In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van Sloopwerken B.V. tegen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een bevel tot stillegging van werkzaamheden dat is opgelegd op basis van artikel 28a van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) vanwege herhaalde overtredingen van de wetgeving omtrent arbeidsomstandigheden. Verweerder had op 20 juni 2014 besloten om de werkzaamheden van verzoekster stil te leggen voor de duur van één maand, na een herhaalde overtreding en na een waarschuwing. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 21 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de stillegging van de werkzaamheden grote gevolgen zou hebben voor de onderneming en haar werknemers. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de bevoegdheid van verweerder om een stillegging op te leggen, niet afhankelijk is van de onherroepelijkheid van eerdere boetebesluiten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er herhaalde overtredingen zijn geconstateerd en dat de waarschuwing die aan verzoekster was gegeven, voldoende basis bood voor het bevel tot stillegging.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het besluit van verweerder om de werkzaamheden stil te leggen, in lijn is met het beleid en niet onevenredig is. De gevolgen van het besluit zijn een bewuste keuze van de wetgever, die de bescherming van mens en milieu vooropstelt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft.