ECLI:NL:RBMNE:2014:3310

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
16-700922-14; 21-004723-12 (herroeping VI)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een pistool en harddrugs met voorbereidingshandelingen voor drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 april 2014 in [plaats] werd aangehouden. De verdachte had een pistool (Walther P22) en harddrugs (0,73 gram cocaïne en 0,67 gram MDMA) voorhanden, en hij had voorbereidingshandelingen getroffen voor de handel in deze verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van de harddrugs niet geloofwaardig was. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het voorhanden hebben van een vuurwapen, het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, en het voorbereiden van de handel in deze middelen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle drie de feiten, waarbij het bewijs onder andere bestond uit verklaringen van de verdachte en in beslag genomen goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, omdat hij zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en drugs, en gelastte de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie [plaats]
Parketnummer: 16/700922-14; 21/004723-12 (V.I.; VI-nummer: 99-000416-43) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 15 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn advocaat, mr. R.B. Schmidt, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een pistool (Walther P22) voorhanden heeft gehad;
Feit 2: opzettelijk 0,73 gram cocaïne en 0,67 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
Feit 3: opzettelijk voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de handel in cocaïne en MDMA.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat het enkele aantreffen van de goederen onvoldoende is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte het opzet heeft gehad de handel in harddrugs voor te bereiden. Gelet hierop moet verdachte van feit 3 worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het bewijs ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [A] en [B], brigadiers van Politie [plaats], d.d. 8 april 2014; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [C], medewerker Forensische Opsporing, d.d. 9 april 2014; [3]
- de verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 11 april 2014. [4]
Het bewijs ten aanzien van feit 2 en 3
Op 8 april 2014 is verdachte aangehouden in [plaats] in een zwarte Fiat Punto (kenteken [kenteken]). [5] Voornoemde Fiat Punto is doorzocht. Daarbij zijn in een kartonnen Ikea-doos de volgende goederen aangetroffen: verdovende middelen, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmateriaal voor verdovende middelen en een zwart digitaal weegschaaltje. Daarnaast zijn in de voornoemde Fiat 8 mobiele telefoons, een kogelwerend vest en een jammer aangetroffen. Verdachte heeft op 8 april 2014 ook gereden in een Renault Clio (kenteken [kenteken]). Dit voertuig staat op naam van een broer van verdachte. [6]
Op 8 april 2014 is bij verdachte op het politiebureau [naam] in [plaats] een insluitingsfouillering uitgevoerd. In de jas van verdachte is een ponypack aangetroffen met daarin vermoedelijk drugs. [7] Deze goederen zijn in beslag genomen voor nader onderzoek. [8]
Op 9 april 2014 is door de Forensische Opsporing onderzoek gedaan naar een aantal in beslag genomen goederen. In de aangeboden partij bevindt zich onder andere: 0,73 gram wit poeder, positief getest op cocaïne (AAHD3188NL), en 0,67 gram beige/bruine brokjes, positief getest op MDMA (AAHD3187NL). Deze laatste stof is aangetroffen in de Ikea-doos. [9]
Door het Nederlands Forensisch Instituut is geconcludeerd dat de 0,73 gram witte poeder (AAHD3188NL) cocaïne bevat en dat de 0,67 gram beige/bruine brokjes (AAHD3187NL) MDMA bevatten. [10]
Door verdachte is op 11 april 2014 verklaard dat alle spullen die in de Fiat Punto zijn aangetroffen van hem zijn. Verdachte heeft verklaard dat de Fiat van zijn zus is. [11] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de cocaïne die bij zijn insluitingsfouillering is aangetroffen voor eigen gebruik was. [12]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft verklaard dat de spullen die in de Ikea-doos zijn aangetroffen te maken hebben met de strafbare feiten waarvoor hij in 2013 is veroordeeld. Verdachte zou er niet toe gekomen zijn deze goederen weg te gooien.
De rechtbank overweegt dat alle goederen die in de Ikea-doos zijn aangetroffen, duiden op voorbereidingen tot of betrokkenheid bij drugshandel. De verklaring van verdachte dat hij deze goederen had bewaard, maar dat deze thans niet bestemd waren voor drugshandel acht de rechtbank niet geloofwaardig. Zo heeft verdachte onvoldoende opheldering verschaft waarom deze goederen destijds niet door de politie in beslag zijn genomen, waarom hij voornoemde goederen niet heeft weggedaan en hij deze goederen in zijn auto heeft gelegd. Daarnaast heeft verdachte geen concrete, verifieerbare verklaring afgelegd over de 8 mobiele telefoons die bij hem zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt dat ook deze laatstgenoemde goederen vaak worden aangetroffen bij delicten die verband houden met de handel in harddrugs. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de kennelijke bestemming van de aangetroffen goederen, te weten voor de drugshandel, wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het opzet had de handel in drugs voor te bereiden. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 08 april 2014 te [plaats] een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, model P22, kaliber .22LR) en munitie van categorie III, te weten 8 scherpe patronen (kaliber .22LR), voorhanden heeft gehad;
2.
op 08 april 2014 te [plaats] en/of [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad, 0,73 gram
van een materiaal bevattende cocaïne en 0,67 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 8 april 2014 te [plaats] om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden
cocaïne en MDMA heeft verpakt in kleine hoeveelheden en een weegschaal en
verpakkingsmateriaal en een hoeveelheid chartaal geld en voertuigen ([kenteken] / [kenteken]) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het
plegen van dat/die feit(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden opzettelijk, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte het wapen heeft aangeschaft naar aanleiding van een ernstige mishandeling. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman opgemerkt dat het gaat om kleine hoeveelheden harddrugs. De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis zo spoedig mogelijk op te heffen en daarbij gewezen op de mogelijkheid aan verdachte een werkstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een geladen vuurwapen met daarin scherpe patronen. Dit vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA. Daarnaast heeft verdacht een aantal goederen voorhanden gehad die bestemd waren voor de handel in harddrugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Het meewerken aan de handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank rekent verdachte dit dan ook zwaar aan.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte in 2013 is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten tot een gevangenisstraf van 15 maanden. In 2009 is verdachte veroordeeld voor onder meer drugsdelicten tot een gevangenisstraf van 3 jaar.
Verder heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend rapport van Reclassering Nederland, d.d. 21 mei 2014 waarin verdachte heeft gezegd niet te zullen meewerken aan een reclasseringstoezicht. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Ondanks het feit dat verdachte meermalen is veroordeeld tot forse gevangenisstraffen heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot het opleggen van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden.

9.Het beslag

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het pistool, de scherpe patronen, de cocaïne en de MDMA te onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de bankbiljetten en het muntgeld heeft de officier van justitie gevorderd deze verbeurd te verklaren, aangezien dit geld was bestemd tot het begaan van een misdrijf. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd het geld niet terug te geven, maar dit te laten verdisconteren met een op te leggen geldboete.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het geld terug te geven aan verdachte, aangezien er geen reden is dit geld te onttrekken aan het verkeer.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De voorwerpen, genoemd op de aangehechte beslaglijst, zijn in beslag genomen en nog niet teruggegeven.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot het pistool en de 8 scherpe patronen het onder 1 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Tevens worden de in beslag genomen cocaïne en MDMA onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is begaan en ze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat er geen grond is het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag (van in totaal € 1.583,50) verbeurd te verklaren. De rechtbank zal gelasten dat dit geldbedrag aan verdachte wordt teruggegeven.

10.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

10.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 57 dagen te gelasten.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit bij de beoordeling te betrekken dat verdachte het wapen heeft aangeschaft, omdat hij ernstig is mishandeld. In dat licht bezien dient de vordering te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de proeftijd te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de vordering van de officier van justitie toe te wijzen en de gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 15g, 15i, 15j, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie en de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden opzettelijk, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
* een pistool;
* 8 scherpe patronen;
* 0,73 gram cocaïne;
* 0.67 gram MDMA;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* biljet (1 x € 100);
* biljet (13 x € 50);
* biljet (37 x € 20);
* biljet (9 x € 10);
* muntgeld (€ 3,50);
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
- wijst de vordering van de officier van justitie toe en gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten 57 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2014.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 april 2014 te [plaats], in elk geval in Nederland, een
of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther / model
P22 / kaliber .22LR en/of munitie van categorie III, te weten 8, in elk geval
één of meerdere, scherpe patronen (kaliber .22LR), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 08 april 2014 te [plaats] en/of [plaats], in elk geval in
Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad, 0,73 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 0,67 gram, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond c Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 8 april 2014 te
[plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland om een feit, bedoeld in het
vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken,
vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of MDMA, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde cocaïne
en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen
cocaïne en/of MDMA verpakt in kleine hoeveelheden en/of een weegschaal en/of
verpakkingsmateriaal en/of een hoeveelheid chartaal geld en/of voertuig(en)
([kenteken] / [kenteken]) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of
ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 2014076970, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 98). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 22 en 23.
3.Pagina 24 tot en met 35.
4.Pagina 15 en 16.
5.Een geschrift, te weten een relaas van bevindingen, pagina 10.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 april 2014, pagina 22.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 april 2014, pagina 40.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 april 2014, pagina 41.
9.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, d.d. 9 april 2014, pagina 44.
10.Het deskundigenverslag, te weten een NFI-rapport, opgemaakt door ing. [D], d.d. 25 april 2014, pagina 54.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, toetsing inverzekeringstelling en inbewaringstelling, d.d. 11 april 2014, pagina 15.
12.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 juli 2014.