In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige buurmeisje. De verdachte, geboren in 1952, werd beschuldigd van meermalen opzettelijk ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat in 2002 was geboren, in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 22 maart 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 18 februari 2014 was de verdachte aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.J.V.H. Stoffels. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door mr. R.P. Seger.
De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde en haar moeder als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld. De moeder van de benadeelde deed op 13 april 2012 aangifte bij de politie, nadat haar dochter had aangegeven dat de buurman, de verdachte, ongepaste handelingen had verricht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 100 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 50 dagen kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 250,- toegewezen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de positie van de verdachte als buurman en het vertrouwen dat in hem was gesteld. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en gezondheidsproblemen. Ondanks de verwerpelijkheid van de ontuchtige handelingen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de straf passend was, gezien de omstandigheden van de zaak.