In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting van haar werkgever. De verdachte, geboren in 1983, heeft in de periode van 15 september 2011 tot en met 13 juni 2013 door middel van bedrieglijke handelingen een bedrag van € 66.174,- weten te verkrijgen van haar werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door het wijzigen van rekeningnummers in de debiteurenadministratie van haar werkgever, de Koninklijke [naam], de werkgever heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen aan haar eigen rekeningnummers.
Tijdens de zitting op 16 juli 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door haar advocaat, mr. C.C. Polat. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft het verweer tot bewijsuitsluiting verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte bij de politie gebruikt kon worden voor het bewijs, omdat er geen sprake was van een vormverzuim.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan oplichting en heeft haar een werkstraf van 180 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, de Koninklijke [naam], tot € 66.174,- toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.