ECLI:NL:RBMNE:2014:3311

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
16-661941-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor autodiefstallen en verduistering van een Rolex-horloge

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere autodiefstallen en verduistering van een Rolex-horloge. De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Nieuwegein, werd op 11 juni 2014 ter terechtzitting gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een Volkswagen Golf, een Skoda Yeti, een Kia Sportage, en een Range Rover Sport, evenals de verduistering van een Rolex-horloge. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 25 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. Feit 5, de diefstal van een Volvo V40, en feit 6, de diefstal van een Ford S-max, zijn niet bewezen verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze feiten had gepleegd. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte de diefstal van de Volkswagen Golf, de Skoda Yeti, de Kia Sportage, en de verduistering van het Rolex-horloge had gepleegd. De rechtbank heeft daarbij de modus operandi van de verdachte in aanmerking genomen, die steeds op een vergelijkbare wijze te werk ging.

De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [A], [E], en [G]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661941-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de advocaat van verdachte, mr. L. de Leon, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een auto, te weten een Volkswagen Golf, heeft gestolen, dan wel deze heeft verduisterd;
Feit 2: een auto, te weten een Skoda Yeti, heeft gestolen;
Feit 3: een Rolex-horloge heeft verduisterd, dan wel dit horloge door oplichting heeft verkregen;
Feit 4: een auto, te weten een Kia Sportage, heeft gestolen;
Feit 5: een auto, te weten een Volvo V40, heeft gestolen;
Feit 6: een auto, te weten een Ford S-max, heeft gestolen;
Feit 7: een auto, te weten een Citroën DS3, heeft gestolen;
Feit 8: een auto, te weten een Range Rover Sport, heeft verduisterd;
Feit 9: een portemonnee heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van feit 7. Alle andere feiten op de tenlastelegging dienen, volgens de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen te worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat voor alle feiten onvoldoende bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring. Het enkele feit dat deze autodiefstallen op een vergelijkbare wijze zijn gepleegd als de diefstallen waarvoor verdachte in het verleden is veroordeeld, is onvoldoende. Naast deze modus operandi is onvoldoende aanvullend bewijs dat verdachte bij deze diefstallen is betrokken, zodat hij van al deze ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De diefstal of verduistering van het Rolex-horloge is gebaseerd op slechts één bron. Om die reden is onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier onvoldoende is vast komen te staan dat het verdachte is geweest die op [datum] bij [L] in [plaats] om autobanden heeft gevraagd en vervolgens de sleutel en de Volvo V40 heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde.
Vrijspraak ten aanzien van feit 6
Met betrekking tot feit 6 merkt de rechtbank allereerst op dat de bewijswaarde van de herkenningen betrekkelijk is. De herkenning van verbalisant [verbalisant 1] betreft een vergelijking van de camerabeelden met de door andere aangevers opgegeven signalementen en met de foto van verdachte in het politiesysteem. Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat de persoon op de beelden lijkt op verdachte; deze herkenning is echter mede gebaseerd op de overeenkomsten in de modus operandi.
Daarbij komt dat niet is waargenomen dat de betreffende Ford S-max is weggenomen door de persoon die op de beelden is te zien. Tussen het moment dat de persoon op de beelden is te zien en het moment dat de Ford S-max wordt gestolen, is een aantal uren verstreken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan en zal zij verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 7
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 9
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 9 ten laste gelegde. De herkenning van verdachte door [verbalisant 2], op basis van vergelijking van de camerabeelden met de foto’s van verdachte, heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijswaarde. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 9 ten laste gelegde.
Het bewijs ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
[A] (hierna te noemen: [A]), wonend op de [adres] in [plaats], heeft op 8 februari 2013 aangifte gedaan van de diefstal van een zwarte Volkswagen Golf ([kenteken]) op 8 februari 2013. [2] [A] had met een man, die deze Golf wilde komen bezichtigen, afgesproken in [plaats]. De man had een Skoda Yeti bij zich. Nadat de man een testrit met voornoemde Golf had gemaakt, vroeg hij aan [A] of hij de autosleutels mocht om in de kofferbak te kunnen kijken. [A] zag dat de onbekende man vervolgens met de Golf wegreed. [3]
Op 1 maart 2013 vindt een simultane fotobewijsconfrontatie plaats met aangever [A]. [4] [A] verklaart hierbij dat hij de persoon op foto 4 met 100 procent zekerheid herkent; [A] herkent hem uit duizenden. [5] De foto van verdachte was geplaatst op nummer 4. [6]
Op 13 februari 2013 heeft [B ] (hierna te noemen: [B ]) aangifte gedaan van een poging inbraak in haar woning aan de [adres] in [plaats]. [7] [B ] heeft in deze aangifte verklaard dat de week ervoor de auto van haar zoon was gestolen. Bij de autosleutel zat ook een sleutel van haar woning. [8]
Het bewijs ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Op 7 februari 2013 is door [C], namens[D], aangifte gedaan van de diefstal van een Skoda Yeti ([kenteken]) op voornoemde datum in [plaats]. Op 7 februari 2013 te 17.30 uur zag [C] dat de Skoda Yeti weg was. Ook de sleutel van de Yeti, die in een kluis hing, was weg. [9]
Op camerabeelden van het naast het autobedrijf van aangever gelegen tankstation ziet verbalisant [verbalisant 3] dat op 7 februari 2013 om 13.02.33 een persoon rechtsboven het beeld inloopt en 7 seconden later het beeld weer uitloopt in de richting waar de Skoda Yeti geparkeerd stond. 15 seconden later komt de Skoda Yeti in beeld en rijdt weg. [10]
[A] heeft op 8 februari 2013 aangifte gedaan van de diefstal van een zwarte Volkswagen Golf ([kenteken]) op 8 februari 2013. [11] [A] had met een man, die deze Golf wilde komen bezichtigen, afgesproken in [plaats]. De man had een Skoda Yeti bij zich. Nadat de man een testrit met voornoemde Golf had gemaakt, vroeg hij aan [A] of hij de autosleutels mocht om in de kofferbak te kunnen kijken. [A] zag dat de onbekende man vervolgens met de Golf wegreed. [12]
De Skoda Yeti waarin de man naar [A] was gekomen was voorzien van het kenteken [kenteken]. [13]
Op 1 maart 2013 vindt een simultane fotobewijsconfrontatie plaats met aangever [A]. [14] [A] verklaart hierbij dat hij de persoon op foto 4 met 100 procent zekerheid herkent; [A] herkent hem uit duizenden. [15] De foto van verdachte was geplaatst op nummer 4. [16]
Het bewijs ten aanzien van feit 3 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Op 10 januari 2013 heeft [E] (hierna te noemen: [E]) aangifte gedaan van verduistering. Op 10 januari 2013 vertelde [E] tegen verdachte dat zij een nieuw plaatje in haar Rolex-horloge wilde laten zetten. [E] is vervolgens met verdachte naar [plaats] gereden, omdat verdachte daar een juwelier wist die dit zou kunnen doen. [17] [E] heeft vervolgens haar horloge aan verdachte gegeven. Bij de betreffende juwelierszaak hoorde [E] dat er niemand langs geweest was. Op dat moment besefte [E] dat zij bestolen was en raakte ze in paniek. [E] heeft geprobeerd verdachte te bellen, maar kreeg geen contact meer met hem. [18]
Getuige [getuige] (hierna te noemen: [getuige]) heeft verklaard dat hij een juwelierszaak heeft aan de [adres] in [plaats]. Ergens in januari 2013 kwam een vrouw zijn winkel binnen en vroeg hem of er iemand binnen was geweest met een Rolex-horloge. Toen [getuige] haar vertelde dat dit niet het geval was, raakte de vrouw in paniek. De vrouw verliet vervolgens in paniek en huilend de juwelierszaak. [19]
Op 10 januari 2013 treft verbalisant [verbalisant 4] op de [adres], nabij de kruising met de [adres], in [plaats] een vrouw aan. De vrouw is zeer emotioneel en hysterisch en is hevig aan het huilen. De vrouw, die opgeeft te zijn genaamd [E], vertelt hem dat zij aan [verdachte] haar Rolex Datejust heeft overhandigd om bij een juwelier binnen te lopen, het erg lang duurde en zij in de juwelierszaak ging kijken, zij [verdachte] daar niet zag staan en het personeel haar vertelde dat er niemand binnen was geweest. [20]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van aangeefster [E] vindt namelijk voldoende steun in de hiervoor weergegeven onderdelen uit de verklaring van getuige [getuige] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4].
Het bewijs ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Door [F] (hierna te noemen: [F]) is namens [G]. te [plaats] aangifte gedaan van de diefstal van een Kia Sportage ([kenteken]) op 24 juni 2013. Op voornoemde datum kwam een man die geïnteresseerd was in voornoemde Kia Sportage. Nadat [F] naar het kantoor was gelopen om te zien wat de onderhandelingsmogelijkheden waren, zag zij de Kia Sportage niet meer op het terrein staan. [F] is nog geen 3 minuten in het kantoor geweest. [21]
Bij een fotobewijsconfrontatie herkent [F] de persoon op foto 1 als de man over wie zij in haar aangifte heeft verklaard. [22] Op foto 1 staat verdachte. [23]
Het bewijs ten aanzien van feit 8
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 8 ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
[H] (hierna te noemen: [H]) heeft namens [I] te [plaats] aangifte gedaan van de diefstal van een personenauto. Op 11 juni 2013 omstreeks 12.00 uur kwam een man bij voornoemd bedrijf om een proefrit te maken. De man legitimeerde zich met een Nederlands paspoort ten name van [verdachte], geboren op [1963]. Van dit paspoort is een fotokopie gemaakt. [24] De man heeft een Range Rover Sport meegekregen, met handelaarskenteken [kenteken]. Om 14.30 uur was de man nog steeds niet terug en is door [H] de verzekeraar ingelicht. [25]
Op 24 juli 2013 is door verbalisant [verbalisant 6] onderzoek gedaan naar de juistheid van de gegevens op de kopie van het paspoort dat op 11 juni 2013 is overgelegd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het paspoortnummer en het BSN-nummer die op de kopie staan vermeld, behoren bij het paspoort van [verdachte], geboren op [1963]. [26]
Algemene bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat uit de door verdachte gepleegde feiten een vrij specifieke modus operandi kan worden afgeleid. Verdachte bezoekt een autobedrijf en vraagt aan een medewerker informatie over een specifieke auto en/of neemt op een onbewaakt moment de autosleutels weg, waarna hij met de auto wegrijdt.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat verdachte nog geen dag nadat de Skoda Yeti is gestolen in deze auto bij aangever van feit 1 aan komt rijden. Gelet op de modus operandi bij de diefstal van de Skoda Yeti, waarvan de sleutels zijn weggenomen, en het moment waarop verdachte in deze auto bij aangever van feit 1 is gekomen, acht de rechtbank de diefstal van die auto door verdachte bewezen. Het rijden in een gestolen auto zo kort na de diefstal schreeuwt om een verklaring, welke verdachte niet heeft gegeven.
Ook bij feit 4 acht de rechtbank de modus operandi mede redengevend voor het bewijs. Verdachte is in gesprek met de medewerker van de garage. Als die even weg gaat, is bij terugkomst de auto en verdachte verdwenen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
(primair)
op 08 februari 2013 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een auto (merk Volkswagen Golf, kleur zwart, kenteken [kenteken]),
toebehorende aan [A], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door een valse sleutel (te weten de bij die auto behorende sleutel welke verdachte onder zich had teneinde in de kofferbak van die auto te kunnen kijken);
2.
op 07 februari 2013 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Skoda, type Yeti, kenteken [kenteken]), toebehorende
aan [D], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door een valse (zonder toestemming weggenomen) sleutel;
3.
(primair)
op 10 januari 2013 te [plaats] opzettelijk een Rolex-horloge, toebehorende aan [E],
welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bewaarder die het horloge naar een juwelier ter reparatie/wijziging zou brengen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
4.
op 24 juni 2013 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Kia, type Sportage, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [G], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door een valse sleutel;
8.
op 11 juni 2013 te [plaats], opzettelijk een personenauto (merk Range Rover Sport,
voorzien van het handelaarskenteken [kenteken]), toebehorende aan autobedrijf [I], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten in het kader van een proefrit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1, 2 en 4: telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Feit 3 en 8: telkens: verduistering.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 9 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van 3 personenauto’s, de verduistering van een personenauto en de verduistering van een Rolex-horloge. Verdachte is daarbij op een geraffineerde wijze te werk gegaan en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door anderen in hem werd gesteld. Ook getuigt de werkwijze van verdachte van een grote brutaliteit.
Verdachte heeft de delicten in een relatief korte periode gepleegd, waarbij de eerste twee ten laste gelegde feiten zelfs een dag na elkaar hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht deze door verdachte gebruikte vorm van vermogenscriminaliteit zeer kwalijk en rekent verdachte dit dan ook zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte meermalen tot gevangenisstraffen is veroordeeld voor een groot aantal soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend rapport van Reclassering Nederland, d.d. 15 november 2013.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, aangezien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
De rechtbank neemt in aanmerking dat sprake is van veelvuldige recidive. De straffen die in het verleden aan verdachte zijn opgelegd, hebben hem er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Omdat verdachte, ondanks de eerder aan hem opgelegde straffen, in zijn oude patroon is teruggevallen, ziet de rechtbank aanleiding aan verdachte een forse straf op te leggen. Er zijn geen omstandigheden die maken dat van deze straf een deel voorwaardelijk zou moeten worden opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden is.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vorderingen
Ten aanzien van feit 1
De vordering van [A] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 751,99 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
Ten aanzien van feit 3
De vordering van [E] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 7.000,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van feit 4
De vordering van [G]. strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 4 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 6.080,00 ter zake van materiële schade.
Ten aanzien van feit 6
De vordering van [J] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 6 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van
€ 7.722,50 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
Ten aanzien van feit 7
De vordering van [K] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 7 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van
€ 12.945,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [A] geheel toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft betoogd dat, hoewel het horloge voor € 6.000,- is gekocht, de dagwaarde van het horloge voor vergoeding in aanmerking komt. Het door [E] gevorderde bedrag van € 7.000,- is gelet hierop niet onrealistisch. In elk geval dient de vordering te worden toegewezen met als ondergrens het aankoopbedrag van het horloge, te weten € 6.000,-. De officier van justitie heeft gevorderd hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van feit 4
Met betrekking tot de vordering van [G]. heeft de officier van justitie opgemerkt dat de uren niet zijn onderbouwd. Wel kan een schatting worden gemaakt, waarbij de helft van de opgevoerde uren voor vergoeding in aanmerking komt. De winstderving door margeverlies is een schade die nog niet is gerealiseerd en hoeft dus niet te worden meegenomen. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 2880,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van feit 6
De vordering van [J] kan geheel worden toegewezen, aangezien de schade die is opgevoerd bestaat uit een bedrag dat niet is vergoed door de verzekering.
Ten aanzien van feit 7
Gelet op de gevorderde vrijspraak voor feit 7 heeft de officier van justitie gevraagd de benadeelde partij [K] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan is, naar de mening van de officier van justitie, sprake van gerealiseerde winst. De betreffende auto was namelijk al verkocht.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, aangezien de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Met betrekking tot de vordering van [G]. heeft de raadsman opgemerkt dat de uren die gedeclareerd worden, evenals de winstderving die geleden zou zijn, onvoldoende onderbouwd zijn.
Over de vordering van [E] heeft de raadsman opgemerkt dat het niet zo kan zijn dat de benadeelde partij meer vergoed krijgt dan zij voor het horloge betaald heeft. Het feit dat [E] korting heeft gehad bij aankoop is niet vreemd, omdat bij dergelijke horloges altijd een aanzienlijke korting wordt gegeven.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De behandeling van de vordering van [A], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 751,99 (zevenhonderdeenenvijftig euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van feit 3
De behandeling van de vordering van [E], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 6.500,00 (zesduizendvijfhonderd euro), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige, te weten € 500,-, niet-ontvankelijk in haar vordering.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van feit 4
De behandeling van de vordering van [G]., levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.550,00 (tweeduizendvijfhonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade, te weten urenderving (€ 2200,-) en het eigen risico (€ 350,-). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige, betrekking hebbend op transportkosten (€ 150,-), urenderving (€ 2200,-), opknapkosten (€ 150,-), bijgevulde vloeistoffen (€ 30,-) en winstderving margeverlies (€ 1000,-), niet-ontvankelijk in haar vordering. Deze kosten kunnen niet worden beschouwd als schade en/of zijn onvoldoende onderbouwd.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van feit 6
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - voor het onder 6 ten laste gelegde geen straf of maatregel is opgelegd, is [J] in de vordering niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van feit 7
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - voor het onder 7 ten laste gelegde geen straf of maatregel is opgelegd, is [K] in de vordering niet-ontvankelijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 5, 6, 7 en 9 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
Feit 1, 2 en 4: telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Feit 3 en 8: telkens: verduistering;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
-
vordering ten aanzien van feit 1
 veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [A] van € 751,99 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [A] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [A], € 751,99 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 8 februari 2013,;
 bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
-
vordering ten aanzien van feit 3
 veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [E] van € 6.500,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 10 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [E] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [E], € 6.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 67 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 10 januari 2013;
 bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
 verklaart de benadeelde partij [E] niet-ontvankelijk voor het overige deel van haar vordering, ten bedrage van € 500,00 en bepaalt dat dit deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
-
vordering ten aanzien van feit 4
 veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [G]. van € 2.550,00 ter zake van materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [G]. tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [G]., € 2.550,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
 bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
 verklaart de benadeelde partij [G]. niet-ontvankelijk voor het overige deel van haar vordering, ten bedrage van € 3.530,00 en bepaalt dat dit deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
-
vordering ten aanzien van feit 6
 verklaart de benadeelde partij [J] niet-ontvankelijk in haar vordering;
 bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
 bepaalt dat de benadeelde partij [J] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
-
vordering ten aanzien van feit 7
 verklaart de benadeelde partij [K] niet-ontvankelijk in haar vordering;
 bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
 bepaalt dat de benadeelde partij [K] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. J. Ebbens en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
(politiedossier zaak 1)
hij op of omstreeks 08 februari 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen auto (merk Volkswagen Golf, kleur zwart, kenteken [kenteken]), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een valse sleutel (te weten
de bij die auto behorende sleutel welke verdachte onder zich had teneinde in
de kofferbak van die auto te kunnen kijken)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 februari 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk een auto (merk Volkswagen, type Golf, kenteken
[kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[A]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e)
goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten in het kader van een
testrit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
(politiedossier zaak 3)
hij op of omstreeks 07 februari 2013 te [plaats], met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk Skoda, type Yeti,
kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door een valse (immers eerder gestolen, althans zonder toestemming
weggenomen, sleutel)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
(politiedossier zaak 4)
hij op of omstreeks 10 januari 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk een (Rolex)horloge, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [E], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten als bewaarder die het horloge naar een juwelier ter
reparatie/wijzing zou brengen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 januari 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of
van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en)
en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [E] heeft bewogen tot
de afgifte van een (Rolex)horloge, in elk geval van enig goed, hebbende
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de
waarheid tegen die [E] (die iets aan de horloge wilde laten
wijziging/repareren) gezegd dat hij, verdachte, wel een juwelier wist die dat
horloge kon wijzigen/reparen en/of met die [E] in een auto naar [plaats]
gereden en/of gezegd dat die [E] in verband met parkeerproblemen in die auto
moest blijven zitten en/of dat hij, verdachte, dat horloge wel naar de
juwelier ging brengen, waardoor die [E] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
(politiedossier zaak 10)
hij op of omstreeks 24 juni 2013 te [plaats], met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk Kia, type
Sportage, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [G], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door een valse sleutel (te weten een sleutel die verdachte had
verkregen omdat hij had verzocht om de betreffende auto te verplaatsen en/of
de motor van die auto te laten draaien);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
(politiedossier zaak 5)
hij op of omstreeks [datum] te [plaats], gemeente [plaats],,
althans in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Volvo,
type V 40, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [L], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door een valse sleutel (te weten een kort daarvoor uit
een kastje in het magazijn van dat autobedrijf gestolen, althans weggenomen,
sleutel)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
(politie dossier zaak 6)
hij op of omstreeks 25 januari 2013 te [plaats], althans in het
arrondissement Den Haag, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een personenauto (merk Ford, type S-max, kenteken [kenteken]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [J]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
een valse sleutel (te weten de eerder vanaf een bureau in het kantoor van dat
autobedrijf weggenomen bij die auto behorende sleutel)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
7.
(politiedossier zaak 7)
hij op of omstreeks 6 februari 2013 te [plaats], althans in het
arrondissement Den Haag, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een personenauto ( merk Citroën, type DS 3, origineel
kenteken [kenteken] en voorzien van het handelaarskentekenplaten [kenteken]), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [K]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door een valse sleutel (te weten een eerder vanaf een bureau in dat
autobedrijf gestolen, althans weggenomen, bij die auto behorende sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8.
(politiedossier zaak 8)
hij op of omstreeks 11 juni 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk een personenauto ( merk Range Rover Sport,
voorzien van het [handelaars]kenteken) [kenteken]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [I], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte
anders dan door misdrijf, te weten in het kader van een proefrit, onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 19 november 2012 te [plaats], althans in het
arrondissement Oost-Brabant, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen (vanuit een jaszak hangend in kantoor van [M]
) een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [N], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0930 2013220113 (pagina 1 tot en met 196) met het daaraan gehechte vonnis van de Rechtbank Utrecht, d.d. 29 januari 2009 (pagina 1 tot en met 52), 2013220113A (pagina 1 tot en met 27) en 2013220113B (pagina 1 tot en met 7), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [A], d.d. 8 februari 2013, pagina 33.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [A], d.d. 8 februari 2013, pagina 34.
4.Het proces-verbaal tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 1 maart 2013, proces-verbaalnummer 2013220113A, pagina 3.
5.Het proces-verbaal tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 1 maart 2013, proces-verbaalnummer 2013220113A, pagina 4.
6.Het proces-verbaal Simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 1 maart 2013, proces-verbaalnummer 2013220113A, pagina 7.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [B ], d.d. 13 februari 2013, pagina 40.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [B ], d.d. 13 februari 2013, pagina 41.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [C], namens[D], d.d. 7 februari 2013, pagina 43 en 44.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 juli 2013, pagina 46 en 47.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [A], d.d. 8 februari 2013, pagina 33.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [A], d.d. 8 februari 2013, pagina 34.
13.Het proces-verbaal (van relaas), d.d. 1 oktober 2013, pagina 6.
14.Het proces-verbaal tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 1 maart 2013, proces-verbaalnummer 2013220113A, pagina 3.
15.Het proces-verbaal tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 1 maart 2013, proces-verbaalnummer 2013220113A, pagina 4.
16.Het proces-verbaal Simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 1 maart 2013, proces-verbaalnummer 2013220113A, pagina 7.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [E], d.d. 10 januari 2013, pagina 49.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [E], d.d. 10 januari 2013, pagina 50.
19.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige], d.d. 11 juli 2013, pagina 53.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 juli 2013, pagina 56 en 57.
21.Het proces-verbaal van aangifte door [F], mede namens [G]., d.d. 24 juni 2013, pagina 130 en 131.
22.Het proces-verbaal tonen bij sequentiële fotobewijsconfrontatie, d.d. 24 juli 2013, pagina 153.
23.Het proces-verbaal Sequentiële fotobewijsconfrontatie met één getuige, d.d. 24 juli 2013, pagina 157.
24.Het proces-verbaal van aangifte door [H], mede namens [I], d.d.11 juni 2013, pagina 108.
25.Het proces-verbaal van aangifte door [H], mede namens [I], d.d.11 juni 2013, pagina 109.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juli 2013, pagina 112.