AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Opzettelijk brandstichten en openlijk geweld tegen goederen met werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie
In de zaak van de Rechtbank Midden-Nederland, met zaaknummer 16-701893-13, is op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2013 in Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht aan een scooter en een woning, en openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen. De verdachte, geboren in 1997, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.J. Veen. Tijdens de zittingen op 18 april en 11 juli 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk in vereniging brand stichten aan een scooter en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen een scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de brandstichting, die leidde tot aanzienlijke schade aan de woning en de scooters, en dat er gemeen gevaar voor personen en goederen aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten, die in dezelfde vriendengroep zaten als de verdachte, geloofwaardig waren en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachten overtuigend. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten en openlijk geweld plegen, en heeft hem een werkstraf van 120 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 60 dagen. Daarnaast is er voorwaardelijke jeugddetentie van drie weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en de maatregel Hulp en Steun. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor de slachtoffers van de brand.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL091A-2013188077A Z, bevinden, volgens de in dit dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 262). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 4 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 17 tot en met 20.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] d.d. 4 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], aspirant van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 21 en 22.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 4 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], aspirant van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 23 en 24.
5.Het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing d.d. 11 juni 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 105 tot en met 118, met name pagina’s 105, 106 en 118.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 27 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5], buitengewoon opsporingsambtenaar van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 75 tot en met 77, met name pagina 76.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte M. Ali d.d. 20 augustus 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk hoofdagent en brigadier van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 199 tot en met 204, met name pagina 203 en 204.