ECLI:NL:RBMNE:2014:3301

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
16-701893-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brandstichten en openlijk geweld tegen goederen met werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie

In de zaak van de Rechtbank Midden-Nederland, met zaaknummer 16-701893-13, is op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2013 in Utrecht opzettelijk brand heeft gesticht aan een scooter en een woning, en openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen. De verdachte, geboren in 1997, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.J. Veen. Tijdens de zittingen op 18 april en 11 juli 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk in vereniging brand stichten aan een scooter en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen een scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de brandstichting, die leidde tot aanzienlijke schade aan de woning en de scooters, en dat er gemeen gevaar voor personen en goederen aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten, die in dezelfde vriendengroep zaten als de verdachte, geloofwaardig waren en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachten overtuigend. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten en openlijk geweld plegen, en heeft hem een werkstraf van 120 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 60 dagen. Daarnaast is er voorwaardelijke jeugddetentie van drie weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en de maatregel Hulp en Steun. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor de slachtoffers van de brand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701893-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2014 en 11 juli 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4] (gezamenlijk te noemen: de [benadeelden]) en [benadeelde 5], allen wonende te [woonplaats].
De [benadeelden] heeft ter terechtzitting de door hen gedane vorderingen nader toegelicht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: opzettelijk en in vereniging brand heeft gesticht aan een scooter en/of een woning, waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of
personen te duchten was.
feit 1 subsidiair: in vereniging brand heeft veroorzaakt, waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of personen te duchten was.
feit 2 primair: openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer scooter(s).
feit 2 subsidiair: opzettelijk en in vereniging een of meer scooters heeft vernield/beschadigd/ onbruikbaar gemaakt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde, zowel primair als subsidiair, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft hiertoe aangevoegd dat de twee verklaringen welke belastend zijn voor verdachte, zijn afgelegd door de medeverdachten. De raadsman acht deze verklaringen niet geloofwaardig, nu zij op onderdelen tegenstrijdig verklaren en zij de indruk wekken hun eigen straatje schoon te vegen ten koste van verdachte. Verdachte ontkent op enige wijze betrokken te zijn geweest bij het ten laste gelegde. De verdediging acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een veroordeling te kunnen komen en verzoekt verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
In de nacht van 4 juni 2013 lagen aangever [benadeelde 1] en zijn gezin te slapen in hun woning aan de [adres] te [woonplaats]. Aangever werd wakker van het brandalarm en zag vervolgens dat de voorgevel van de woning en de twee voor de voorgevel geparkeerde scooters in brand stonden. De [benadeelden] heeft de woning kunnen ontvluchten. De scooters zijn volledig uitgebrand en de voorzijde van de woning en de hier aanwezige goederen zijn door de brand vernield. [2] Tevens hebben twee auto’s, zijnde een Ford Focus en een Peugeot 107, die ter hoogte van de woning geparkeerd stonden, hitteschade
opgelopen. [3] [4]
Uit forensisch onderzoek blijkt dat de brand is ontstaan bij de buddyseat van de linker scooter, toebehorende aan [benadeelde 2]. De brand heeft zich verder uitgebreid over de twee scooters. Door het vrijkomen van de benzine, aanwezig in de brandstoftanks van de scooters, is de brand fors ontwikkeld en de woning in geslagen. Er is brand- en/of gevolgschade geconstateerd aan de twee scooters, de woning en aan de twee auto’s die voor de woning stonden. Als de brand niet adequaat bestreden was, was de gehele woning uitgebrand. Bij de brand was gemeen gevaar voor personen en/of goederen aanwezig. [5]
Naar aanleiding van de brand zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meermalen gehoord. Zij verklaren beiden in de nacht van 4 juni 2013 met verdachte in de auto te hebben gezeten. [medeverdachte 2] verklaart dat [medeverdachte 1] met het idee kwam om de scooter van [benadeelde 2] te slopen. Hierop zijn [medeverdachte 1] en verdachte naar het huis van [benadeelde 2] gelopen. Even later zag hij ze terug komen rennen. Verdachte had onderdelen van de scooter van [benadeelde 2] in zijn hand en [medeverdachte 2] hoorde dat verdachte zei dat hij een brandende sigaret op het zadel van de scooter van [benadeelde 2] had gelegd. [6] [medeverdachte 1] verklaart dat [medeverdachte 2] en verdachte de onderdelen van de scooter van [benadeelde 2] hebben losgehaald. Vervolgens heeft verdachte een handschoen in brand gestolen en in de buddyseat van de scooter van [benadeelde 2] gedaan. Dit heeft verdachte aan [medeverdachte 1] verteld. Toen zij kort daarna langs de woning reden, zag [medeverdachte 1] een enorme rookwolk van de scooters komen. [7]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewijs ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De (mede)verdachten maakten ten tijde van het ten laste gelegde deel uit van dezelfde vriendengroep en de rechtbank acht het niet aannemelijk dat zij verdachte er uit het niets bij zouden betrekken. Dat zij verschillend verklaren omtrent hun eigen rol in de situatie en hierbij mogelijk hun eigen straatje schoon proberen te vegen, doet niet af aan hun (grotendeels) gelijkluidende verklaring omtrent de rol van verdachte. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, gelet op het voorgaande, niet geloofwaardig.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan. Het gaat hierbij -kort gezegd- om openlijke geweldpleging tegen de scooter van [benadeelde 2] door verdachte en zijn mededader(s) en om het opzettelijk brandstichten aan een scooter en een woning door verdachte. Ten aanzien van de brandstichting aan de woning acht de rechtbank voorwaardelijk opzet aanwezig bij verdachte. Gelet op de plaats van de scooter waarop het brandend en/of smeulend materiaal is achtergelaten en op de aanwezigheid van twee (deels) gevulde brandstoftanks, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de brand over zou slaan naar de woning.
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van het procesdossier, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de brandstichting in vereniging heeft gepleegd en zal hem van dit onderdeel vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1 onder primair:
op 4 juni 2013 op een voor de nachtrust bestemd tijdstip te Utrecht, opzettelijk brand heeft gesticht aan een scooter die voor de woning aan de [adres] stond en een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
open vuur in aanraking gebracht met brandbaar materiaal, en dat brandende en/of smeulende brandbaar materiaal, in en/of op, althans nabij, een brandbaar onderdeel van een zeer dicht bij de gevel van die woning gestald staande scooter gebracht en achtergelaten
ten gevolge waarvan die scooter en vervolgens een andere scooter en die woning met inventaris en een auto zijnde een Ford Focus en een andere auto zijnde een Peugeot 107, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, althans hitteschade hebben opgelopen, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die scooters en die woning en de zich in die woning bevindende inventaris en die auto’s en levensgevaar voor de op dat moment slapende bewoners van die woning, zijnde [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [A], te duchten was.
feit 2 onder primair:
op 4 juni 2013 te Utrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een scooter, welk geweld bestond uit het lostrekken en/of losrukken en/of losschroeven van een of meer onderdelen van die scooter.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1 primair: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
feit 2 primair: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder feit 1 primair en feit 2 primair bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van de duur van het voorarrest en met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 100 dagen. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd tot het opleggen van jeugddetentie voor de duur van zes weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden oplegging van de jeugdreclasseringsmaatregel en een contactverbod met de [benadeelden]. De officier van justitie heeft gevorderd tot dadelijk uitvoerbaarverklaring van deze bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot een eventuele strafoplegging, gelet op de door de verdediging bepleitte integrale vrijspraak.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting en openlijke geweldpleging. Verdachte heeft ’s nachts samen met (een) andere(n) onderdelen van een scooter afgehaald en hier vervolgens brandend/smeulend materiaal op achter gelaten. Hierdoor zijn twee scooters geheel uitgebrand en is er veel schade aan de woning en aan de twee voor de woning geparkeerde auto’s ontstaan. De bewoners van de woning hebben hun huis uit moeten vluchten. Uit de verklaringen die zij ter zitting hebben afgelegd blijkt dat de brand diep heeft ingegrepen in hun leven, en dat zij nog vrijwel dagelijks met de gevolgen van deze brand worden geconfronteerd. Dat de gevolgen niet veel ernstiger zijn, is niet aan verdachte te danken, nu hij na de brandstichting gewoon is weggegaan, maar aan het ingrijpen van de brandweer. De verdachte heeft zich om de gevolgen van zijn handelen niet bekommerd. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 13 maart 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met een omtrent verdachte door de Raad voor de Kinderbescherming opgemaakt Rapport 2B d.d. 31 januari 2014. Hieruit volgt dat er sprake is van veel zorgen over de psychosociale situatie van verdachte. Door langdurig schoolverzuim heeft verdachte een forse cognitieve en sociaal emotionele achterstand opgelopen en is er een gebrek aan dagstructuur. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het gezin is zorgmijdend.
Ter terechtzitting is nadere toelichting gegeven namens jeugdzorg door de heer [naam] van het SAVE team, belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van verdachte.
De heer [naam] heeft onder andere medegedeeld dat de ondertoezichtstelling (nog) niet uitvoerbaar is gebleken, nu verdachte en zijn moeder het contact vermijden. De heer [naam] acht een jeugdreclasseringsmaatregel mogelijk passender voor de situatie van verdachte, nu deze zich, meer dan de civiele maatregel, alleen richt op verdachte.
Gelet op met name de ernst van het bewezen verklaarde acht de rechtbank oplegging van een forse werkstraf in combinatie met voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. De rechtbank acht het tevens van belang dat verdachte de veroorzaakte schade vergoedt. Verdachte zal moeten werken om de schadevergoeding te kunnen voldoen en de rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er aanleiding bestaat om af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank legt aan verdachte een werkstraf op voor de duur van 120 uren, met aftrek van de duur van het voorarrest, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie. Tevens legt de rechtbank aan verdachte jeugddetentie op voor de duur van drie weken, geheel voorwaardelijk, om te voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Gelet op de, in het voornoemde rapport en ter terechtzitting, geuite zorgen omtrent verdachte en de omstandigheid dat de tot nu toe ingezette hulpverlening (nog) geen verbetering heeft geboden, acht de rechtbank het daarnaast van belang om aan verdachte een maatregel Hulp en Steun op te leggen, zodat verdachte zich gedurende de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen die hem worden gegeven door de jeugdreclassering. De rechtbank zal verdachte dan ook de maatregel Hulp en Steun als bijzondere voorwaarde opleggen en deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren. De proeftijd zal de rechtbank bepalen op twee jaren. Nu zowel verdachte als de [benadeelden] ter terechtzitting hebben aangegeven geen contact met elkaar te hebben (gehad), acht de rechtbank oplegging van een contactverbod op dit moment niet geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De eis van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij heeft de officier van justitie als volgt gevorderd. De gevorderde materiële schade, zoals opgevoerd in de vijf vorderingen, is voor toewijzing vatbaar. De officier van justitie vordert derhalve gehele toewijzing van de vordering van [benadeelde 5], te weten € 360,87. De officier van justitie acht de gevorderde immateriële schade door de [benadeelden] aan de hoge kant en vermindert deze met
€ 1.500,- per persoon. De officier van justitie komt derhalve tot vordering van gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen, te weten:
  • [benadeelde 1] tot € 10.184,67
  • [benadeelde 2] tot € 1.942,91
  • [benadeelde 3] tot € 1.102,15
  • [benadeelde 4] tot € 2.981,21
Ten aanzien van de vijf vorderingen vordert de officier van justitie tevens toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht tot afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, gelet op de door de verdediging bepleitte integrale vrijspraak.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde:
De behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partijen allen als gevolg van het hiervoor het onder feit 1 primair bewezen geachte rechtstreeks materiële schade hebben geleden. De rechtbank acht de gevorderde posten ten aanzien van de materiële schade allen toewijsbaar. Tevens is het vast komen te staan dat de [benadeelden] als gevolg van het hiervoor het onder feit 1 primair bewezen geachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade, gelet op de ernst van het feit en de gevolgen hiervan, waarvan tevens is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen, proportioneel en geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank waardeert de schade derhalve als volgt:
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 5]:
De rechtbank waardeert de schade op € 360,87 (zegge: driehonderdzestig euro en zevenentachtig eurocent), aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1]:
De rechtbank waardeert de schade op € 11.684,67 (zegge: elfduizendzeshonderdvierentachtig euro en zevenenzestig eurocent), te weten € 2.500,- aan immateriële schade en € 9.184,67 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2]:
De rechtbank waardeert de schade op € 3.442,91 (zegge: vierendertighonderdtweeenveertig euro en eenennegentig eurocent), te weten € 2.900,- aan immateriële schade en € 542,91 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3]:
De rechtbank waardeert de schade op € 2.602,15 (zegge: zesentwintighonderdentwee euro en vijftien eurocent), te weten € 2.500,- aan immateriële schade en € 102,15 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 4]:
De rechtbank waardeert de schade op € 4.481,21 (zegge: vierenveertighonderdeenentachtig euro en eenentwintig eurocent), te weten € 2.500,- aan immateriële schade en € 1.981,21 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van alle vijf de vorderingen van de benadeelde partijen:
De voormelde bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
In het belang van de benadeelde partijen voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
feit 2 primair: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 60 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van drie weken.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarennavolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen.
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich in het kader van een maatregel Hulp en Steun gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling dat nodig vindt.
Beveelt dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
De vorderingen benadeelde partij - ten aanzien van feit 1 onder primair
Benadeelde partij [benadeelde 5]:
Wijst de vordering van [benadeelde 5], wonende te Utrecht, geheel toe tot € 360,87 (zegge: driehonderdzestig euro en zevenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 360,87 (zegge: driehonderdzestig euro en zevenentachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 6 dagen. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]:
Wijst de vordering van [benadeelde 1], wonende te Utrecht, geheel toe tot € 11.684,67 (zegge: elfduizendzeshonderdvierentachtig euro en zevenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 11.684,67 (zegge: elfduizendzeshonderdvierentachtig euro en zevenenzestig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 21 dagen. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 2]:
Wijst de vordering van [benadeelde 2], wonende te Utrecht, geheel toe tot € 3.442,91 (zegge: vierendertighonderdtweeenveertig euro en eenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 3.442,91 (zegge: vierendertighonderdtweeenveertig euro en eenennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 21 dagen. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 3]:
Wijst de vordering van [benadeelde 3], wonende te Utrecht, geheel toe tot € 2.602,15 (zegge: zesentwintighonderdentwee euro en vijftien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 2.602,15 (zegge: zesentwintighonderdentwee euro en vijftien eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 21 dagen. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 4]:
Wijst de vordering van [benadeelde 4], wonende te Utrecht, geheel toe tot € 4.481,21 (zegge: vierenveertighonderdeenentachtig euro en eenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 4.481,21 (zegge: vierenveertighonderdeenentachtig euro en eenentwintig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 21 dagen. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op -voor zover nodig- het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.A. Gerritse en L.M.G. de Weerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 04 juni 2013 (op een voor de nachtrust bestemd tijdstip) te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een scooter (die voor de woning aan de [adres] stond) en/of een woning (aan de [adres]), immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
- de vlam van een aansteker, althans open vuur, in aanraking gebracht met (een) handschoen(en), althans brandbaar materiaal, en/of (vervolgens) die (brandende, althans smeulende, handschoen(en), althans dat (brandende en/of smeulende) brandbaar materiaal, in en/of op, althans nabij, een brandbaar onderdeel van een ([zeer] dicht bij de gevel van die woning gestald staande) scooter gebracht en/of achtergelaten en/of
- een brandende sigaret, althans een brandend en/of smeulend voorwerp, in aanraking gebracht met een brandbaar onderdeel van die scooter, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een brandbaar onderdeel van die scooter,
ten gevolge waarvan die scooter en/of (vervolgens) een (andere) scooter en/of die woning (met inventaris) en/of auto zijnde een Ford Focus en/of een (andere) auto zijnde een Peugeot 107, geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, althans brandschade en/of hitteschade hebben/heeft opgelopen, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die scooter(s) en/of die woning en/of de zich in die woning bevindende inventaris en/of die auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de (op dat moment slapende) bewoners van die woning, zijnde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [A] , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichameljk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 04 juni 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en / of onoplettend en / of onachtzaam een brandende, althans smeulende, handschoen, althans voorwerp, achtergelaten op/in, althans nabij, een brandbaar onderdeel van een ([zeer] dicht voor de gevel van de woning gelegen aan de [adres] gestald staande) scooter, ten gevolge waarvan het aan zijn en / of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat die scooter en/of (vervolgens) een (andere) scooter en/of die woning (met inventaris) en/of auto zijnde een Ford Focus en/of een (andere) auto zijnde een Peugeot 107, geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, althans brandschade en/of hitteschade hebben/heeft opgelopen geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor die scooter(s) en/of die woning en/of de zich in die woning bevindende inventaris en/of die auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de (op dat moment slapende) bewoners van die woning, zijnde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [A] , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichameljk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
art 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 158 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 04 juni 2013 te Utrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer scooter(s)/bromfiets(en), welk geweld bestond uit het lostrekken en/of losrukken en/of losschroeven van een of meer onderdelen van die
scooter(s)/bromfiets(en);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 04 juni 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (voor de woning op de [adres] gestald staande) scooter(s)/bromfiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt en/of (deels) heeft weggemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer onderde(e)l(en) van die scooter los te trekken en/of te rukken en/of los te schroeven en/of (vervolgens) die/dat onderde(e)l(en) mee te nemen
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL091A-2013188077A Z, bevinden, volgens de in dit dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 262). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 4 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 17 tot en met 20.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] d.d. 4 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], aspirant van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 21 en 22.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 4 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], aspirant van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 23 en 24.
5.Het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing d.d. 11 juni 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 105 tot en met 118, met name pagina’s 105, 106 en 118.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] d.d. 27 juni 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5], buitengewoon opsporingsambtenaar van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 75 tot en met 77, met name pagina 76.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte M. Ali d.d. 20 augustus 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk hoofdagent en brigadier van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 199 tot en met 204, met name pagina 203 en 204.