Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[veroordeelde],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft verzoeker op 27 mei 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.F. Haeck, voorzitter van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland, in het kader van zijn ter beschikkingstelling. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 20 juni 2014 heeft verzoeker ook mr. A. van Holten, lid van de wrakingskamer, gewraakt. De wrakingskamer heeft op 8 juli 2014 het wrakingsverzoek in het openbaar behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de gewraakte rechter niet. Verzoeker stelde dat er sprake was van belangenverstrengeling, omdat de gewraakte rechter betrokken was geweest bij de Oostvaarderskliniek, die als tegenspeler in zijn strafzaak fungeert. De gewraakte rechter ontkende echter enige vooringenomenheid en stelde dat zij verzoeker nooit had ontmoet tijdens haar functie bij de Commissie van Toezicht van de Oostvaarderskliniek.
De rechtbank overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank merkte op dat de gewraakte rechter in haar rol als voorzitter van de Commissie van Toezicht nooit met verzoeker te maken had gehad en dat haar betrokkenheid bij de kliniek niet automatisch leidde tot een gebrek aan objectiviteit. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, omdat er geen grond was om te vrezen dat de rechter aan onpartijdigheid ontbrak of de schijn van partijdigheid had gewekt.
De beslissing werd op 22 juli 2014 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door de griffier. De griffier werd opgedragen om de beslissing te zenden aan alle betrokken partijen, waaronder de Officier van Justitie en de Oostvaarderskliniek.