ECLI:NL:RBMNE:2014:3366

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
16-655072-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere inbraken met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1996, die werd beschuldigd van meerdere inbraken. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 februari 2014, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte vijf feiten van (poging tot) inbraak, waarbij de verdachte op verschillende data en locaties in woningen is binnengekomen en goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder bekennende verklaringen van de verdachte, en heeft gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet schuldig was aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit, en de rechtbank heeft deze vrijspraak dan ook uitgesproken. De rechtbank heeft de overige feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij zij zich baseerde op de beschikbare bewijsmiddelen. De verdachte is als licht verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, wat invloed had op de strafoplegging. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens en zijn cannabisafhankelijkheid.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 45 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke werkstraf van 180 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een ITB Plus-programma en behandeling bij Victas. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de inbraken. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat detentie niet de beste oplossing was voor de verdachte, gezien zijn leeftijd en de noodzaak voor begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
afdeling strafrecht
zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/655072-13; 16/652728-13 (vordering tenuitvoerlegging); 16/512561-11 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
Raadsvrouw mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 februari 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 en 2 primair:op 26 november 2013, tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd, heeft ingebroken in woningen en uit die woningen goederen heeft weggenomen;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:op 26 november 2013 geprobeerd heeft in te breken in een woning;
ten aanzien van feit 3, 4 en 5:op diverse tijdstippen heeft ingebroken in verschillende woningen en uit die woningen goederen heeft weggenomen.
Ad informandum is op de dagvaarding vermeld een inbraak in een woning te [plaats] op 27 oktober 2013.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte bij de politie en ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaringen. Verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Het onder 2 primair ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend bewezen worden, verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0900/960-2013268779Z. De door de rechtbank aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
ten aanzien van feit 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5:
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2013, pagina 47 en 48;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2013, pagina 52;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2013, pagina 60 en 61;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2013, pagina 183;
  • het proces-verbaal van aangifte van [A], namens [B], pagina 68 en 69; de bijlage weggenomen goederen, pagina 113;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2013, pagina 55;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2013, met bijlagen, pagina 206 t/m 208;
  • het proces-verbaal van aangifte van [C], namens [D], pagina 115 en 116;
  • het proces-verbaal van aangifte van [E], met bijlagen, pagina 36 en 37;
  • het proces-verbaal van verhoor aangever [E], pagina 184 en 185;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2013, pagina 187;
  • het proces-verbaal van aangifte van [F], met bijlagen, pagina 105 en 106;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, pagina 172 en 173;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2013, pagina 57;
  • het proces-verbaal van aangifte van [G], namens [H], met bijlagen, pagina 97 en 98;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2013, pagina 166;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 122 t/m 127;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 februari 2014.
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Uit het dossier volgt niet dat verdachte goederen heeft weggenomen uit de betreffende woning.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 26 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een dasspeld en manchetknopen en twee horloges en een portemonnee en een zilveren schakelketting en twee broches en een armbrand toebehorende aan [B], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak door via een container op het dak van voornoemde woning te klimmen en met een koevoet een badkamerraam te forceren en vervolgens door dat geforceerde raam die woning binnen te gaan;
feit 2 subsidiair
op 26 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de[adres], weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij toegang tot die woning te verschaffen door met een breekijzer een raam aan de voorzijde van voornoemde woning open te breken en vervolgens door dat opengebroken raam die woning binnen te gaan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 3
in de periode van 16 november 2013 tot en met 19 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen diverse goederen, waaronder autosleutels (BMW) en twee blauwe geldkistjes met inhoud en een dolk en een zakmes en een horloge merk Pulsar en een horloge merk Rolex en een telefoonhoesje (zwart) en een mobiele telefoon merk Nokia, E72, toebehorende aan [E], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak door met een breekijzer een raam aan de voorzijde van de woning open te breken en vervolgens door dat opengebroken raam die woning binnen te gaan;
feit 4
in de periode van 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een horloge en een bril merk Ray Ban en een telefoon merk HTC en een notebook merk Compaq Presario Cq61 en diverse gouden sieraden en een horloge merk Guess en een notebook merk Akoyoa toebehorende aan [F], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak door zich aan de dakgoot van voornoemde woning naar boven te trekken en door op de uitbouw van die woning te gaan staan en vervolgens met een breekijzer een badkamerraam te forceren en vervolgens door dat geforceerde raam die woning binnen te gaan;
feit 5
in de periode van 10 november 2013 tot en met 13 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een notebook merk Dell Latitude en een mobiele telefoon merk Blackberry Bold 9900 en een mobiele telefoon merk Nokia 2630 en een horloge merk Armani en gouden oorbellen en een horloge merk Casio toebehorende aan [H], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak door met een koevoet een keukenraam van voornoemde woning open te breken en vervolgens door dat opengebroken raam die woning binnen te gaan;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten
wetenof tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2 subsidiair:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3, 4 en 5:
telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ter terechtzitting heeft de verdachte het ad informandum toegevoegde feit bekend. Hiermee zal in de afdoening door de rechtbank eveneens rekening worden gehouden.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
drs. A. Laurijssen-Timmers, kinder- en neuropsycholoog, die op 21 februari 2014 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de zin van een duidelijk zichtbare gedragsstoornis en het minder goed functioneren van de voorste hersendelen van het brein, waardoor planning, initiatiefname, regulatie, zelf-controle, zelf monitoring en inzicht, doelgericht taakgedrag, emotioneel gedrag als interpersoonlijk gedrag voortdurend onder druk staan. De cannabisafhankelijkheid verstrekt deze verminderde functionerende gebieden en kan zelfs leiden tot meer onherstelbare permanente beschadiging. Volgens de deskundige is deze gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens van invloed geweest op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Voorts is vermeld dat zich een anti-sociaal patroon heeft ingezet, waarbij verdachte moeite heeft zich te voegen naar regels en gezagsdragers. Dit belemmert het verhogen van de intrinsieke motivatie voor deelname aan interventies. Verdachtes negatieve opvattingen over wat kan en mag, zijn gebrek aan berouw, schuld en inlevingsvermogen, zijn contacten met delinquente leeftijdgenoten en zijn zucht naar geld dienen in ogenschouw te worden genomen bij beoordeling van de kans op recidive, die als matig tot hoog wordt ingeschat, afhankelijk van de wijze waarop de factoren elkaar negatief beïnvloeden.
Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling is belangrijk dat verdachte succeservaringen gaat opdoen, een dagbesteding vindt die (ook cognitief) bij het past en verslavingszorg wordt ingezet. Omdat verdachte zelf geen hulpvraag heeft, dient een strak begrenzend kader te worden ingezet, waarbij de nodige controle noodzakelijk is.
De rechtbank neemt de voormelde conclusie en adviezen over.
Nu uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden:
o de Maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden ITB Plus;
o dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van het Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer traject (NPT) worden gegeven;
o dat verdachte zal meewerken aan een behandeling bij Victas en zal meewerken aan urinecontroles.
- een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft strakke begeleiding en hulp nodig bij het vinden van een opleiding. Van belang is eveneens dat verdachte stopt met blowen. Het is belangrijk dat verdachte zijn huidige baan kan voortzetten. Indien een onvoorwaardelijke werkstraf wordt opgelegd bestaat het risico dat verdachte overvraagd wordt en hij er voor kiest om zijn straf uit te zitten. Voorts bestaat het risico dat verdachte terecht komt in een setting waar hij mogelijk in contact komt met jongeren waar hij beter niet in contact mee kon komen.
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een jeugddetentie op te leggen, welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en voorts een geheel voorwaardelijke werkstraf.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden heeft de verdediging zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om, indien de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf zal opleggen, A. Laurijssen-Timmers als getuige deskundige te horen over de vraag of dit voor verdachte haalbaar is en hij daarmee niet overvraagd zal worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in een zeer korte periode schuldig gemaakt aan een vijftal woninginbraken en een poging daartoe. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Het is zorgelijk dat verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd daarbij professioneel te werk ging onder andere door de voorverkenningen.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij tweemaal eerder voor het plegen van soortgelijke feiten tot forse, (deels) voorwaardelijke werkstraffen is veroordeeld. Verdachte liep hiervan nog in twee proeftijden, hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Uit voornoemde rapport van A. Laurijssen-Timmers volgt – zakelijk weergegeven –
De gedragsstoornis van verdachte kent een steeds meer zorgelijk verloop en loopt de kans uit te monden in een antisociale persoonlijkheid. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling is het van belang dat verdachte succeservaringen gaat opdoen. Bovenal dient hij zo snel mogelijk te leren wat de invloed is van softdrugsgebruik en wat de gevolgen daarvan op langere termijn zijn. Omdat verdachte zelf geen hulpvraag heeft en heeft laten zien dat hij niet meewerkt binnen een vrijwillig kader dient met een zo strak mogelijk en begrenzend kader te worden gestart. Van belang is dat de verslavingszorg wordt betrokken in het traject, waarbij gebruik wordt gemaakt van urinecontroles, educatie en bijbehorende behandelgesprekken. Omdat betrokkene in een negatieve spiraal van faalervaringen terecht is gekomen is een voorwaardelijk strafkader een laatste kans waarbij hij in het dagelijks functioneren succeservaring gaat opdoen het meest geëigend.
Detentie is geen oplossing, nu verdachte gemakkelijk te beïnvloeden is door deze criminele peergroup en hij hier alleen nog slimmer van wordt op het gebied van criminele zaken.
De kans op recidive wordt als matig tot hoog ingeschat.
De deskundige adviseert om verdachte een voorwaardelijk kader aan te bieden met reclasseringscontact en een intensieve trajectbegeleiding (ITB), ook wanneer dit een behandeling inhoudt gericht op zijn verslaving, inclusief urinecontroles, en aansluitend het Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer traject (NPT).
Mw. J.D. Oosterwaal, raadsonderzoeker en mw. El Addouti hebben ter zitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 24 februari 2014 toegelicht.
Primair zit de problematiek van verdachte en de negatieve spiraal waarin hij zit, in zijn verslaving. Als dat is weggenomen kan gekeken worden wat er nodig is om zijn vaardigheden te versterken en hem verder te helpen. Verdachte heeft daartoe voldoende inzicht, is verbaal vaardig en intelligent genoeg.
Mw. El Addouti, Bureau Jeugdzorg, heeft ter zitting het woord aangegeven dat het ITB traject in principe goed verloopt. Verdachte vindt het wel moeilijk af spraken na te komen en laat niet het achterste van zijn tong zien.
Mw. Oosterwaal heeft ter zitting aangegeven dat het NPT naar het oordeel van de Raad geen meerwaarde heeft. Verdachte dient gelet op zijn leeftijd en intelligentie niveau op zijn eigen verantwoordelijkheid gewezen te worden en is goed in staat concrete handelingen zelf uit te voeren. Het NPT is erg outreachend en neemt verdachte bij de hand in dingen die verdachte zelf kan. Het is beter voor verdachte dat hij succeservaringen opdoet aan de hand van hetgeen hij zelfstandig kan doen. Begeleiding in het kader van ITB Plus ligt meer in de lijn van hetgeen verdachte nodig is; zij houden toezicht op datgene wat verdachte zelf kan en doet.
Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, waarvan 6 maanden ITB Plus en voorts dat verdachte meewerkt aan begeleiding en behandeling van Victas, inclusief urinecontroles. Bij de uitvoering van een werkstraf wordt rekening gehouden met de bestaande dagbesteding van verdachte. Detentie zou voor verdachte statusverhogend, en daardoor recidive verhogend, werken.
Aangegeven is dat de maatregel bij voorkeur door de jeugdreclassering dient te worden uitgevoerd.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn mee te werken aan de begeleiding en behandeling van de verslavingszorg. Hij wil liever een andere hulpverlener dan de huidige reclasseringsmedewerkster, omdat zij volgens hem negatieve punten benadrukt.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden zou zijn.
De rechtbank acht het echter, gelet op de adviezen van de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming, de persoon van verdachte en het mogelijk statusverhogende en recidive verhogende effect van een vrijheidsstraf, niet wenselijk verdachte een forse (voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen. De rechtbank zal derhalve volstaan met een jeugddetentie welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast acht de rechtbank een forse werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal deze geheel voorwaardelijk opleggen, nu de rechtbank de tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte voorwaardelijk opgelegde werkstraffen zal gelasten. Voorts maakt de voorwaardelijke werkstraf de noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte, zoals door de deskundigen is geadviseerd, mogelijk. De rechtbank ziet naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken geen aanknopingspunten om aan verdachte de gedragsinterventie NPT op te leggen. De (jeugd)reclassering kan voldoende de hulp en steun verlenen op de desbetreffende leefgebieden en verdachte moet zelf leren inzien dat als hij bepaalde afspraken niet naleeft, het benoemen daarvan niet aan de (jeugd)reclasseerder ligt, maar dat hij daar zelf een belangrijke rol in heeft.
Voorts dient de voorwaardelijke straf, gelet op het strafblad van verdachte, als stevige stok achter de deur voor verdachte teneinde te voorkomen dat hij zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken.
Verzoek tot het horen getuige-deskundige
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw tot het horen van Laurijssen als deskundige af. De rechtbank is van oordeel dat daartoe de noodzaak ontbreekt, nu de deskundige heeft aangegeven dat er alleen contra-indicaties zijn voor een detentie. Niet gebleken is dat er dat er contra-indicaties aanwezig zijn voor een werkstraf. Het risico op (intellectueel) overvragen, wat in het rapport wordt genoemd, is hierbij overigens niet aan de orde.
6.4
Het ad informandum gevoegde
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit:
- een woninginbraak, gepleegd op 27 oktober 2013 te [plaats].

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [H] vordert een schadevergoeding van € 328,00, waarvan
€ 228,00 ter zake materiële schade en € 100,00 ter zake immateriële schade, voor feit 5.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 13 november 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de on de beslaglijst vermelde voorwerpen te onttrekken aan het verkeer verbeurd te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en verdachte de feiten met deze voorwerpen heeft gepleegd of ter voorbereiding bij zich droeg

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd de proeftijden behorende bij de destijds door de kinderrechter d.d. 21 juni 2013 en de meervoudige kamer d.d. 28 december 2012 opgelegde voorwaardelijke werkstraffen, te verlengen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten de proeftijden van voormelde voorwaardelijke straffen te verlengen. Verdachte was al meerdere keren gewaarschuwd en heeft zich desondanks wederom aan nieuwe strafbare feiten schuldig gemaakt. Verdachte heeft daarmee de algemene voorwaarden overtreden. Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte te leren inzien dat overtreding van deze regels duidelijke gevolgen voor hem met zich brengt. Gelet hierop zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten
wetenof tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2 subsidiair:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3, 4 en 5:
telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
- een jeugddetentie van 45 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
-
een werkstraf van 180 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
90 dagen;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren de navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77a, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, waarvan zes maanden ITB-plus regime zal gelden;
* dat veroordeelde zich zal laten behandelen bij de ambulante forensische poli van Victas verslavingszorg of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* dat veroordeelde zal meewerken aan urinecontroles op softdrugs, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. een handlamp, merk Hema ;
2. een breekijzer, kleur zwart;
3. een schroevendraaier, kleur oranje;
4. 2 x schroevendraaier, kleur zwart;
5. een zaag, kleur zwart.
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kinderrechter d.d. 21 juni 2013 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/652728-13
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten:
- een werkstraf van 80 urenbeveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
40 dagen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512561-11
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten:
- een werkstraf van 50 urenbeveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
25 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [H] van € 328,00. waarvan € 228,00 ter zake van materiële schade en € 100,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [H], € 328,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.J.M. Mol, voorzitter en tevens kinderrechter,
E.A.A. van Kalveen en J.P.M. Schwillens, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 maart 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tussen ongeveer 02:30 en 03:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een dasspeld en/of manchetknopen en/of twee horloges en/of een portemonee en/of een zilveren schakelketting en/of twee broches en/of een armbrand, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door via een container op het dak van voornoemde woning te klimmen en/of met een breekijzer en/of een koevoet, in elk geval een breekvoorwerp, een (badkamer)raam te verbreken/te forceren met een koevoet en/of (vervolgens) door dat opengebroken/geforceerde raam die woning binnen te gaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
primair
hij op of omstreeks 26 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tussen ongeveer 04:00 en 04:17 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de[adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse goederen, waaronder twee sleutels en/of een horloge (merk Q en Q) en/of vier dasspelden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door met een breekijzer, althans met een breekvoorwerp, een raam aan de voorzijde van voornoemde woning open te breken/ te forceren en/of (vervolgens) door dat opengebroken/geforceerde raam die woning binnen te gaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 26 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tussen ongeveer 04:00 en 04:17 uur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de[adres], weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld onder zijn bereik te brengen door met een breekijzer, althans met een breekvoorwerp, een raam aan de voorzijde van voornoemde woning open te breken/ te forceren en/of (vervolgens) door dat opengebroken/geforceerde raam die woning binnen te gaan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2013 tot en met 19 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen diverse goederen, waaronder autosleutel(s) (BMW) en/of twee blauwe geldkistjes met inhoud en/of een dolk en/of een zakmes en/of een horloge (merk Pulsar) en/of een horloge (merk Rolex) en/of een telefoonhoesje (zwart) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, E72), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door met een breekijzer, in elk geval een breekvoorwerp, een raam aan de voorzijde van de woning open te breken/te forceren en/of vervolgens door dat opengebroken/geforceerde raam die woning binnen te gaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een horloge en/of een bril (merk Ray Ban) en/of een telefoon (merk HTC) en/of een notebook (merk Compaq Presario Cq61) en/of diverse gouden sieraden en/of een horloge (merk Guess) en/of een notebook (merk Akoyoa), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door zich aan de dakgoot van voornoemde woning naar boven te trekken en/of door op de uitbouw van die woning te gaan staan en/of (vervolgens) met een breekijzer, in elk geval een breekvoorwerp, een (badkamer)raam te verbreken/te forceren en/of (vervolgens) door dat verbroken/geforceerde raam die woning binnen te gaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2013 tot en met 13 november 2013 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een notebook (merk Dell Latitude en/of een mobiele telefoon (merk Blackberry Bold 9900) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia 2630) en/of een horloge (merk Armani) en/of gouden oorbellen en/of een horloge (merk Casio), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door met een breekijzer en/of een schroevendraaier en/of een koevoet, in elk geval een of meer breekvoorwerp(en), een (keuken)raam van voornoemde woning open te breken/te forceren en/of (vervolgens) door dat opengebroken/geforceerde raam die woning binnen te gaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht