ECLI:NL:RBMNE:2014:3099

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
16-700550-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal van handtassen uit fietstassen van oudere dames

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2014, is de verdachte veroordeeld voor meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal van handtassen uit fietstassen, voornamelijk gericht op oudere dames. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een systematische en berekenende werkwijze, waarbij hij kwetsbare slachtoffers uitzocht en hen benaderde op hun fiets. De verdachte werd beschuldigd van vijf feiten, waaronder diefstal, poging tot diefstal en witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een locatieverbod voor bepaalde winkelgebieden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de diefstallen. De verdachte heeft geen verantwoording kunnen afleggen over de herkomst van de dure kledingstukken die hij in zijn bezit had, wat leidde tot de conclusie dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een onderdeel van de tenlastelegging waar hij vrijgesproken is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700550-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tekst van de – gewijzigde – tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (1) diefstal, (2 en 3) poging tot diefstal, (4) diefstal, meermalen gepleegd en (5) witwassen.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten alle wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de onderdelen onder feit 4 betreffende de aangiften 11 en 7, en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging betoogd dat de herkenningen door verbalisant [verbalisant 1] onvoldoende zijn om vast te kunnen stellen dat het verdachte was die de feiten heeft gepleegd. Wat betreft het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de verdediging betoogd dat niet is uitgezocht binnen welke periode de goederen zijn uitgezocht en dat de opgetelde waarde van de goederen niet buitenproportioneel hoog is en ook op andere wijze kunnen zijn verkregen.
Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Het gaat in deze zaak om (poging tot) diefstal van handtassen e.d. uit fietstassen van – veelal – oudere dames in [plaats] en [plaats]. In het dossier bevinden zich 25 aangiftes die hierover gaan. Verdachte wordt verweten zich daaraan in tien gevallen schuldig te hebben gemaakt.
4.3.2
Bewijsmiddelen
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- de aangifte van [A]; [1]
- de bekennende verklaring van verdachte. [2]
Feit 2
Door [B] is als volgt verklaard: [3]
“Op 21 maart 2014 deed ik boodschappen op de markt op [adres] in [plaats]. Ik heb mijn boodschappen in mijn fietstas gedaan. Op [adres] werd ik door u aangesproken. U vertelde mij er op [adres] een man getracht had om mijn fietstas van mijn fiets weg te nemen. U vertelde mij dat de man een aantal keren behoorlijk hard aan de tas had getrokken, ik heb hiervan niets gemerkt. Ik heb samen met u in mijn fietstas gekeken, ik zag dat alle goederen nog in de tas aanwezig waren.”
Door verbalisant [verbalisant 1] is het volgende gerelateerd: [4]
“Op 21 maart 2014 hoorde ik dat collega [C] op [adres] in [plaats] achter [verdachte] aanfietste. Ik hoorde vervolgens dat collega [C] doorgaf dat [verdachte] was gekeerd en nu in de richting van [adres] fietste. Ik ben vervolgens direct naar de rotonde [adres] gereden.
Ik zag dat [verdachte] vanaf [adres] in de richting van bovengenoemde rotonde fietste.
Ik zag dat er voor [verdachte] een oudere dame fietste. Ik zag dat de fiets van de dame aan de rechterzijde was voorzien van een donkere fietstas. Op [adres] zag ik dat [verdachte] de dame naderde en naast haar ging fietsen. Ik zag vervolgens dat [verdachte] aan de fietstas van de dame voelde. Omdat de fietstas aan de rechterzijde van de fiets zat zag ik dat [verdachte] over de bagagedrager moest reiken om bij de tas te kunnen. Direct hierna zag ik dat [verdachte] de tas weer losliet. Vervolgens zag ik dat [verdachte] opnieuw naast de dame ging fietsen. Ik zag vervolgens dat [verdachte] tweemaal hard aan de tas trok, hierbij was het voor mij heel duidelijk dat [verdachte] de tas probeerde los te rukken maar dat dit blijkbaar niet lukte. Ik zag dat de dame gewoon door bleef fietsen en blijkbaar niets in de gaten had. Ik zag dat [verdachte] links af sloeg en de dame verder met rust liet. Ik ben vervolgens achter de dame aangefietst en hield haar op [adres] staande. Zij gaf op te zijn: [B].”
Feit 3:
Door [D] is als volgt verklaard: [5]
“Op 19 maart 2014 ging ik boodschappen doen aan de [adres] te [plaats]. Toen ik mijn boodschappen had gedaan, ben ik met de winkelwagen en mijn fietstas naar mijn fiets gelopen. Ik heb mijn fietstas weer op mijn fiets bevestigd. Hierna heb ik de winkelwagen weer teruggebracht naar de daarvoor bestemde plaats. Ik liet mijn fiets met fietstas enkele seconden onbeheerd achter. Nadat ik weer terug kwam bij mijn fiets, ben ik op mijn fiets naar mijn woning gereden. Ongeveer een kwartier nadat ik thuis was gekomen, kwam er een jongeman aan de deur, welke zich voorstelde als een medewerker van de politie. Ik hoorde dat hij zei dat iemand in mijn fietstas had gegraaid en hij vroeg of er goederen uit mijn fietstas gestolen waren. Ik mistte geen goederen uit mijn fietstas.”
Door verbalisant [verbalisant 2] is het volgende gerelateerd: [6]
“Op 19 maart 2014 ben ik ingezet voor de observatie en aanhouding heterdaad van een verdachte ter zake beroving/diefstal. Deze verdachte is genaamd [verdachte]. Op 19 maart 2014 bevond ik mij op de [adres] te [plaats]. Toen ik daar stond zag ik de genoemde verdachte fietsen ter hoogte van Albert Heijn. Ik zag dat [verdachte] achter een oudere dame aanreed over de [adres] in richting van de [adres]. Ik ben vervolgens naar de rotonde van de [adres] gereden om een nieuwe positie in te nemen. Toen ik daar stond hoorde ik van collega’s dat [verdachte] nog steeds achter de oudere dame aan reed over de [adres] in de richting van het ziekenhuis. Ik ben vervolgens de rotonde opgereden en heb op de hoek [adres] gestaan met zicht op [verdachte] en de oudere dame. Toen ik daar stond zag ik dat de oudere dame afstapte om te voet verder te gaan. De [adres] loopt in dit gedeelte omhoog. Ik zag dat de oudere dame gezien vanuit mijn positie rechts op het trottoir liep. Ik zag dat [verdachte] de oudere dame van achteren benaderde op zijn fiets en bijna tegen haar aanreed. Ik zag dat [verdachte] over zijn stuur heen leunde om in de fietstassen van de oudere dame te kijken. Ik zag [verdachte] naar de fietstas grijpen met zijn handen. Ik heb niet gezien of [verdachte] iets uit de tas van de dame heeft gehaald. Ik zag dat [verdachte] na deze beweging snel omdraaide en wegfietste in de richting van de [adres].”
Feit 4:
- aangifte 7:
Door [E] is als volgt verklaard: [7]
“Op 15 januari 2014 pinde ik bij de ABN AMRO, gelegen aan de [adres].
Ik ben vervolgens naar huis gefietst. Ongeveer ter hoogte van de [adres] merkte en voelde ik dat mijn fietstas tegen mijn achterwiel kwam. Toen ik voelde dat mijn fietstas tegen mijn achterwiel kwam, stopte ik direct met fietsen. Ik zag dat mijn rechter fietstas open stond en dat mijn tas daaruit weggenomen was. Ik zag dat er een persoon wegrende met mijn tas in zijn handen. Ik vermoed aan de hand van zijn silhouette dat het een man betrof. Ik zag dat de man hard wegrende. Ik zag dat de man op een kleine damesfiets stapte.”
Aangeefster verklaarde verder dat de man een zwarte of donkerblauwe, driekwart jas droeg.
Door [E] is aanvullend als volgt verklaard: [8]
“Op 15 januari 2014, heb ik aangifte gedaan van diefstal van mijn tas. Mijn blauwe schoudertas is op genoemde datum tussen 15.17 en 15.33 uur uit mijn fietstas gestolen. Op 15 januari 2014, heb ik vanuit mijn woning gebeld naar de ABN AMRO bank. Ik belde eerst naar de betreffende afdeling om mijn creditcard van de ABN AMRO bank te blokkeren. Toen dit gebeurd was verbonden zij mij door met de betreffende afdeling om mijn bankpas te blokkeren. Tijdens het bellen bedacht ik mij ineens dat ik die dag gepind had bij de pinautomaat van de ABN AMRO bank, aan de [adres] te [plaats]. Mogelijk dat de dader mijn pincode toen heeft afgekeken. Ik heb hier namelijk honderd euro opgenomen. Tijdens het telefoongesprek met de medewerkster kwam de politie bij mij thuis. Toen de politie bij mij thuis was vroegen ze aan mij of ik al wist of er afschrijvingen waren gedaan. Ik vertelde de politie dat ik daarvoor nog moest bellen. Ik heb dit toen ter plaatse gedaan. Ik kreeg vervolgens telefonisch te horen dat er na mijn gepinde bedrag van honderd euro, nog twee afschrijvingen waren gedaan. De eerste afschrijving was gedaan op 15 januari 2014, omstreeks 15.38 uur, bij de pinautomaat aan de [adres], waar ik zelf ook gepind had. Dit was een bedrag van vierhonderd euro. De tweede afschrijving betrof een bedrag van zeventienhonderd euro. Ik vroeg mij af waar dit gepind was, omdat dit bedrag niet bij een pinautomaat opgenomen kan worden. Ik hoorde dat de bankmedewerkster mij vertelde dat dit in een winkel was gepind, die aangeduid werd als [naam]. Ik hoorde dat de politie aangaf dat dit [naam] moest zijn, gelegen aan de [adres] te [plaats]. Ik zag achteraf op mijn rekeningoverzicht het volgende staan: 15-01-2014 … 15.01.14/15.45 -1.700 EUR.”
Door verbalisant [verbalisant 3] is het volgende gerelateerd: [9]
“Op 3 april 2014 bevond ik mij op de [adres] te [plaats]. Op deze locatie is de [naam]gevestigd. Ik sprak in deze zaak met de eigenaar. Hij gaf aan dat er meerdere malen een Marokkaanse man van rond de 30 jaar oud in zijn winkel was geweest. Vervolgens toonde ik de eigenaar een foto van [verdachte] op mijn mobiele telefoon. Ik had deze foto eerder van [verdachte] gemaakt. De eigenaar gaf aan dat hij de man op de foto herkende als de man die meerdere kledingstukken bij hem in de winkel had gekocht.”
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij wel eens in de kledingzaak [naam] te [plaats] is geweest. [10]
- aangifte 14:
Door [F] is als volgt verklaard: [11]
“Op 20 februari 2014 fietste ik naar [plaats]. Ik was gekleed in een bordeaux rode broek en een rode jas. Ik ben gereden over de [adres] in de richting van [plaats].
[Ik voelde] opeens dat er iets of iemand achter aan mijn fiets zat. Toen ik vervolgens achterom keek om in mijn fietstas te kijken zag ik dat mijn rechter fietstas openstond. Ik zag dat mijn tasje niet meer in mijn fietstas zat. Toen ik verder naar achteren keek zag ik dat er een persoon, waarschijnlijk een man hard weg fietste in de richting van [plaats].”
Door de getuige [getuige 1] is als volgt verklaard: [12]
“Op 20 februari 2014 fietste ik op de [adres] te [plaats]. Toen ik langs de boerderij reed zag ik op het erf van deze boerderij een jongen op een fiets rijden. De jongen cirkelde wat rond op zijn fiets. Ik zag dat de jongen heel dicht achter me was komen rijden. Ter hoogte van de meelfabriek aan de rechterzijde heb ik zo afgeremd en naar de rechterkant gefietst dat de jongen mij wel voorbij moest fietsen, hetgeen hij ook deed. Ik zag dat er een vrouw met een rode jas aan op de [adres] fietste. Ik zag dat de eerder genoemde jongen achter de vrouw aan fietste. Ik zag dat de afstand tussen hen beiden steeds kleiner werd. Op een gegeven moment zag ik dat de vrouw met de rode jas en de jongen vlak bij elkaar op de [adres] stonden.” De getuige omschrijft de jongen als een jongeman met een klein en tenger postuur en donker (zwart) haar, een donkere jas met capuchon, die met zijn onderarmen op het stuur reed op een normale fiets, mogelijk een damesfiets, vermoedelijk een klein model.
Door verbalisant [verbalisant 1] is het volgende gerelateerd: [13]
“Naar aanleiding van de diefstal van een tas uit een fietstas, gepleegd op 20 februari 2014 op de [adres] in [plaats], heb ik beveiligingsbeelden bekeken. Het was mij bekend dat aangeefster [F] die dag was gekleed in een rode jas. Op de beelden zag ik het volgende:
20 februari 2014
10.43.41
uur aangeefster [F] (rode jas) fietst door het beeld, zij komt vanuit de
richting van [plaats] en fietst in de richting van het [adres]
10.44.13
uur er komen twee personen fietsend in beeld, beide komen uit de richting
van [plaats] en gaan in de richting van [adres]. De voorste persoon vermindert vaart gaat iets naar rechts en laat de andere persoon passeren. De persoon die de andere persoon inhaalt herken ik voor honderd procent als [verdachte]. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, haardracht, houding en manier van fietsen (voorover hangend op zijn stuur) Ook de andere persoon fietst achter [verdachte] aan in de richting van het [adres].
10.47.21
uur [verdachte] komt in een behoorlijk tempo terugfietsen, slaat rechtsaf en
fietst het industrieterrein op. Aan het einde van de straat verdwijnt hij linksaf uit beeld.
10.48.09
uur aangeefster [F] komt ook terug fietsen en slaat ook rechtsaf en
fietst het industrieterrein op.”
- aangiftes 16 en 17:
Door [G] is als volgt verklaard: [14]
“Op 11 maart 2014 was ik bij het Kruidvat dat gevestigd is aan de [adres] in [plaats]. Ik had net mijn boodschappen betaald en liep naar buiten via de uitgang. Ik deed mijn boodschappen in mijn fietstas, de linkerzijde. Ik deed ook mijn schoudertas in mijn fietstas aan dezelfde zijde. Toen ik thuis kwam en mijn spullen uit mijn fietstas wilde pakken, zag ik dat mijn fietstas weg was genomen. In mijn fietstas zat naast mijn schoudertas en boodschappen ook mijn portemonnee”
Door [H] is aangifte gedaan van diefstal op 11 maart 2014 tussen 9.50 uur en 13.00 uur en zij heeft als volgt verklaard: [15]
“Op 11 maart 2014 ben ik naar de [adres] [te [plaats]] gereden. Aan mijn fiets had ik één fietstas aan de rechterzijde van mijn bagagedrager bevestigd. Omstreeks 13.00 uur, kwam ik thuis en merkte ik dat mijn fietstas weg was. In mijn fietstas zaten de volgende goederen: een boekje Potterie, een plastic zakje met boetseerspullen, een grote witte enveloppe van Woonkompas en nog enkele andere kleine dingen. U
verteltmij dat u mijn fietstas op de [adres] geopend had aangetroffen.”
Door verbalisant [verbalisant 3] is het volgende gerelateerd: [16]
“Op 20 mei 2014 heb ik naar aanleiding van twee gepleegde diefstallen van fietstassen, gepleegd op 11 maart 2014, opgenomen camerabeelden bekeken van de winkel het Kruidvat aan de [adres] te [plaats]. Beelden zijn van dinsdag 11 maart 2014 van 09:43 tot 10:04 uur. Om 09:48:50 is te zien dat de mij bekende [verdachte] over het trottoir voor het Kruidvat fiets
t. Ik zag dat hij op een damesfiets reed en gekleed was in een zwarte jas en grijze joggingbroek. Ik herken de jas en de broek van [verdachte]. Ik heb hem
namelijk meerdere malen in deze kledingcombinatie gezien. Om 09:53:56 fiets
teen dame op een fiets met fietstas, over de rijbaan van de [adres] in de richting van het [adres]. Kort achter deze vrouw fiets [verdachte]. Hierbij zit hij rechtop op zijn fiets. Om 09:55:18 fietst [verdachte] over het trottoir voor de Kruidvat en kijkt hierbij naar binnen. Hij komt uit de richting van het [adres] en fietst in de richting van de Stad. Om 09:56:30 fietst [verdachte] op de rijbaan van de [adres] in de richting van het [adres]. Om 09:56:46 komt een dame met haar fiets op het trottoir voor de Kruidvat. Zij zet haar fiets recht voor de ingang van de winkel. Op de fiets zitten blauwe fietstassen. De dame haalt haar handtas uit de fietstas. Opmerking: Dit betreft de dame die later aangifte doet van diefstal van haar fietstassen. Om 09:56:53 komt [verdachte] over de rijbaan van de [adres] aanfietsen uit de richting van het [adres]. Hierbij kijkt hij in de richting van de dame. Om 09:56:59 loopt de dame de winkel van het Kruidvat binnen. Om 09:57:02 fiets
t[verdachte] het trottoir op en komt naar de ingang van het Kruidvat. Daar stapt hij af en gaat met zijn fiets naast de fiets van de dame staan. Om 09:57:08 kijkt hij even naar binnen en staat vervolgens met zijn rug richting de ingang van de winkel. Hierbij buigt hij iets voorover in de richting van de fiets van de dame. Hij staat ter hoogte van de fietstas. Te zien is dat de fiets van de dame even beweegt. Om 09:57:18 pakt hij zijn fiets en zet deze achter de fiets van de dame op slot en loopt buiten beeld richting de Stad. Om 09:58:22 komt [verdachte] aangelopen uit de richting van de Stad. Terwijl hij voor de Kruidvat loopt kijkt hij naar binnen en is hij bezig om handschoenen aan te trekken. Om 09:58:24 loopt naar de fiets van de dame. Hierbij kijkt hij nog een keer naar binnen. Buigt voorover en is bezig met de fietstassen van de dame. Om 09:58:30 is hij nog steeds bezig met de fietstassen van de dame en heeft hierbij iets in zijn handen. Niet te zien wat hij vast heeft. Hij buigt nogmaals voorover bij de fietstassen van de dame en rommelt aan de fietstassen. Een ouder
eman
dieuit de Kruidvat komt kijkt naar wat [verdachte] aan het doen is. Om 09:58:39 kijkt [verdachte] een paar keer om en gaat vervolgens door met de fietstassen van de dame. De oudere man loopt vervolgens weg. [verdachte] is aan de fietstassen van de dame aan het trekken en te zien is dat de fietstassen losgemaakt zijn. [verdachte] tilt de fietstassen op en legt deze vervolgens netjes neer op de fiets van de dame. Om 09:58:46 loopt [verdachte] naar zijn eigen fiets die nog steeds achter de fiets van de dame staat. Om 09:58:55 loopt [verdachte] met zijn fiets langs de fiets van de dame. Hierbij pakt hij klep van de linkerfietstas van de dame beet en doet deze open. Hierna loopt hij achteruit, draait om en loopt met zijn fiets uit beeld in de richting van de Stad. Op dat moment komt een man uit de richting van de stad aangelopen die omkijkt in de richting van [verdachte]. De man loopt door in de richting van het [adres]. Ik herken deze man als de getuige [getuige 2].”
Getuige [getuige 2] heeft het volgende verklaard [17] :
“Op dinsdag 11 maart 2014 rond 10.00 uur was ik op de [adres] in [plaats]. Ter hoogte van het Kruidvat zag ik een man die zich opvallend gedroeg. Ik zag namelijk dat de man in een fietstas keek die op een fiets zat. Ik zag dat hij de klep van de tas optilde om kennelijk te kijken wat er in zat. De fiets stond vlakbij de ingang van het Kruidvat en had dubbele fietstassen. Ik zag dat de man zelf op een andere fiets zat. Ik hield de man in de gaten. Ik zag dat een oudere vrouw op een fiets langzaam voorbij reed. Ze had één fietstas aan haar fiets hangen. Ik zag dat de man achter de vrouw aan ging fietsen. Ik had gezien dat de man in ieder geval geen fietstas bij zich had toen hij achter de vrouw reed. Ik zag dat de man op een gegeven moment weer terug kwam fietsen. Ik zag dat hij nu wel een fietstas aan zijn fiets had hangen.
Ongeveer drie minuten later zag ik de man zonder fietstas uit die straat komen fietsen. Ik wees de agent de locatie aan waar vermoedelijk de fietstas zou kunnen liggen.
Op aangeven van de zojuist genoemde getuige vindt de politie een fietstas en diverse goederen op straat. Hiervan wordt een foto gemaakt, waarop o.a. een boekje Potterie is te zien. [18]
- aangifte 24:
Door [I] is als volgt verklaard: [19]
“Op 19 maart 2014 ben ik op de fiets vertrokken van mijn woning. Ik wilde een aantal boodschappen doen bij de winkels gelegen aan de [adres] te [plaats]. Ik reed op een damesfiets. Aan de fiets zat een licht grijze, enkelvoudige fietstas. Ik bevestig deze
fietstas altijd aan de rechterzijde van de bagagedrager. Eenmaal in [plaats] ben ik met de fiets naar de schoenenwinkel [naam] gegaan gelegen aan de [adres] 182 te [plaats]. Omstreeks 13.30 uur heb ik hier een paar schoenen gekocht. Ik wilde hier betalen met twee VVV bonnen van elk € 25,-. Dit bleek niet mogelijk te zijn. Buiten, nabij mijn fiets, probeerde ik de bonnen die ik nog in mijn handen had, in een plastic tas te stoppen welke ik in mijn hand had. Toen dat niet lukte, heb ik de bonnen in de genoemde fietstas gedaan. Omstreeks 14.00 uur was ik klaar met winkelen op de [adres]. Toen ik net over de [adres] te [plaats] reed, keek op naar mijn bagagedrager. Ik zag echter dat de fiets tas was weggenomen.”
Door verbalisant [verbalisant 4] is het volgende gerelateerd: [20]
“Op 19 maart 2014 te 15.50 uur was ik te [plaats]. Wij hadden de opdracht om een tasjesrover, [verdachte], te volgen. Ik zag dat [verdachte] stopte en van zijn fiets afstapte. Ik zag dat [verdachte] met een [naam] tasje de Vroom en Dreesmann binnenliep. Ik ben achter [verdachte] aangelopen en zag dat hij stopte bij de [naam] in de Vroom en Dreesmann. Ik zag dat hij een luchtje uit het bovengenoemde tasje pakte en deze gaf aan een medewerker van [naam], welke achter de kassa stond. Ik hoorde dat hij vroeg of hij het luchtje kon inleveren en zijn geld terug kon krijgen. Ik hoorde dat de medewerkster van [naam] hier negatief op antwoordde. Ik hoorde dat de medewerkster van de [naam] vertelde dat zij geen geld terug kon geven, omdat het luchtje met VVV cadeaubon was betaald. Ik hoorde dat de medewerkster van de [naam] vertelde aan [verdachte] dat hij het luchtje kon ruilen voor een ander luchtje. Ik zag dat [verdachte] hierop inging en het luchtje ruilde voor een ander luchtje.
Ik zag dat [verdachte] de [naam] verliet. Ik ben hierop naar de bovengenoemde medewerkster gelopen en mij gelegitimeerd als zijnde van de politie. Ik vroeg aan de medewerkster wat de jongen die net bij haar was geweest kwam doen. Ik hoorde dat zij, zei: ‘die jongen kwam een luchtje ruilen voor geld. Ik heb hem verteld, dat ik dat niet kon doen en dat hij het luchtje alleen kon ruilen voor een ander luchtje.’”
De verbalisant heeft een kopie gemaakt van een kassabon van [naam]. gedateerd 19 maart 2014, 14.39 uur waarop betaling met twee VVV Cadeaubonnen van elk € 25.- is vermeld.
- aangifte 23:
Door [J] is als volgt verklaard: [21]
“Op 25 maart 2014 reed ik op de fiets. Ik reed naar de Primera op [adres] [de rechtbank begrijpt: te [plaats]]. Omstreeks 14:10 uur heb ik mijn witte fiets met enkelvoudige fietstas aan de rechterkant erop geschroefd, vlak naast de deur van de Primera gezet. Op 25 maart 2014, omstreeks 14:15 uur, ben ik weer naar mijn fiets gelopen. Ik wilde mijn fiets op slot zetten en ik zag dat mijn hele fietstas er af was. Een voor mij onbekende persoon moet mijn fietstas los geschroefd hebben, want ik weet dat mijn fietstas vast zat met schroeven.”
Door de getuige [getuige 3] is het volgende verklaard: [22]
“Vandaag, 25 maart 2014, omstreeks 14.00 uur, ben ik samen met mijn mantelzorger in zijn auto naar [adres] gereden. Hij parkeerde zijn auto op het parkeerterrein in een parkeervak vlak bij de Primera. Ik zat in de auto te wachten en had rechtstreeks zicht op de Primerawinkel. Ik zag een mevrouw op een opvallende witte nieuwe fiets. Ik zag dat aan de fiets een fietstas zat. Ik zag dat de vrouw haar fiets vlakbij de ingang van de Primera neerzette. Opeens zag ik een man aan komen lopen. Ik heb de man heel goed kunnen zien.
Ik zag dat de man naar de fiets van de vrouw liep en hierbij steeds om zich heen keek. Ik zag dat hij bij die fiets ging staan en dat hij een mobiele telefoon in zijn hand hield. Ik zag dat hij steeds om zich heen keek. Op een gegeven moment zag ik dat hij bezig was met de fietstas van de vrouw. Hij keek in de fietstas en dat hij aan de buitenkant iets aan liet doen was. Ik zag dat hij iets in zijn hand hield en hier naar keek.”
In een proces-verbaal van – kort gezegd – fotoconfrontatie is gerelateerd dat de getuige [getuige 3] verdachte heeft herkend. [23]
Feit 5:
De rechter-commissaris heeft in een proces-verbaal van doorzoeking van een woning opgenomen, dat in de kamer van verdachte aan [adres] te [plaats] zijn aangetroffen:
- een (antraciet grijze) (winter)jas van het merk Armani Jeans;
- een (zwarte) (winter)jas van het merk ADD;
- een (beige) (zomer)jas van het merk Armani Jeans;
- een (zwarte) (zomer)jas van het merk ADD;
- een (blauwe) jas van het merk ADD;
- drie spijkerbroeken van het merk Armani Jeans;
- een (blauw) trainingspak van het merk Emporio Armani;
- een (blauwe) sweater van het merk EA7 en/of Emporio Armani;
- een (blauwe) zomerjas van het merk EA7 en/of Emporio Armani. [24]
Door verbalisant [verbalisant 3] is gerelateerd dat de eigenaar van de herenmodezaak [naam] in [plaats] heeft gezegd dat zij de enige herenmodezaak in [plaats] zijn die de merken Armani Jeans en ADD verkopen en dat de meeste van de hem getoonde kledingstukken [de rechtbank begrijpt: onder verdachte in beslag genomen] in zijn winkel worden verkocht. De getoonde kledingstukken en schoenen van de merken die alleen door [naam] worden verkocht hebben een verkoopprijs van tezamen meer dan € 2.000,-. In het proces-verbaal wordt ook gerelateerd dat de eigenaar van de herenmodezaak [naam] verdachte herkent als de man die meerdere kledingstukken bij hem heeft gekocht.
Door verdachte is verklaard dat hij voor het laatst in 2004 heeft gewerkt en nooit langer dan twee maanden een uitkering heeft gehad. In 2012 heeft hij voor het laatst een bijstandsuitkering. [25]
4.3.3
Bewijsoverwegingen feiten 2, 3 en 4
De rechtbank is op grond van de hiervoor onder 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien van oordeel dat zowel de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde pogingen tot diefstal, als de onder feit 4 ten laste gelegde voltooide diefstallen wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van het onder feit 4 onder het eerste aandachtsstreepje tenlastegelegde. Van dit onderdeel wordt verdachte vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien stelt de rechtbank vast dat er tussen de bewezenverklaarde feiten op essentiële onderdelen overeenkomsten bestaan, met name met betrekking tot de wijze waarop deze feiten werden voorbereid en uitgevoerd. Uit de verklaringen van de aangevers en de bevindingen van de verbalisanten blijkt dat deze op essentiële punten overeenkomen met betrekking tot specifieke handelingen van de verdachte. Verdachte heeft telkens op een systematische en berekenende wijze de aangeefsters hun fietstassen afhandig gemaakt.
De rechtbank heeft hierbij voorts overwogen dat de werkwijze past bij het beeld dat wordt geschetst door personeel van winkels aan het [adres] en aan de [adres], waarin wordt gemeld dat steeds dezelfde man zich verdacht ophield rond hun winkel en hierbij oudere dames observeerde nadat zij gepind hadden en achter hen aanreed op de fiets. Het zou daarbij gaan om een Marokkaanse man, rond de 30 jaar oud, met een ingevallen gezicht, gekleed in een blauwe jas, rijdend op een damesfiets. Naar aanleiding van dergelijke meldingen heeft verbalisant [verbalisant 3] een onderzoek ingesteld en gezien dat het verdachte betrof die dit gedrag vertoonde en dat dit ook op camerabeelden van diverse winkels is te zien. Tijdens observaties is dit beeld bevestigd en gezien is dat verdachte ook op het [adres] dit gedrag vertoont. [26]
Wat betreft de feiten 2 en 3 overweegt de rechtbank dat gezien de werkwijze van verdachte en de uiterlijke verschijningsvorm die is waargenomen door de verbalisanten, het niet anders kan zijn dan dat het gaat om pogingen om goederen weg te nemen van de desbetreffende dames.
Wat betreft de aangifte 24 is de alternatieve verklaring van verdachte dat hij de cadeaubonnen van iemand heeft verkregen, volstrekt onaannemelijk. Dit gezien het tijdstip van betalen met de bonnen, zeer kort na de diefstal alsmede verdachtes eerdere verklaring dat hij nog nooit iets had gekocht met vvv-bonnen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de herkenning van verdachte door de verbalisant [verbalisant 1] onbetrouwbaar is en overweegt daartoe als volgt. De verbalisant is wijkagent in [plaats] en is vanuit die hoedanigheid al enkele jaren bekend met verdachte. De verbalisant heeft verdachte niet alleen herkend, maar ook verklaard waarom hij verdachte herkent. Hij heeft als getuige ter terechtzitting voorts aangegeven dat hij zich nog nooit heeft vergist als hij meende verdachte op straat te zien. Dit, in combinatie met het signalement dat getuige [getuige 1] heeft gegeven en de herkenning door andere verbalisanten, maakt dat de rechtbank waarde hecht aan de inhoud van de verklaringen van voornoemde verbalisant en dat zij deze verklaringen voor het bewijs zal gebruiken, ook inzake de aangiftes 14, 16 en 17 (feit 4).
Gelet op de overeenkomsten in tijd en plaats (de getuige [getuige 2] heeft zichzelf ook op de beelden van het Kruitvat herkend) is boven elke twijfel verheven dat verdachte ook de man is geweest die de fietstas van aangeefster[H] (aangifte 17) heeft gestolen.
Voor het overige geven de namens verdachte aangevoerde bewijsverweren geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft ook ten aanzien van die bewijsmiddelen geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid daarvan te twijfelen.
4.3.4
Bewijsoverwegingen feit 5
Uit vorenstaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat sprake is van een vermoeden van witwassen, waarbij verdachte met de opbrengst van – in het bijzonder – het onder feit 4 bewezenverklaarde dure kledingstukken heeft aangeschaft. In een dergelijke situatie mag van verdachte verlangd worden dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geld waarmee hij de dure kleding heeft gekocht. Een legale bron van herkomst uit eigen vermogen of verdiensten is niet aannemelijk geworden. Naar eigen zeggen heeft verdachte voor het laatst in 2004 gewerkt en heeft hij in 2012 voor het laatst een uitkering genoten.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geld waarmee de onder verdachte aangetroffen kledingstukken zijn aangeschaft onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat wist. Verdachte heeft zich derhalve opzettelijk schuldig gemaakt aan witwassen. Erop gelet dat het veelal goederen betrof uit de nieuwe collectie, die nog steeds (en in een aantal geval pas zeer recent) in de winkel werden verkocht, lijdt het geen twijfel dat het witwassen (ook) in de tenlastegelegde periode door middel van aanschaf van kledingstukken bij [naam] heeft plaatsgevonden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 31 maart 2014 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met inhoud), toebehorende aan [A] (aangifte 25);
2.
op 21 maart 2014 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een fietstas (met inhoud), toebehorende aan [B] (aangifte 21),
- achter voornoemde [B] aan is gefietst en in de richting
van voornoemde [B] is gefietst en
- ( vervolgens) (met kracht) aan voornoemde fietstas heeft gerukt,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
3.
op 19 maart 2014 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een fietstas (met inhoud) en/of (een) boodschap(pen)/goed(eren)/levensmiddel(en) uit een fietstas (van [D]), toebehorende aan [D] (aangifte 22),
- achter voornoemde [D] aan is gefietst en in de richting van voornoemde [D] is gefietst en
- ( vervolgens) in de fietstas van voornoemde [D] heeft gekeken en
- ( vervolgens) met zijn hand(en) naar de fietstas van voornoemde [D] heeft gegrepen en/of gezeten,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
4.
in de periode van 20 december 2013 tot en met 25 maart 2014 te [plaats] en/of [plaats],
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere fietstas(sen) (met inhoud) en/of een of meerdere
(hand/schouder)tas(sen) (met inhoud) van
- [E] (op of omstreeks 15 januari 2014) (aangifte 7) en
- [F] (op of omstreeks 20 februari 2014) (aangifte 14) en
- [G] (op of omstreeks 11 maart 2014) (aangifte 16) en
- [H] (op of omstreeks 11 maart 2014) (aangifte 17) en
- [I] (op of omstreeks 19 maart 2014) (aangifte 24) en
- [J] (op of omstreeks 25 maart 2014) (aangifte 23)
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
in de periode van 20 december 2013 tot en met 31 maart 2014, te [plaats], voorwerpen, te weten
- een (antraciet grijze) (winter)jas van het merk Armani Jeans en
- een (zwarte) (winter)jas van het merk ADD en
- een (beige) (zomer)jas van het merk Armani Jeans en
- een (zwarte) (zomer)jas van het merk ADD en
- een (blauwe) jas van het merk ADD en
- een of meerdere, althans drie, spijkerbroek(en) van het merk Armani Jeans;
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, te weten bovengenoemde kledingstukken, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde:
Diefstal;
Ten aanzien van het onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde:
Telkens: poging tot diefstal;
Ten aanzien van het onder feit 4 bewezenverklaarde:
Diefstal, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder feit 5 bewezenverklaarde:
Witwassen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van het voorarrest waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarde van een locatieverbod voor de winkelgebieden aan de [adres], [adres] en [adres] te [plaats] en aan de [adres] en [adres] te [plaats].
De officier van justitie heeft voorts de gevangenneming gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Door de verdediging is aangevoerd dat een maand voorwaardelijke gevangenisstraf geen stok achter de deur is en dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de situatie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De rechtbank zal een feit meer bewezen verklaren dan waarvan de Officier van Justitie is uitgegaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot diefstal van een fietstas, aan zeven voltooide diefstallen daarvan en aan witwassen. Verdachte heeft telkens op een systematische en berekenende wijze de aangeefsters hun fietstassen afhandig gemaakt. Hij heeft daarbij kwetsbare slachtoffers uitgezocht, die door hem werden bestolen terwijl zij hun aandacht bij het verkeer moesten houden. Sommigen van hen zijn (achteraf) erg boos en geschrokken.
Verdachte heeft met de bewezen verklaarde feiten aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Door aldus te handelen heeft verdachte, naast het veroorzaken van voornoemde gevolgen voor de slachtoffers, bijgedragen aan gevoelens van verontwaardiging en onveiligheid in de samenleving. In dit geval komt dat duidelijk naar voren in de meldingen van winkeliers uit diverse winkelgebieden en de verklaring van getuige [getuige 4]. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich geen moment bekommerd om de gevolgen van deze delicten. Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Als strafverhogend weegt de rechtbank mee dat de meeste slachtoffers in onderhavige zaak, oudere en door hun leeftijd kwetsbare personen betreffen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittrekstel uit de justitiële documentatie d.d. 21 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Verder is van belang dat verdachte niet mee wenste te werken aan rapportering door de reclassering en aldus geen inzicht is verkregen in de wijze waarop delicten in de toekomst voorkomen zouden kunnen worden. Verdachte heeft ter zitting gesteld dat hij geen hulp nodig heeft.
Duidelijk is dat verdachte problemen kent op alle leefgebieden, dat er aanwijzingen zijn die duiden op middelengebruik (heroïne) en dat verdachte er tot op heden niet is geslaagd de problemen zelf het hoofd te bieden. De rechtbank beschouwt één en ander als risicofactoren voor toekomstig delictgedrag. De rechtbank acht hierom een langere voorwaardelijke straf noodzakelijk dan door de officier van justitie voorgesteld.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Gelet op het feit dat de bewezenverklaarde feiten veelal hun aanleiding vonden in winkelgebieden, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf een locatieverbod verbinden voor de winkelgebieden aan de [adres], [adres] en [adres] te [plaats]. De rechtbank beperkt het locatieverbod tot winkelcentra in [plaats], nu het merendeel van de aangiften te maken hebben met deze winkelcentra, zodat een locatieverbod voor winkelcentra in [plaats] na belangenafweging naar het oordeel van de rechtbank niet proportioneel is.
Gelet op de criminogene factoren en de dreigementen die verdachte ten overstaan van de verhoorders bij de politie heeft geuit, acht de rechtbank naast de ernstige bezwaren ook gronden aanwezig om de vordering tot gevangenneming toe te wijzen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De benadeelde partij [K] (feit 4, aangifte 11)
De benadeelde partij [K] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 1.200,52 aan materiële schade.
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - inzake feit 4 met betrekking tot aangifte 11 geen straf of maatregel is opgelegd, is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk. Deze vordering kan door de benadeelde partij aangebracht worden bij de burgerlijke rechter. De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding, hetgeen door de rechtbank wordt vastgesteld op nihil.
9.2
De benadeelde partij [F] (feit 4, aangifte 14)
De benadeelde partij [F] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 245,00 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
De behandeling van de vordering van [F] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de materiële schade vast op een bedrag van € 245,00. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 februari 201.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
9.3
De benadeelde partij [L] (feit 4, aangifte 16)
De benadeelde partij [L] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 345,97 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de reeds bepleite vrijspraak.
De behandeling van de vordering van [L] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de materiële schade vast op een bedrag van € 345,97. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2014.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
9.4
De benadeelde partij [M] (feit 4, aangifte 24)
De benadeelde partij [M] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 343,55 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de reeds bepleite vrijspraak.
De behandeling van de vordering van [M] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de materiële schade vast op een bedrag van € 343,55. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 maart 2014.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
9.5
De benadeelde partij [N] (feit 4, aangifte 23)
De benadeelde partij [N] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 106,40 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de reeds bepleite vrijspraak.
De behandeling van de vordering van [N] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de materiële schade vast op een bedrag van € 106,40. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 maart 2014.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
9.6
De overige benadeelde partijen
[O], [P], [Q], [R], [S] en [T] hebben elk ook schadevergoeding gevorderd.
Nu niet is gebleken dat de bewezen geachte feiten deze benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben toegebracht, zijn de benadeelde partij in hun vorderingen telkens niet-ontvankelijk. Deze vorderingen kunnen door de benadeelde partijen aangebracht worden bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van het geding, hetgeen door de rechtbank telkens wordt vastgesteld op nihil.

10.De in beslag genomen goederen

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1.00 STK Jas, kleur: beige, ARMANI;
- 1.00 STK Broek, kleur: grijs, ARMANI, spijkerbroek;
- 1.00 STK Broek, kleur: lichtblauw, ARMANI, spijkerbroek;
- 1.00 STK Broek, kleur: blauw, ARMANI, spijkerbroek;
- 1.00 STK Jas, kleur: zwart, ADD, zomerjas;
- 1.00 STK Jas, kleur: zwart, ADD, winterjas;
- een fiets;
- een schaar.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onder verdachte zijn voorts de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1.00 STK Broek, kleur: grijs, BJORN BORG, joggingbroek;
- 1.00 STK Papier;
- 1.00 STK Papier;
- 1.00 STK Jas, kleur: blauw;
- 1.00 STK Riem, HUGO BOSS;
- 1.00 STK Kleding, EMPERIO ARMANI, trainingspak;
- 1.00 PR Schoenen, kleur: blauw, ARMANI;
- 1.00 STK Kleding, kleur: grijs, ARMANI, sweater;
- 1.00 STK Jas, kleur: zwart, ARMANI
- 1.00 STK Jas, kleur: blauw, ARMANI;
- 1.00 STK Kleding, kleur: blauw, EMPERIO ARMANI, trui;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, PRADA, zonnebril;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, RAY BAN, zonnebril;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, OAKLY, zonnebril;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, MAUI JIM, zonnebril;
- 1.00 STK Horloge, ROLEX;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, MAUI JIM, zonnebril;
- 1.00 STK Horloge, ROLEX;
- 7.00 STK Label, Armani jeans, hugo boss.
De rechtbank zal van deze voorwerpen de bewaring bevelen ten behoeve van de rechthebbende.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 310 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- het bewezen verklaarde levert de onder rubriek 6 genoemde strafbare feiten op;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdacht tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
- beveelt dat een gedeelte, groot 3
maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt;
- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
zich niet mag bevinden in de winkelgebieden aan de [adres], [adres] en [adres] te [plaats];
Benadeelde partijen
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[F]toe tot € 245,00 (zegge tweehonderdvijfenveertig euro), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 februari 2014;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [F] voornoemd;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [F] aan de Staat te betalen € 245,00 (zegge tweehonderdvijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2014, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[L]toe tot € 345,97 (zegge driehonderdvijfenveertig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 maart 2014;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [L] voornoemd;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [L] aan de Staat te betalen € 345,97 (zegge driehonderdvijfenveertig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2014, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[M]toe tot
€ 343,55 (zegge driehonderddrieënveertig euro en vijfenvijftig eurocent), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 maart 2014;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [M] voornoemd;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [M] aan de Staat te betalen € 343,55 (zegge driehonderddrieënveertig euro en vijfenvijftig eurocent) , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2014, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[N]toe tot € 106,40 (zegge honderdzes euro en veertig eurocent), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 maart 2014;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [N] voornoemd;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [N] aan de Staat te betalen € 106,40 (zegge honderdzes euro en veertig eurocent) , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2014, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 2 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
[K]niet ontvankelijk in de vordering;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
[O]niet ontvankelijk in de vordering;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
[P]niet ontvankelijk in de vordering;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
[Q]niet ontvankelijk in de vordering;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
[R]niet ontvankelijk in de vordering;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
[S]niet ontvankelijk in de vordering;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
[T]niet ontvankelijk in de vordering;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
In beslag genomen goederen
-verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Jas, kleur: beige, ARMANI;
- 1.00 STK Broek, kleur: grijs, ARMANI, spijkerbroek;
- 1.00 STK Broek, kleur: lichtblauw, ARMANI, spijkerbroek;
- 1.00 STK Broek, kleur: blauw, ARMANI, spijkerbroek;
- 1.00 STK Jas, kleur: zwart, ADD, zomerjas;
- 1.00 STK Jas, kleur: zwart, ADD, winterjas;
- een fiets;
- een schaar.
- beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbende:
- 1.00 STK Broek, kleur: grijs, BJORN BORG, joggingbroek;
- 1.00 STK Papier;
- 1.00 STK Papier;
- 1.00 STK Jas, kleur: blauw;
- 1.00 STK Riem, HUGO BOSS;
- 1.00 STK Kleding, EMPERIO ARMANI, trainingspak;
- 1.00 PR Schoenen, kleur: blauw, ARMANI;
- 1.00 STK Kleding, kleur: grijs, ARMANI, sweater;
- 1.00 STK Jas, kleur: zwart, ARMANI
- 1.00 STK Jas, kleur: blauw, ARMANI;
- 1.00 STK Kleding, kleur: blauw, EMPERIO ARMANI, trui;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, PRADA, zonnebril;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, RAY BAN, zonnebril;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, OAKLY, zonnebril;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, MAUI JIM, zonnebril;
- 1.00 STK Horloge, ROLEX;
- 1.00 STK Bril, kleur: zwart, MAUI JIM, zonnebril;
- 1.00 STK Horloge, ROLEX;
- 7.00 STK Label, Armani jeans, hugo boss.
Voorlopige hechtenis
- beveelt de gevangenneming van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.M. Mol, voorzitter, mrs. E.A. Messer en G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 31 maart 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met
inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan M.G. Van
Beek (aangifte 25), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij
op of omstreeks 21 maart 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) fietstas(sen) (met
inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan [B] (aangifte
21), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
- achter voornoemde [B] aan is gefietst en/of in de richting
van voornoemde [B] is gefietst en/of
- ( vervolgens) (met kracht) aan voornoemde fietstas(sen) heeft getrokken en/of
gerukt
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
3.
hij
op of omstreeks 19 maart 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) fietstas(sen) (met
inhoud) en/of (een) boodschap(pen)/goed(eren)/levensmiddel(en) uit de/een
fietstas(sen) (van [D]), geheel of ten dele toebehorende aan [D]
(aangifte 22), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
- achter voornoemde [D] aan is gefietst en/of in de richting
van voornoemde [D] is gefietst en/of
- ( vervolgens) in de/een fietstas(sen) van voornoemde [D] heeft gekeken
en/of
- ( vervolgens) met zijn/een hand(en) naar en/of in de/een fietstas(sen) van
voornoemde [D] heeft gegegrepen en/of gezeten
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
4.
hij
op een of meer tijdstippen in de periode van 20 december 2013 tot en met
25 maart 2014 te [plaats] en/of [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meerdere fietstas(sen) (met inhoud) en/of een of meerdere
(hand/schouder)tas(sen) (met inhoud) van
- [K] (op of omstreeks 20 december 2013) (aangifte 11) en/of
- [E] (op of omstreeks 15 januari 2014) (aangifte 7) en/of
- [F] (op of omstreeks 20 februari 2014) (aangifte 14) en/of
- [G] (op of omstreeks 11 maart 2014) (aangifte 16) en/of
- [H] (op of omstreeks 11 maart 2014) (aangifte 17) en/of
- [I] (op of omstreeks 19 maart 2014) (aangifte 24) en/of
- [J] (op of omsteeks 25 maart 2014) (aangifte 23)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
5.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2013 tot en met 31 maart 2014,
te [plaats], althans in Nederland, een/de voorwerp(en), te weten
- een (antraciet grijze) (winter)jas van het merk Armani Jeans en/of
- een (zwarte) (winter)jas van het merk ADD en/of
- een (beige) (zomer)jas van het merk Armani Jeans en/of
- een (zwarte) (zomer)jas van het merk ADD en/of
- een (blauwe) jas van het merk ADD en/of
- een of meerdere, althans drie, spijkerbroek(en) van het merk Armani Jeans;
- een (blauw) trainingspak van het merk Emporio Armani en/of
- een (blauwe) sweater van het merk EA7 en/of Emporio Armani en/of
- een (blauwe) zomerjas van het merk EA7 en/of Emporio Armani;
althans één of meer (kostbare/dure) kledingstuk(ken), heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van een
voorwerp, te weten bovengenoemd(e) kledingstuk(ken), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 226-227 van het proces-verbaal dossiernummer PL0940-2014021466 Z, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 448.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 juli 2014.
3.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 210-211.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 212-213.
5.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 382-383.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 384.
7.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 79-81.
8.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 89-90.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 436-437.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 juli 2014.
11.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 153-155.
12.Het proces-verbaal verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 159-160.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 167-168.
14.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 173-175.
15.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 179-180
16.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 370-372.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige, in wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 364.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], in wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 181-183.
19.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 220-222.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, (met bijlage) in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal pagina 251-253.
21.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 214-216.
22.Het proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal pagina 218-219.
23.De processen-verbaal van fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 442-444 en 445-446.
24.Het proces-verbaal van ‘doorzoeking van een woning – verslag van binnentreden door de rechter-commissaris’ d.d. 15 april 2014.
25.Het proces-verbaal van verklaring verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 287-292, i.h.b. pagina 288, laatste 2 alinea’s.
26.Het proces verbaal aanvraag bevel voor stelselmatige observatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 38-41, proces-verbaal van bevindingen, p 255 e.v. en proces-verbaal van bevindingen, p 415.