In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 januari 2014, heeft verzoeker [verzoeker] een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.J. van Rijssen, rechter in de afdeling familierecht. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een procedure over voorlopige voorzieningen, geregistreerd onder zaaknummer C/16/357997 / FA RK 13-7827. Verzoeker stelt dat mr. Van Rijssen onpartijdigheid heeft geschonden door op de zitting van 16 december 2013 stukken te accepteren die op het laatste moment door de wederpartij zijn ingediend, waardoor hij niet in staat was om adequaat te reageren. Verzoeker betoogt dat dit zijn mogelijkheden tot verweer heeft geschaad en dat er een schijn van partijdigheid is ontstaan.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 7 januari 2014, heeft mr. Van Rijssen verklaard dat het gebruikelijk is dat in voorlopige voorzieningen procedures stukken tot kort voor de zitting kunnen worden ingediend. Zij heeft betoogd dat verzoeker en zijn advocaat geen bezwaar hebben gemaakt tegen de ingediende stukken en dat alle partijen de gelegenheid hebben gehad om hun standpunten naar voren te brengen. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker en de verdediging van mr. Van Rijssen zorgvuldig afgewogen.
De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid van mr. Van Rijssen objectief gerechtvaardigd maken. De rechtbank concludeert dat het wrakingsverzoek ongegrond is en wijst het af. De beslissing is openbaar uitgesproken en de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.