ECLI:NL:RBMNE:2014:3273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2014
Publicatiedatum
31 juli 2014
Zaaknummer
16.659148-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord tijdens steekpartij met voorbedachte rade

Op 31 juli 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Hoeven, die op 7 februari 2014 in Laren een steekpartij heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor poging tot moord. De verdachte had zich voorbereid op de aanval door zich te vermommen en een mes mee te nemen. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte de woning van het slachtoffer betrad met de intentie om deze te doden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, gezien de wijze waarop hij zich had voorbereid en het geweld dat hij gebruikte. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van noodweer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes jaar, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak en de beperkte verwondingen van het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 4.545,40 aan het slachtoffer te betalen, en werden de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659148-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 juli 2014
op tegenspraak gewezen in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de P.I. te Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2014 en 17 juli 2014. Verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ’s Hertogenbosch.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 07 februari 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om hem opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
- naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan, terwijl hij een mes bij zich droeg en/of
- bij de woning van [slachtoffer] heeft aangebeld en/of
- toen die [slachtoffer] de deur open deed, (meermalen) met een mes (van ongeveer 15 cm), althans een scherp voorwerp, in de nek van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes (van ongeveer 15 cm), althans een scherp voorwerp, (meermalen) (met kracht) op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- (meermalen) met een mes, althans een scherp voorwerp, in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 07 februari 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- (meermalen) met een mes (van ongeveer 15 cm), althans een scherp voorwerp, in de nek van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes (van ongeveer 15 cm), althans een scherp voorwerp, (meermalen) (met kracht) op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- (meermalen) met een mes, althans een scherp voorwerp, in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de primair ten laste gelegde poging tot moord bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, kort samengevat, betoogd dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot moord
Op 7 februari 2014 kwam wijkagent [A] na een melding van een steekincident op de [adres]in [plaats]. Ter plaatse zag hij een man op het wegdek liggen (waarvan later bleek dat dit verdachte was) met twee mannen op zijn rug. In zijn tot vuist gebalde rechter hand hield de man een mes met een breed lemmet vast. Tevens zag de wijkagent het slachtoffer met bloed op meerdere plaatsen op zijn gezicht. [2]
[slachtoffer] heeft op 7 februari 2014 aangifte [3] gedaan. In de aangifte en aanvullende verklaring op 9 februari 2014 verklaarde [slachtoffer] dat hij op 7 februari 2014 thuis was toen een man met een bos bloemen voor de deur stond. Nadat aangever de deur opendeed, stapte de man naar binnen, gooide hij de bloemen op de grond en pakte aangever beet en sloeg de man volgens aangever herhaaldelijk met veel kracht op zijn hoofd. Aangever verklaarde dat hij dacht dat hij met een voorwerp geslagen werd. Op het moment dat de man aangever aanviel, dook aangever naar beneden waardoor er een worsteling ontstond omdat aangever de man bij zijn benen vastpakte en hem naar buiten duwde. [4] Terwijl aangever op de grond met de man lag te vechten, riep hij om hulp. Op een gegeven moment kwam de buurvrouw er bij en een man die stopte met zijn auto. Deze man ging samen met aangever op de man zitten zodat hij niet weg kon. [B], de neef van zijn buurvrouw, kwam er ook bij en die probeerde daarna het mes uit de hand van de man te schoppen. [5] Aangever herkende de man die hem aanviel als [verdachte] (verdachte). [6] Bij de rechter-commissaris verklaarde aangever dat hij bij het incident een snee in zijn linkerhand en een snee aan de linkerzijde van zijn hals heeft opgelopen. [7]
Buurvrouw [C]verklaarde dat zij op 7 februari 2014 hard hulpgeroep hoorde en vervolgens buiten zag dat aangever over een andere man op straat lag en bloed aan zijn hand en nek had. Voorts verklaarde de getuige dat de bestuurder van een voorbij rijdende auto boven op aangever en de man sprong. Terwijl de man overmeesterd werd, maakte hij nog stekende bewegingen in de richting van de buik van aangever. [8]
De bestuurder van de voorbij rijdende auto [D] verklaarde dat hij zag dat de ene man de andere man in de borst probeerde te steken met een mes en dat die man meerdere steekbewegingen maakte. Tevens zag hij bloed bij het slachtoffer in zijn nek en op zijn handen. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 17 juli 2014 verklaard dat hij naar [slachtoffer] is gegaan om een gesprek te hebben. Verdachte verklaarde dat hij als vermomming een bril, een pruik, een pet en een koptelefoon droeg omdat hij dacht dat [slachtoffer] de deur anders niet eens zou openen. Ook had verdachte bloemen bij zich en droeg hij een mes in een houder aan zijn riem. Voorts verklaarde verdachte dat [slachtoffer] na het openen van de deur een stap naar achteren deed om verdachte binnen te laten. [10]
Verdachte heeft voorts ter terechtzitting van 17 juli 2014 verklaard dat hij op 4 februari 2014 bovengenoemde vermomming op straat getest heeft en dat hij vóór 7 februari 2014 de route naar de woning van [slachtoffer] had uitgezocht. Verdachte is vervolgens in die vermomming van zijn woonplaats naar de woning van het slachtoffer gereisd. Op het station Hilversum aangekomen, heeft hij daar een fiets gekocht. In [plaats] heeft hij nog een bos bloemen aangeschaft om een gesprek met [slachtoffer] te bewerkstelligen, aldus nog steeds verdachte. [11]
De politie heeft in de rugzak van verdachte een tweede set kleding, schoenen, een bril, een koptelefoon, een pruik, handschoenen en een baseball cap aangetroffen [12] .
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte direct na het openen van de deur door [slachtoffer] naar binnen is gestapt en, na de bloemen op de grond gegooid te hebben, [slachtoffer] heeft aangevallen. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer op het hoofd geslagen en met een mes gesneden. Daarna zijn verdachte en slachtoffer in gevecht geraakt en op straat terechtgekomen. Verdachte heeft daarbij met het mes in de richting van het slachtoffer gestoken. De rechtbank leidt uit de wijze waarop verdachte zich heeft voorbereid en het door hem uitgeoefende geweld af dat het streven van verdachte gericht was op het ombrengen van [slachtoffer] en dat hij zich daar zo uitgebreid op had voorbereid dat sprake is van voorbedachte raad.
De rechtbank ziet de door verdachte gebruikte vermomming dan ook niet als een middel voor verdachte om in gesprek te kunnen komen met het slachtoffer, maar veeleer – tezamen met de goederen die in zijn rugzak gevonden zijn – als een middel om herkenning te voorkomen. Bij gebreke van enige ondersteuning daarvoor in het dossier acht de rechtbank de lezing van verdachte dat [slachtoffer] de deur open zou hebben gedaan, verdachte uitgenodigd zou hebben naar binnen te komen en direct de aanval op verdachte geopend zou hebben, niet aannemelijk, te minder nu de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk vindt dat [slachtoffer] verdachte in zijn vermomming zonder enig onderzoek naar identiteit van de persoon aan de deur, zoals verdachte zelf stelt, verzocht heeft binnen te komen.
Het verweer van de raadsman dat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld omdat de gewetensfunctie van verdachte intact is en hij voldoende intacte angst- en frustratietolerantie heeft, verwerpt de rechtbank. Deze kenmerken van verdachte kunnen het plegen van het bewezenverklaarde door verdachte immers niet uitsluiten.
Dat het slachtoffer aanvankelijk niet heeft kunnen zeggen wanneer en hoe verdachte hem in de woning met een mes in de nek geneden had en tot de slotsom gekomen is dat verdachte dat gedaan had ziet de rechtbank, anders dan de raadsman, niet als een beletsel om dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen te verklaren. Uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien volgt immers dat het niet anders kan dan dat verdachte het slachtoffer nog in de woning met een mes een verwonding in de nek toegebracht heeft.
De rechtbank is gelet op voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 7 februari 2014 met voorbedachte raad heeft geprobeerd [slachtoffer] om het leven te brengen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
hij op 07 februari 2014 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om hem opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
- naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan, terwijl hij een mes bij zich droeg en
- bij de woning van [slachtoffer] heeft aangebeld en
- toen die [slachtoffer] de deur open deed, met een mes (van ongeveer 15 cm), in de nek van die [slachtoffer] heeft gesneden en
- met een voorwerp, (meermalen) (met kracht) op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- (meermalen) met een mes, in de richting van de buik en borst, van die [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6 KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Primair:
Poging tot moord.

7.STRAFBAARHEID

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van noodweer dan wel noodweer exces dan wel putatief noodweer omdat verdachte het mes pas heeft gepakt nadat hij was aangevallen door [slachtoffer].
De officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake is van noodweer.
Het oordeel van de rechtbank
Slechts in een uitzonderlijk geval kan een beroep op noodweer of noodweerexces slagen waar voorbedacht raad bewezenverklaard is. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke uitzonderingssituatie niet aannemelijk is.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte het slachtoffer direct na binnenkomst in diens woning op het hoofd geslagen heeft en met een mes gesneden heeft. Verdachte heeft toen zelf de aanval geopend op het slachtoffer. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte, eenmaal op straat gekomen, in de richting van het slachtoffer heeft gestoken, toen hij door het slachtoffer en getuige [D] in bedwang werd gehouden De rechtbank beschouwt al dit tegen het slachtoffer aangewende geweld als geweld dat verdachte gebruikte om zijn voornemen het slachtoffer om te brengen te verwezenlijken. Dat geldt ook voor het steken toen hij in bedwang gehouden werd. Een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding die hem, verdachte tot verdediging noopte, is in de ogen van de rechtbank niet aannemelijk geworden. De omstandigheid dat zijn steken tegelijkertijd een verdediging was tegen het geweld dat tegen hem toegepast werd om hem te overmeesteren doet aan die gevolgtrekking niet af.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat er rekening gehouden dient te worden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft en rechtenstudent is. Tevens heeft de raadsman verzocht een groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf gelet op de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon van de verdachte, waarbij acht is geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld, en op de rapportages d.d. 7 april 2014 van psycholoog drs. M.F. Raven en psychiater drs. H.A. Gerritsen, waaruit blijkt dat er bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
Verdachte heeft geprobeerd een ander mens te vermoorden. Verdachte is, na uitgebreide voorbereiding, vermomd en gewapend met een mes naar de woning van het slachtoffer gegaan. Daar heeft hij vrijwel direct na binnenkomst het slachtoffer aangevallen en met een mes in de hals gesneden. Vervolgens heeft hij diverse malen geprobeerd in te steken op het slachtoffer totdat omstanders het slachtoffer te hulp schoten. Deze aanval is zeer traumatisch geweest voor het slachtoffer. Een feit als dit rechtvaardigt een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in de navolgende omstandigheden reden om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd: psychiater Gerritsen, voornoemd, meent dat verdachte voor zijn persoonlijkheidsontwikkeling een iets jongere indruk maakt dan zijn kalenderleeftijd, dat hij idealen lijkt na te streven, die vermoedelijk niet allemaal stroken met de harde realiteit van alledag en dat hij daarin als enigszins naïef overkomt. Verdachte is niet eerder veroordeeld. Meest redengevend is evenwel de omstandigheid dat het letsel van het slachtoffer, gelukkigerwijs, beperkt is gebleven; het betreft een oppervlakkige snijwond aan de linkerhand en één in de hals, alsmede en een paar oppervlakkige verwondingen op het hoofd.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf is er geen ruimte om, zoals voorgesteld door de raadsman, een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf is er geen ruimte om, zoals voorgesteld door de raadsman, een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 7 en onder 10 (voorwerpen ten behoeve van de vermomming van verdachte en een dolk) verbeurd te verklaren. Met betrekking tot de fiets genoemd onder nummer 8 heeft de officier van justitie gevorderd deze te retourneren aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt aangaande de inbeslaggenomen voorwerpen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat alle op de beslaglijst vermelde voorwerpen moet worden verbeurdverklaard, omdat met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het primair bewezen verklaarde feit is begaan.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 10.583,69 (immateriële schade à € 3.500, -).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen en daaraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd de vordering af te wijzen en subsidiair opgemerkt dat de gevorderde vergoeding gematigd dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het primair bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal een gedeelte van de vordering, groot € 4.545,40, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil, toewijzen aangezien de rechtbank dat deel gegrond oordeelt.
Het deel van de vordering betreffende de gevorderde vergoeding voor de beveiligingskosten en de verblijfskosten van € 6.038,29 wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar, zoals hierboven onder 6 is gekwalificeerd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 17 juli 2014 onder 1 tot en met 8 en onder 10 vermelde voorwerpen, te weten twee leesbrillen, een headset, twee pruiken, een dolk, een pet, een fiets van het merk Gazelle en een dummy mobiel;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats], van een bedrag van € 4.545,40 (zegge: vierduizend vijfhonderd vijfenveertig euro en veertig eurocent) (immateriële schade van € 3.500, -), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 februari 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.545,40 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. P.K. van Riemsdijk en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2014.
De voorzitter en mr. De Beaufort zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1405-2014005263, doorgenummerd 1 tot en met 379.
2.Pagina 33.
3.Pagina 10.
4.Pagina 23.
5.Pagina 10.
6.Pagina 11.
7.Zie de verklaring van [slachtoffer] afgelegd bij de rechter-commissaris op 18 juni 2014 onder RC nummer 14/2350.
8.Pagina 53.
9.Pagina 48.
10.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juli 2014 van de meervoudige strafkamer te Lelystad.
11.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juli 2014 van de meervoudige strafkamer te Lelystad.
12.Pagina’s 140 en 141.