ECLI:NL:RBMNE:2014:3314

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
16/659376-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee woninginbraken in Utrecht en Driebergen-Rijsenburg op 2 april 2014

Op 2 april 2014 vonden er twee woninginbraken plaats in Utrecht en Driebergen-Rijsenburg. De verdachte werd op heterdaad betrapt en later veroordeeld door de rechtbank. De rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, heeft op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in deze strafzaak. De verdachte, geboren in 1971 en thans verblijvende in de PI Zwaag, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. van den Broek. Tijdens de zitting op 15 juni 2014 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van sieraden en een laptop, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde bewezen, op basis van getuigenverklaringen en het aantreffen van gestolen goederen in de auto van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de woninginbraken en dat hij zich de toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 7 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De beslissing berustte op artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/659376-14
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [1971] in onbekend land,
Thans verblijvende te PI Zwaag, Huis van Bewaring Zwaag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1 primair: op 2 april 2014 in ’[woonplaats] sieraden en een camera heeft gestolen uit een woning aan de [adres].
Feit 1 subsidiair: op 2 april 2014 in ’[woonplaats] sieraden en een camera bij zich heeft gehad die waren gestolen uit een woning aan de [adres].
Feit 2 primair: op 2 april 2014 in [woonplaats] een laptop heeft gestolen uit een woning aan de [adres].
Feit 2 subsidiair: op 2 april 2014 in [woonplaats] een laptop bij zich heeft gehad die was gestolen uit een woning aan de [adres].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat voor beide feiten het primair ten laste gelegde bewezen kan worden en verwijst hiervoor naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle feiten en voert daartoe het volgende aan. Ten aanzien van feit 1 is de verdediging van mening dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak of de heling van de gestolen goederen. Verdachte heeft geen handelingen verricht waaruit blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Hij heeft enkel in de auto gezeten waarin later de gestolen goederen zijn aangetroffen. Daar komt bij dat er geen DNA-sporen van verdachte in het huis zijn gevonden. Ook de getuige kan zich hebben vergist in het aantal personen, het ging allemaal erg snel en het was voor haar een hectisch moment.
Ten aanzien van feit 2 voert de verdediging aan dat het enkele feit dat verdachte in de auto lag te slapen waar gestolen goederen zijn aangetroffen nog niet aantoont dat hij ook wist dat deze goederen daar lagen. De verdediging is van mening dat dit onvoldoende bewijs is voor de woninginbraak dan wel de heling zoals hem ten laste wordt gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder beide feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Bewijsmiddelen [2]
Ten aanzien van feit 1:
Op 2 april 2014 krijgt de politie rond 16.50 een melding dat aan de [adres] een woninginbraak zou hebben plaatsgevonden. [3] De melding wordt gedaan door [getuige], die rond 16:30 uur drie mannen en een vrouw langs de voordeur van de woning aan de [adres] ziet rennen. Een van de mannen draagt iets in zijn handen wat is gewikkeld in een deken. [4] De personen stappen in een auto met het Engelse kenteken [kenteken]. De getuige vertrouwt het niet en gaat kijken aan de achterzijde van de woning. Daar ziet zij dat het glas van de achterdeur geheel kapot is geslagen. [5] De getuige rijdt achter de personen aan en ziet de auto geparkeerd staan bij een tankstation en belt de politie. [6] De politie komt ter plaatse en houdt om 17:00 uur de auto met het door de getuige genoemde kenteken aan. In de auto zitten drie mannen en een vrouw. De man links achterin is gewond aan zijn duim. [7] Deze man blijkt [verdachte] (hierna: verdachte) te zijn. [8] In de auto worden goederen aangetroffen, waaronder sieraden en een fotocamera. [9]
Op 2 april 2014 doen [aangever 1] en [aangever 2] aangifte van woninginbraak uit hun huis aan de [adres] in ’[woonplaats]. [10] Zij verklaren dat sieraden en een fotocamera zijn gestolen. De politie toont hen foto’s van de sieraden en een fotocamera die in de auto zijn aangetroffen waarin verdachte is aangehouden. De aangevers herkennen onder andere deze goederen als zijnde de goederen die uit hun woning zijn gestolen. [11]
Ten aanzien van feit 2:
In de auto waarin verdachte wordt aangetroffen, ligt ook een laptop van het merk HP. Op de laptop zit een sticker waarop staat: ‘Syntens 11.148’ met een barcodesticker ‘[nummer]’. Uit onderzoek door de politie blijkt dat Syntens een bedrijf is, waar de barcodesticker wordt herkend als die van een laptop die onlangs is gestolen van [X] uit zijn woning aan de [adres] in [woonplaats]. [X] [12] [X] doet op 3 april 2014 aangifte van diefstal van de laptop uit zijn woning. [13]
In de auto worden o.a. ook nog een oud-Nederlands bijbeltje, horloge, verrekijker (Leica, zwart) en medailles van de Amsterdamse grachtenloop aangetroffen. [14]
Aangever heeft deze goederen herkend [15] .
Bewijsoverweging
De verdachte heeft verklaard dat hij niet de woning aan de [adres] in ’[woonplaats] binnen is geweest, maar de hele tijd in de auto heeft liggen slapen. Bij de woning is hij uit de auto gestapt om te plassen, maar hij is daarna meteen weer in de auto gaan zitten.
De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de getuige drie mannen en een vrouw uit de richting van het huis heeft zien rennen, naar de auto toe. Daar komt bij dat de gestolen goederen van zowel de inbraak in ’[woonplaats] als de inbraak in [woonplaats] in de auto zijn aangetroffen. Deze inbraken zijn op dezelfde dag gepleegd. De verdachte heeft verklaard dat hij de hele dag in deze auto heeft gezeten. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat hij enkel heeft liggen slapen, zoals hij zelf zegt. Daar komt bij dat beide inbraken op dezelfde manier zijn gepleegd en dat er geen enkele aannemelijke verklaring is gegeven voor de aanwezigheid van de gestolen goederen in de auto. Uit al het bovenstaande bekomt de rechtbank de overtuiging dat verdachte schuldig is aan het plegen van twee woninginbraken, samen met anderen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 2 april 2014 te '[woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan het perceel [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een camera toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 primair:
op 2 april 2014 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan [adres] perceel: [nummer] heeft weggenomen een laptop (merk: HP) toebehorende aan [X], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 2 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt opgelegd een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging laat zich niet uit over een eventuele strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 juni 2014 van verdachte, blijkt dat hij in Nederland een blanco strafblad heeft.
De verdachte heeft verklaard op de dag van de woninginbraken in Nederland te zijn aangekomen. Hij heeft zich dan binnen een dag schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de grote hoeveelheid goederen die in de auto zijn aangetroffen, sprake is geweest van een gezamenlijke strooptocht. Verdachte en zijn mededaders hebben in georganiseerd verband grove diefstallen gepleegd waarbij zij huizen in het buitengebied hebben uitgezocht, beide huizen op grove wijze hebben doorzocht en veel goederen hebben gestolen.
Hiermee heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Verdachte is ten behoeve van zijn eigen financiële gewin volledig voorbij gegaan aan het leed en de angst die hij daarmee bij anderen veroorzaakt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 8 maanden passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 maanden;
- Bepaalt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter,
mrs. P.J.M. Mol en G.V.M. Veldhoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juli 2014.
Mr. G.V.M. Veldhoen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te '[woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning, gelegen aan het perceel [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een camera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te '[woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid juwelen en/of een fotocamera heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die juwelen en/of fotocamera wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof
artikel 417 bis lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te [woonplaats], gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan [adres] perceel: [nummer]) heeft weggenomen een laptop (merk: HP) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door midddel van braak en/of verbreking en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 02 april 2014 te [woonplaats], gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een laptop (merk: HP) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof
artikel 417 bis lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0960-2014076641, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0960-2014076641, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 45.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 26.
11.Proces-verbaal van bevindingen herkenning goed, p. 205.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 143.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 130.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 128.
15.Proces-verbaal van bevindingen goed Driebergen, p. 217.