ECLI:NL:RBMNE:2014:3207

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
28 juli 2014
Zaaknummer
16-661972-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in Utrecht

Op 3 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 18 op 19 oktober 2013 in Utrecht, waar de verdachte samen met een ander een vrouw beroofde van haar telefoon, handtas en fiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die kort na de beroving werd aangehouden, voldeed aan het signalement dat door het slachtoffer was gegeven. De verdediging voerde aan dat er sprake was van ernstige vormverzuimen in het proces, waaronder het niet auditief registreren van verhoren, maar de rechtbank oordeelde dat deze verzuimen niet leidden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, ondanks de ontkennende verklaringen van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 888,35 vorderde, wat door de rechtbank werd toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die zich na de beroving onveilig voelde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661972-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 3 april 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Ivoorkust) op [1994] ,
wonend aan [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.G.M Peters, advocaat te Breukelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
in de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 te Utrecht [benadeelde] samen met een ander met geweld heeft beroofd en/of heeft afgeperst.

3.Voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft gesteld dat de “Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, verdachten en getuigen” (aanwijzing AVR), is geschonden, nu de verhoren van aangeefster en verdachte in strijd met deze aanwijzing niet auditief zijn geregistreerd. Door het niet naleven van deze richtlijn zijn die verklaringen niet meer controleerbaar en verifieerbaar en is sprake van een onherstelbaar verzuim, waardoor de belangen van verdachte ernstig zijn veronachtzaamd. Dit dient, aldus de verdediging, te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Verder heeft de verdediging gesteld dat door een verbalisant in het vooronderzoek meerdere handelingen zijn verricht die dienen te worden aangemerkt als onherstelbare vormverzuimen. De betreffende verbalisant heeft, aldus de verdediging, het tweede verhoor van verdachte als enige verbalisant afgenomen en van dit verhoor slechts een zeer beperkt relaas opgesteld waarin alleen wordt gerelateerd over de bekennende verklaringen van verdachte en niet over zijn ontkennende verklaringen. Verder is dit relaas niet opgesteld in vraag/ antwoord vorm en niet in de woorden van verdachte. Dit verzuim klemt temeer nu dit verhoor in strijd met de aanwijzing AVR niet auditief is geregistreerd, zodat niet controleerbaar is op welke wijze dit verhoor heeft plaatsgevonden. Verder heeft de verdediging gesteld dat deze verbalisant aan aangeefster vóór de fotobewijsconfrontatie informatie heeft verstrekt over de huidskleur van verdachte en dat deze verbalisant in het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangeefster niet heeft vermeld dat dit aanvullende verhoor telefonisch heeft plaatsgevonden. Ook deze vormverzuimen dienen te leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging.
De officier van justitie is van mening dat de verweren van de verdediging dienen te worden verworpen.
De rechtbank stelt voorop dat een niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie alleen dan aan de orde is, indien sprake is van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, dat doelbewust of met een grove veronachtzaming aan de belangen van verdachte en aan zijn recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort is gedaan. Van een dergelijke situatie is in deze zaak geen sprake.
De rechtbank constateert weliswaar dat de door verdachte en aangeefster afgelegde verklaringen in deze zaak niet auditief zijn geregistreerd en dat dit formeel gelet op het bepaalde in de Aanwijzing AVR wel had moeten gebeuren, nu het ten laste gelegde feit een misdrijf betreft met een strafbedreiging van 12 jaar of meer. De rechtbank is echter van oordeel dat niet is gebleken van het doelbewust omzeilen of negeren van de aanwijzing AVR. Ook is niet gebleken dat verdachte door het niet auditief registreren van de verklaringen in zijn belangen is geschaad. De rechtbank wijst er hierbij op dat de verbalisant die het tweede verhoor van verdachte heeft afgenomen en geverbaliseerd -het verbaal waartegen de verdediging de meeste bezwaren heeft geuit -op ambtseed een aanvullende verklaring heeft opgesteld. Hierin is voldoende duidelijk en concreet vermeld op welke wijze dit verhoor heeft plaatsgevonden en blijkt niet van een doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om een ander rechtsgevolg te verbinden aan dit vormverzuim dan de constatering dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Evenmin is de rechtbank gebleken dat verdachte in zijn belangen is geschaad door de omstandigheid dat in het proces-verbaal van het aanvullende verhoor van aangeefster niet is vermeld dat dit verhoor telefonisch heeft plaatsgevonden, en dat aan aangeefster informatie zou zijn verstrekt over de huidskleur van verdachte voor afname van de fotobewijsconfrontatie. Deze verweren kunnen niet leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat deze rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat ten aanzien van de fiets en de telefoon sprake is van diefstal met geweld en ten aanzien van de tas sprake is van afpersing.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De verdediging heeft bepleit dat uitgegaan dient te worden van de ontkennende verklaringen van verdachte nu die verklaringen, in tegenstelling tot zijn bekennende verklaring, geloofwaardig en overtuigend zijn. Ter onderbouwing hiervan heeft de verdediging gesteld dat verdachte niet voldoet aan het door aangeefster in haar aangifte gegeven signalement van de dader(s) -bij de fotobewijsconfrontatie heeft ook geen herkenning plaatsgevonden- en er zich in het dossier geen ander bewijsmiddelen bevinden waaruit betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde zou kunnen volgen. Zo zijn er geen getuigen van het gebeurde en zijn er geen spullen van aangeefster bij verdachte aangetroffen. Verdachte is ruim veertig minuten na de beroving aangehouden, ook dit wijst niet op betrokkenheid van verdachte. Dat verdachte wegfietste toen er een auto achter hem aankwam, kwam omdat deze auto niet kenbaar was als een politieauto en er ook niet is geroepen “stop politie”. Verdachte dacht dat hij door onbekenden werd achtervolgd. De fiets waarop verdachte is aangetroffen, die later van aangeefster bleek te zijn, had hij kort daarvoor bij de Albert Heijn aan de Goylaan weggenomen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs [1]
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij op 19 oktober 2013, omstreeks 03.00 uur, vanuit het centrum van Utrecht op een zwarte damesfiets met roze zebraprint naar haar huis in Lunetten fietste. Toen zij door het tunneltje onder de Waterliniebrug reed, zag zij op een afstand van ongeveer 50 meter twee jongens onder de brug staan. Een jongen was ongeveer 1.80 m lang, tussen de 20 en 25 jaar oud, licht getint [2] , droeg een zwart vest met witte Adidas strepen en had een capuchon over zijn hoofd. De ander jongen was ook ongeveer 1.80 meter lang, in het donker gekleed en droeg ook iets (capuchon of pet) over zijn hoofd. Ze zag dat de twee jongens bij een donkere fiets stonden, die op de grond lag. Nadat ze door de tunnel was gefietst, kwamen de jongens op haar af en blokkeerden haar weg. Een van de jongens greep haar mobiele telefoon uit haar handen. Ze voelde dat de jongens met hun handen in haar jaszakken zaten en aan haar handtas. Ze heeft toen het hengsel van haar handtas over haar hoofd gedaan en haar tas gegeven. Ze hoorde dat een jongen om haar pincode vroeg. Deze code heeft ze niet gegeven. Haar fiets was op de grond gevallen en ze werd door de jongens een paar meter naar achteren gedreven, een donker stukje in. Ze zag vervolgens dat een jongen haar fiets pakte, dat de andere jongen de fiets die op de grond lag pakte en dat ze samen wegreden. Korte tijd later heeft ze, toen ze andere fietsers achter zich zag, deze personen aangesproken en met hun telefoon de politie gebeld. [3] Aanvullend heeft aangeefster verklaard dat zij van de schrik niet goed op de gezichten van de daders heeft gelet. [4]
Op 19 oktober 2013 om 03.18 uur zijn meerdere eenheden van de politie Utrecht naar aanleiding van de melding van aangeefster naar de plaats delict gestuurd, onder vermelding van het door aangeefster gegeven signalement van de beide verdachten. [5]
Rond 03.22 uur naderde verbalisant [A] samen met zijn collega [B] in een burgervoertuig de plaats delict en zagen zij twee jongens in het donker gekleed, die ieder op een fiets reden. Een jongen droeg een zwart Adidas trainingspak met witte strepen aan de zijkant, had een zwarte capuchon op en reed op een zwarte fiets met roze accenten op het frame. De andere jongen was in het donker gekleed. [A] reed op minder dan 10 meter afstand achter de verdachten en zag dat de man met de capuchon omkeek. Hij kon de man goed in zijn gezicht zien en zag dat hij een donkere huidskleur had. [6] Hij zag vervolgens dat beide mannen met elkaar begonnen te communiceren en zich daarna opsplitsten. [7] Ook verbalisant [B] zag dat de twee personen naast elkaar fietsten, dat de man met de capuchon op omkeek en dat beide jongens zich vervolgens opsplitsten. [8] [A] reed achter de man met de zwarte capuchon op aan, zag dat hij in een scherpe bocht onderuit ging en er rennend vandoor ging. Hij zag dat verbalisant [C] arriveerde op het moment dat verdachte onderuit ging, dat deze verbalisant de fiets van verdachte pakte en achter verdachte aanging. [9]
Verbalisant [C] zag vervolgens dat verdachte een bossage in rende, grenzend aan een school. Met aanwezige collega’s heeft hij het terrein afgezet in afwachting van verbalisant [D] met zijn diensthond [10] . Verbalisant [D] is vervolgens met zijn diensthond achter verdachte aangegaan. Zijn diensthond leidde hem naar een dichte bossage, waar hij een man, gekleed in een donker trainingspak voorzien van lichte strepen, op zijn hurken zag zitten. [11]
De verdachte, die bleek te zijn genaamd [verdachte] , is vervolgens om 03.40 uur aangehouden. [12]
De fiets waarop verdachte reed, een zwarte fiets met roze zebrastrepen, bleek tijdens de beroving van aangeefster te zijn weggenomen. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank merkt allereerst op dat de tweede (bekennende) verklaring van verdachte bij de politie van 20 oktober 2013 niet voor het bewijs zal worden gebruikt. De stelling van de verdediging dat deze verklaring niet voor het bewijs kan worden gebruikt, kan daarmee onbesproken blijven.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe als volgt overwogen. Verdachte is door verbalisanten korte tijd na de beroving -die gelet op de verklaring van aangeefster enige tijd na 03.00 moet hebben plaatsgevonden - om 03.22 uur samen met een ander fietsend gezien in de buurt van de plaats delict. Verdachte voldeed grotendeels aan het door aangeefster gegeven signalement -hij droeg een zwart trainingspak met witte strepen van het merk Adidas met de capuchon over zijn hoofd- en fietste op de fiets van aangeefster. Hij fietste samen met een andere jongen die eveneens voldeed aan het door aangeefster gegeven signalement. Toen verbalisanten achter de jongens aanreden zagen zij hen communiceren en korte tijd later zich opsplitsen. Verdachte heeft vervolgens de fiets van zich afgegooid en is bossages in gerend, waar hij om 03.40 uur is aangehouden.
Gelet op het korte tijdsbestek tussen de beroving van aangeefster enerzijds en het aantreffen van verdachte op de fiets van aangeefster -terwijl verdachte voldeed aan het door aangeefster gegeven signalement en samen met een ander fietste die ook aan het gegeven signalement voldeed- anderzijds, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte het ten laste gelegde samen met een ander heeft begaan.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting dat hij de fiets van aangeefster niet afgesloten zag op de Goylaan te Utrecht, dat hij deze fiets pakte en twee minuten in zijn eentje fietste toen hij een auto achter zich aan zag rijden kennelijk leugenachtig en bedoeld om te verdoezelen dat verdachte bij de beroving betrokken was, nu deze verklaring in strijd is met voornoemde bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verbalisanten hebben gezien dat verdachte samen met een ander fietste. Dat aangeefster heeft verklaard dat de man in het Adidas trainingspak licht getint was terwijl verdachte een donkere huidskleur heeft, kan niet tot een ander oordeel leiden nu de beroving in het donker heeft plaatsgevonden en aangeefster ook heeft verklaard dat zij van de schrik niet goed op de gezichten van de daders heeft gelet. Gelet hierop kan ook de stelling van de verdediging dat aangeefster verdachte bij de fotobewijsconfrontatie niet heeft herkend niet tot een ander oordeel leiden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 19 oktober 2013 tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en een handtas en een fiets, toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal is vergezeld van geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hetzij om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader die [benadeelde] midden in de nacht heeft/ hebben opgewacht in of nabij een tunnel en haar (dreigend) de weg heeft/hebben versperd en onverhoeds goederen van haar heeft/hebben afgenomen en haar zakken heeft/ hebben doorzocht en aan haar tas heeft/ hebben getrokken en/ of (dreigend) aan die [benadeelde] heeft/ hebben gevraagd wat haar pincode was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal, vergezeld van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair bepleit om te volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft aangeefster samen met een ander midden in de nacht beroofd. Daartoe is hij samen met zijn mededader in een tunneltje gaan staan en hebben zij aangeefster -die op de fiets was- de weg geblokkeerd, met geweld haar telefoon en tas afgepakt, de zakken van haar jas doorzocht en om haar pincode gevraagd. Vervolgens is verdachte er op de fiets van aangeefster vandoor gegaan. Dit handelen heeft bij aangeefster gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Hoe groot de impact van een dergelijke gebeurtenis kan zijn voor een slachtoffer blijkt wel uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster. Ze is zich wekenlang na het gebeurde onveilig blijven voelen, sliep slecht en voelt zich als gevolg van het gebeurde niet meer veilig op haar fiets en in de stad. Bovendien veroorzaakt dergelijk handelen een geschokte rechtsorde in het algemeen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij door zijn handelen heeft bijgedragen aan de groeiende gevoelens van onveiligheid die bij velen in de samenleving bestaan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- een voortgangsverslag toezicht van de reclassering d.d. 13 maart 2014, opgesteld door R. Ramesar, eerste toezichthouder. Hierin is vermeld dat verdachte heeft voldaan aan zijn meldplicht, die hem in het kader van zijn schorsing was opgelegd en dat verdachte een open en meewerkende houding heeft. Verder is in dit rapport onder meer vermeld dat verdachte schulden heeft en geen dagbesteding.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. De rechtbank acht - alle omstandigheden in aanmerking genomen - voor wat betreft het bewezen verklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend. Met het opleggen van een voorwaardelijke straf wordt beoogd te voorkomen dat verdachte nogmaals een strafbaar feit pleegt en daarnaast wordt begeleiding door de reclassering mogelijk gemaakt, welke begeleiding de rechtbank als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel zal opleggen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] vordert ter zake het ten laste gelegde een schadevergoeding van € 888,35 verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Deze vordering heeft voor een bedrag van € 538,35 betrekking op materiële schade en voor een bedrag van € 350,--op immateriële schade.
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen. De verdediging heeft ten aanzien van de vordering benadeelde partij geen verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de gevorderde materiële schade van € 538,35 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 350,-- is de rechtbank ook van oordeel dat - gelet op de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen - deze vordering geheel kan worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende materiële- en immateriële vordering zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen en de wettelijke rente toewijzen vanaf het moment dat deze is ontstaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Kwalificatie
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Diefstal, vergezeld van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aftrek van voorarrest
-bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
-heft het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde]van
€ 888,35 waarvan € 538,88 ter zake van materiële schade en € 350,-- ter zake van immateriële schade en het totale bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil,
schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde], € 888,35 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 17 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J.P.W. Helmonds en mr. G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met
geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een
handtas en/of een fiets, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en / of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde]
midden in de nacht heeft/hebben opgewacht in of nabij een tunnel en/of haar
(dreigend) de weg heeft/hebben versperd en/of onverhoeds goederen van haar
heeft/hebben afgenomen en/of haar zakken heeft/hebben doorzocht en/of aan haar
tas heeft/hebben getrokken en/of (dreigend) aan die [benadeelde] heeft/hebben gevraagd
wat haar pincode was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of een handtas en/of een fiets,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde] midden in de
nacht heeft/hebben opgewacht in of nabij een tunnel en/of haar (dreigend) de
weg heeft/hebben versperd en/of onverhoeds goederen van haar heeft/hebben
afgenomen en/of haar zakken heeft/hebben doorzocht en/of aan haar tas
heeft/hebben getrokken en/of (dreigend) aan die [benadeelde] heeft/hebben gevraagd wat
haar pincode was;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, met dossiernummer nr. PL 910-2014022987 (einddossier), doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 60 en het proces-verbaal met dossiernummer PL 091A-2013237278Z (voorgeleidingsdossier), doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 52.
2.Het proces-verbaal van aangifte, (voorgeleidingsdossier), pag. 16
3.Proces-verbaal van aangifte (voorgeleidingsdossier), pag. 17
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster (voorgeleidingsdossier), pag. 18
5.Proces-verbaal van bevindingen van [A] (voorgeledingsdossier) pag. 9. Proces-verbaal van bevindingen van [E] en [C] (voorgeleidingsdossier), pag. 6
6.Proces-verbaal van bevindingen van [A] (voorgeleidingsdossier) pag. 9
7.Proces-verbaal van bevindingen van [A] (voorgeleidingsdossier) pag. 10
8.Proces-verbaal van bevindingen van [B] (voorgeleidingsdossier) pag. 11 en 12
9.Proces-verbaal van bevindingen van [A] (voorgeleidingsdossier) pag. 10
10.Proces-verbaal van bevindingen van [E] en [C] (voorgeleidingsdossier) pag.7
11.Proces-verbaal van bevindingen van [D] (voorgeleidingsdossier) pag. 8
12.Proces-verbaal van bevindingen van [E] en [C] (voorgeleidingsdossier) pag. 7
13.Proces-verbaal van bevindingen van [B] (voorgeleidingsdossier) pag. 12