring gaat opdoen het meest geëigend.
Detentie is geen oplossing, nu verdachte gemakkelijk te beïnvloeden is door deze criminele peergroup en hij hier alleen nog slimmer van wordt op het gebied van criminele zaken.
De kans op recidive wordt als matig tot hoog ingeschat.
De deskundige adviseert om verdachte een voorwaardelijk kader aan te bieden met reclasseringscontact en een intensieve trajectbegeleiding (ITB), ook wanneer dit een behandeling inhoudt gericht op zijn verslaving, inclusief urinecontroles, en aansluitend het Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer traject (NPT).
Mw. J.D. Oosterwaal, raadsonderzoeker en mw. El Addouti hebben ter zitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 24 februari 2014 toegelicht.
Primair zit de problematiek van verdachte en de negatieve spiraal waarin hij zit, in zijn verslaving. Als dat is weggenomen kan gekeken worden wat er nodig is om zijn vaardigheden te versterken en hem verder te helpen. Verdachte heeft daartoe voldoende inzicht, is verbaal vaardig en intelligent genoeg.
Mw. El Addouti, Bureau Jeugdzorg, heeft ter zitting het woord aangegeven dat het ITB traject in principe goed verloopt. Verdachte vindt het wel moeilijk af spraken na te komen en laat niet het achterste van zijn tong zien.
Mw. Oosterwaal heeft ter zitting aangegeven dat het NPT naar het oordeel van de Raad geen meerwaarde heeft. Verdachte dient gelet op zijn leeftijd en intelligentie niveau op zijn eigen verantwoordelijkheid gewezen te worden en is goed in staat concrete handelingen zelf uit te voeren. Het NPT is erg outreachend en neemt verdachte bij de hand in dingen die verdachte zelf kan. Het is beter voor verdachte dat hij succeservaringen opdoet aan de hand van hetgeen hij zelfstandig kan doen. Begeleiding in het kader van ITB Plus ligt meer in de lijn van hetgeen verdachte nodig is; zij houden toezicht op datgene wat verdachte zelf kan en doet.
Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden ITB Plus en voorts dat verdachte meewerkt aan begeleiding en behandeling van Victas, inclusief urinecontroles. Bij de uitvoering van een werkstraf wordt rekening gehouden met de bestaande dagbesteding van verdachte. Detentie zou voor verdachte statusverhogend, en daardoor recidive verhogend, werken.
Aangegeven is dat de maatregel bij voorkeur door de jeugdreclassering dient te worden uitgevoerd.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn mee te werken aan de begeleiding en behandeling van de verslavingszorg. Hij wil liever een andere hulpverlener dan de huidige reclasseringsmedewerkster, omdat zij volgens hem negatieve punten benadrukt.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden zou zijn.
De rechtbank acht het echter, gelet op de adviezen van de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming, de persoon van verdachte en het mogelijk statusverhogende en recidive verhogende effect van een vrijheidsstraf, niet wenselijk verdachte een forse (voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen. De rechtbank zal derhalve volstaan met een jeugddetentie welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast acht de rechtbank een forse werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal deze geheel voorwaardelijk opleggen, nu de rechtbank de tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte voorwaardelijk opgelegde werkstraffen zal gelasten. Voorts maakt de voorwaardelijke werkstraf de noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte, zoals door de deskundigen is geadviseerd, mogelijk. De rechtbank ziet naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken geen aanknopingspunten om aan verdachte de gedragsinterventie NPT op te leggen. De (jeugd)reclassering kan voldoende de hulp en steun verlenen op de desbetreffende leefgebieden en verdachte moet zelf leren inzien dat als hij bepaalde afspraken niet naleeft, het benoemen daarvan niet aan de (jeugd)reclasseerder ligt, maar dat hij daar zelf een belangrijke rol in heeft.
Voorts dient de voorwaardelijke straf, gelet op het strafblad van verdachte, als stevige stok achter de deur voor verdachte teneinde te voorkomen dat hij zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken.
Verzoek tot het horen getuige-deskundige
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw tot het horen van Laurijssen als deskundige af. De rechtbank is van oordeel dat daartoe de noodzaak ontbreekt, nu de deskundige heeft aangegeven dat er alleen contra-indicaties zijn voor een detentie. Niet gebleken is dat er dat er contra-indicaties aanwezig zijn voor een werkstraf. Het risico op (intellectueel) overvragen, wat in het rapport wordt genoemd, is hierbij overigens niet aan de orde.