13.BESLISSING
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar, zoals hierboven onder 6 is gekwalificeerd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 17 juli 2014 onder 1 tot en met 8 en onder 10 vermelde voorwerpen, te weten twee leesbrillen, een headset, twee pruiken, een dolk, een pet, een fiets van het merk Gazelle en een dummy mobiel;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats], van een bedrag van € 4.545,40 (zegge: vierduizend vijfhonderd vijfenveertig euro en veertig eurocent) (immateriële schade van € 3.500, -), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 februari 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.545,40 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. P.K. van Riemsdijk en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2014.
De voorzitter en mr. De Beaufort zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.