AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Twee woninginbraken in Utrecht en Driebergen-Rijsenburg op 2 april 2014
Op 2 april 2014 vonden er twee woninginbraken plaats in Utrecht en Driebergen-Rijsenburg. De verdachte werd op heterdaad betrapt en later veroordeeld door de rechtbank. De rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, heeft op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in deze strafzaak. De verdachte, geboren in 1971 en thans verblijvende in de PI Zwaag, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. van den Broek. Tijdens de zitting op 15 juni 2014 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van sieraden en een laptop, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde bewezen, op basis van getuigenverklaringen en het aantreffen van gestolen goederen in de auto van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de woninginbraken en dat hij zich de toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 7 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De beslissing berustte op artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0960-2014076641, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0960-2014076641, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 26.
11.Proces-verbaal van bevindingen herkenning goed, p. 205.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 143.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 130.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
15.Proces-verbaal van bevindingen goed Driebergen, p. 217.