ECLI:NL:RBMNE:2014:3315

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
16/659378-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee woninginbraken in Utrecht en Driebergen-Rijsenburg met een gevangenisstraf van 8 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee woninginbraken in de nacht van 2 april 2014 in Utrecht en Driebergen-Rijsenburg. De verdachte, geboren in Polen en thans verblijvende in de PI Utrecht, werd bijgestaan door mr. E.R. Emmelot. Tijdens de zitting op 17 juni 2014 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van sieraden, een camera en een laptop, waarbij de verdachte samen met anderen handelde.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie stelde dat het primair ten laste gelegde bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank achtte echter wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten had gepleegd, onderbouwd door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de woninginbraken en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 7 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank motiveerde de strafoplegging door te wijzen op de ernst van de feiten en het gebrek aan respect van de verdachte voor andermans eigendommen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/659378-14
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [1982] in [geboorteplaats] (Polen)
Thans verblijvende in PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwersluis

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.R. Emmelot, advocaat te Nieuwegein.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1 primair: op 2 april 2014 in[woonplaats] sieraden en een camera heeft gestolen uit een woning aan de [adres].
Feit 1 subsidiair: op 2 april 2014 in[woonplaats] sieraden en een camera bij zich heeft gehad die waren gestolen uit een woning aan de [adres].
Feit 2 primair: op 2 april 2014 in [woonplaats] een laptop heeft gestolen uit een woning aan de [adres].
Feit 2 subsidiair: op 2 april 2014 in [woonplaats] een laptop bij zich heeft gehad die was gestolen uit een woning aan de [adres].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat voor beide feiten het primair ten laste gelegde bewezen kan worden en verwijst hiervoor naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en voert daartoe aan dat verdachte verklaard heeft niets met de inbraken te maken te hebben en ook niet wist van de gestolen goederen die zich in de auto bevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder beide feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Op 2 april 2014 krijgt de politie rond 16.50 een melding dat aan de [adres] een woninginbraak zou hebben plaatsgevonden. [2] De melding wordt gedaan door [getuige], die rond 16:30 uur drie mannen en een vrouw langs de voordeur van de woning aan de [adres] ziet rennen. Een van de mannen draagt iets in zijn handen wat is gewikkeld in een deken. [3] De personen stappen in een auto met het Engelse kenteken [kenteken]. De getuige vertrouwt het niet en gaat kijken aan de achterzijde van de woning. Daar ziet zij dat het glas van de achterdeur geheel kapot is geslagen. [4] De getuige rijdt achter de personen aan en ziet de auto geparkeerd staan bij een tankstation en belt de politie. [5] De politie komt ter plaatse en houdt om 17:00 uur de auto met het door de getuige genoemde kenteken aan. In de auto zitten drie mannen en een vrouw. Deze vrouw blijkt [verdachte] (hierna: verdachte) te zijn. [6] In de auto worden goederen aangetroffen, waaronder sieraden en een fotocamera. [7]
Op 2 april 2014 doen [aangever 1] en [aangever 2] aangifte van woninginbraak uit hun huis aan de [adres] in[woonplaats]. [8] Zij verklaren dat sieraden en een fotocamera zijn gestolen. De politie toont hen foto’s van de sieraden en een fotocamera die in de auto zijn aangetroffen waarin verdachte is aangehouden. De aangevers herkennen onder meer deze goederen als zijnde de goederen die uit hun woning zijn gestolen. [9]
Medeverdachte [medeverdachte 1], zich noemende [medeverdachte 2], heeft bekend dat hij deze inbraak heeft gepleegd [10] .
Op de trapleuning in de woning wordt een bloedspoor aangetroffen en veiliggesteld (SIN nummer AAHD3466NL). [11] Het DNA-profiel dat uit deze sporen is afgeleid, komt overeen met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat dit DNA-profiel overeenkomt met dat van een willekeurig persoon is kleiner dan 1 op 1 miljard. [12]
Ten aanzien van feit 2:
In de auto waarin verdachte wordt aangetroffen, ligt ook een laptop van het merk HP. Op de laptop zit een sticker waarop staat: ‘Syntens 11.148’ met een barcodesticker ‘[nummer]’. Uit onderzoek door de politie blijkt dat Syntens een bedrijf is, waar de barcodesticker wordt herkend als die van een laptop die onlangs is gestolen van [aangever 3] uit zijn woning aan de [adres] in [woonplaats]. [aangever 3] [13] [aangever 3] doet op 3 april 2014 aangifte van diefstal van de laptop en andere goederen uit zijn woning. [14]
In de auto worden o.a. ook nog een oud-Nederlands bijbeltje, horloge, verrekijker (Leica, zwart) en medailles van de Amsterdamse grachtenloop aangetroffen. [15] Aangever heeft deze goederen herkend. [16]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij wel in de woning in[woonplaats] is geweest, maar alleen om haar man [medeverdachte 1] daar weg te halen. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de getuige heeft gezien dat zij tezamen met de drie medeverdachten was toen zij naar de auto toe rende. Een van de mannen had daarbij spullen in zijn handen. Daar komt bij dat vast is komen te staan dat bij de woning de achterruit is ingeslagen en het bloed van verdachte binnen in de woning is aangetroffen.
De verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij niet betrokken is geweest bij de woninginbraak in [woonplaats]. De rechtbank acht ook deze verklaring niet aannemelijk. De inbraak in[woonplaats] en de inbraak in [woonplaats] zijn op dezelfde dag gepleegd. Daarbij is bij beide inbraken dezelfde werkwijze gebruikt. De goederen die bij deze inbraken buit zijn gemaakt, worden aangetroffen in de auto waarin verdachte is aangehouden. Er is geen enkele aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de gestolen goederen in de auto. Uit al het bovenstaande bekomt de rechtbank de overtuiging dat verdachte schuldig is aan het plegen van twee woninginbraken, samen met anderen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 2 april 2014 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan het perceel [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een camera toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 primair:
op 2 april 2014 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan [adres] perceel: [nummer] heeft weggenomen een laptop (merk: HP) toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 2 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt opgelegd een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 juni 2014 van verdachte blijkt dat zij een blanco strafblad heeft.
De verdachte heeft verklaard op de dag van de woninginbraken in Nederland te zijn aangekomen. Zij heeft zich dan binnen een dag schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de grote hoeveelheid goederen die in de auto zijn aangetroffen, sprake is geweest van een gezamenlijke strooptocht. Verdachte en haar mededaders hebben in georganiseerd verband grove diefstallen gepleegd waarbij zij woningen in het buitengebied hebben uitgezocht en beide huizen op grove wijze hebben doorzocht en veel goederen hebben gestolen.
Hiermee heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Verdachte is ten behoeve van zijn eigen financiële gewin volledig voorbij gegaan aan het leed en de angst die hij daarmee bij anderen veroorzaakt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 8 maanden passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 maanden;
- Bepaalt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter,
mrs. P.J.M. Mol en G.V.M. Veldhoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2014.
Mr. G.V.M. Veldhoen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning, gelegen aan het perceel [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een camera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid juwelen en/of een fotocamera heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die juwelen en/of fotocamera wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof
artikel 417 bis lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te [woonplaats], gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan [adres] perceel: [nummer]) heeft weggenomen een laptop (merk: HP) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door midddel van braak en/of verbreking en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te [woonplaats], gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een laptop (merk: HP) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof
artikel 417 bis lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0960-2014076641, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 26.
9.Proces-verbaal van bevindingen herkenning goed, p. 205.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 156.
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 115.
12.NFI rapport DNA onderzoek d.d. 10 juni 2014, opgesteld en ondertekend door ing. A.P.M. van Dijk, p. 212.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 143.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 130.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
16.Proces-verbaal van bevindingen goed Driebergen, p. 217.