ECLI:NL:RBMNE:2014:3206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
28 juli 2014
Zaaknummer
16-661027-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en schuldheling van een mobiele telefoon in Utrecht

Op 3 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en schuldheling. De verdachte, geboren in 1994 in Sierra Leone, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. B. van Elst. Tijdens de zitting op 20 maart 2014 werd de tenlastelegging gewijzigd. De verdachte werd primair beschuldigd van het beroven van [benadeelde] met geweld in de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 in Utrecht. Subsidiair werd hem verweten dat hij een telefoon had geheeld. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen. De verdediging pleitte ook voor vrijspraak van beide tenlasteleggingen, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij de diefstal en niet wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primaire beschuldiging, maar dat de verdachte had moeten vermoeden dat de telefoon die hij had verkocht, van diefstal afkomstig was.

De rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had de telefoon op 19 oktober 2013 verkocht aan een telefoonwinkel in Utrecht, terwijl hij wist of had moeten weten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank legde een geldboete van € 500 op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 10 dagen bij niet-betaling. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661027-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 3 april 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te op [1994] te [geboorteplaats](Sierra Leone),
woonachtig aan de [adres], [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Primair: in de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 te Utrecht [benadeelde] samen met een ander met geweld heeft beroofd en/of heeft afgeperst;
Subsidiair:
in de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 een telefoon heeft geheeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Het subsidiair ten laste gelegde acht de officier van justitie, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit en gesteld dat verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben begaan en dat uit het dossier ook niet blijkt dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest. De verdediging heeft eveneens vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde bepleit en gesteld dat verdachte niet wist en ook niet hoefde te weten dat de door hem verkochte telefoon van diefstal afkomstig was. De verdediging heeft er hierbij op gewezen dat verdachte dacht dat de telefoon van zijn goede vriend [A] afkomstig was. Deze vriend vertrouwt hij. Ook de omstandigheid dat verdachte de telefoon aan een telefoonwinkel heeft verkocht waarbij hij desgevraagd zijn identiteitsbewijs, te weten zijn verblijfstitel, heeft laten kopiëren, wijst er op dat verdachte niet wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen vaststellen dat verdachte de persoon is die dit feit heeft gepleegd.
Het bewijs ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde [1]
Op 19 oktober 2013 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van diefstal van onder meer een witte iPhone 4. [2]
Uit door de politie ingesteld onderzoek is gebleken dat verdachte deze telefoon op 19 oktober 2013 heeft verkocht aan telefoonwinkel One Mobility te Utrecht voor een bedrag van € 80,00. [3] Bij deze verkoop heeft de telefoonwinkel een kopie van de verblijfstitel van verdachte gemaakt. [4]
Verdachte heeft verklaard dat in de nacht van 18 op 19 oktober 2013 rond 04.00 uur een jongen met de naam [B] -die hij niet goed kent- op zijn slaapkamerraam klopte en hem een telefoon gaf. De jongen zei daarbij dat hij die telefoon van [A] aan verdachte moest geven, dat verdachte de telefoon moest verkopen en dat [A] het geld later zou komen ophalen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij op 19 oktober 2013 de telefoon aan een telefoonwinkel te Utrecht heeft verkocht. [5]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de door verdachte verkochte iPhone van diefstal afkomstig was. Geoordeeld wordt dat verdachte, gelet op de door hem gestelde omstandigheden waaronder hij deze telefoon-–midden in nacht van een persoon die hij niet goed kent en die op zijn slaapkamerraam klopt- in zijn bezit heeft gekregen, had moeten vermoeden dat deze telefoon van een misdrijf afkomstig was. Hierbij speelt voorts een rol dat verdachte zelf stelt dat hij de opdracht kreeg de telefoon te verkopen (hetgeen hij nog diezelfde dag tegen een bedrag dat onder de gebruikelijke marktprijs ligt, heeft gedaan).
Het verweer van de verdediging dat verdachte niet hoefde te vermoeden dat deze telefoon van diefstal afkomstig was omdat hem werd gezegd dat deze telefoon van zijn vriend [A] afkomstig was maakt dit niet anders en wordt dan ook verworpen. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
subsidiair: op 19 oktober 2013 te Utrecht een telefoon (iPhone) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
schuldheling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, subsidiair heeft de verdediging het opleggen van een lagere straf bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een mobiele telefoon. De rechtbank acht dit onacceptabel. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit, die immers enkel loont wanneer er afnemers zijn voor gestolen goederen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen enkel moment heeft stilgestaan bij de gevolgen voor de personen bij wie de goederen zijn weggenomen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht dan ook een geldboete van 500 euro met aftrek passend.

9.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde een vordering ingediend van € 888,35. De officier van justitie en de verdediging zijn van mening dat deze vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de vordering van [benadeelde] betrekking heeft op het primair ten laste gelegde. Zoals hiervoor is overwogen, wordt verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c en 417bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Kwalificatie
-verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
schuldheling
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte ter zake van het bewezen verklaarde feit tot een
geldboete van 500 euro,bij niet betaling te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen.
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,-- per dag.
Voorlopige hechtenis
-heft het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
Benadeelde partij
- verklaart de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde]niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J.P.W. Helmonds en mr. G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met
geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een
handtas en/of een fiets, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en / of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde]
midden in de nacht heeft/hebben opgewacht in of nabij een tunnel en/of haar
(dreigend) de weg heeft/hebben versperd en/of onverhoeds goederen van haar
heeft/hebben afgenomen en/of haar zakken heeft/hebben doorzocht en/of aan haar
tas heeft/hebben getrokken en/of (dreigend) aan die [benadeelde] heeft/hebben gevraagd
wat haar pincode was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 19 oktober 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of een handtas en/of een fiets,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde] midden in de
nacht heeft/hebben opgewacht in of nabij een tunnel en/of haar (dreigend) de
weg heeft/hebben versperd en/of onverhoeds goederen van haar heeft/hebben
afgenomen en/of haar zakken heeft/hebben doorzocht en/of aan haar tas
heeft/hebben getrokken en/of (dreigend) aan die [benadeelde] heeft/hebben gevraagd wat
haar pincode was;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij in of omstreeks 18 tot en met 19 oktober 2013 te Utrecht, in elk geval in
Nederland, een telefoon (iPhone) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die telefoon wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, dossiernummer PL 091A-2014006479Z (voorgeleidingsdossier A), doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 48 en dossiernummer
2.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster (voorgeleidingsdossier B), pag. 21
3.Het proces-verbaal van bevindingen (voorgeleidingsdossier A), pag. 27
4.Het proces-verbaal van bevindingen (voorgeleidingsdossier A) pag. 30
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 20 maart 2014