In aanvulling op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eveneens tekort is geschoten in de wijze waarop eiser is geïnformeerd over het traject bij A&E.
De rechtbank stelt vast dat uit de rapportage blijkt dat [A] eiser mondeling heeft meegedeeld dat hij hem gaat aanmelden bij [B] ([B]), trajectbegeleider van de afdeling Arbeidsintegratie en dat eiser van haar een uitnodiging zal krijgen. Verder heeft [A] eiser mondeling meegedeeld dat hij [B] gaat voorstellen om een trajectplan op te stellen om onduidelijkheden te voorkomen. Eiser heeft vervolgens een uitnodiging ontvangen, ondertekend door [B], voor een gesprek op 3 juli 2013 met een trajectbegeleider van de afdeling Arbeidsintegratie en de heer [C] ([C]) en de heer [D] ([D]) van A&E. Verweerder heeft dus voorafgaand aan de start van het traject geen duidelijkheid verschaft over de achterliggende reden van het beëindigen van het eerdere traject bij Workfast. Verder blijkt niet dat verweerder voor de start van het traject aan eiser kenbaar heeft gemaakt waarom het traject bij A&E voor hem wel passend en aangewezen zou zijn, waaruit dit traject concreet zou bestaan en welk tijdspad zou worden gevolgd. Hoewel uit het in de rapportage van 11 juli 2013 opgenomen verslag van het gesprek op 3 juli 2013 blijkt dat aan eiser de werkwijze van A&E is uitgelegd, blijkt niet dat eiser bij die gelegenheid is geïnformeerd over de achterliggende reden van de plaatsing in dit traject en waarom dit traject juist voor hem passend is. De rechtbank merkt hierbij nog op dat uit het verslag van het gesprek op 3 juli 2013 valt af te leiden dat de wijze waarop met eiser het gesprek is aangegaan eufemistisch uitgedrukt niet constructief en weinig professioneel te noemen is. De rechtbank acht het verder onzorgvuldig dat bij dit gesprek anders dan was toegezegd [B] noch een andere trajectbegeleider aanwezig was. Uit voormelde mondelinge toezegging van [A] heeft eiser immers kunnen en ook mogen afleiden dat hij met [B] een gesprek zou krijgen waarin onder meer het eventueel – op te stellen trajectplan aan de orde zou komen. De rechtbank stelt vast dat deze toezegging niet is nagekomen.
Eiser laat vervolgens bij e-mailbericht van 3 juli 2013 aan [A] weten dat het gesprek op 3 juli 2013 niet goed is verlopen omdat hij de aanpak van A&E niet begrijpt en dat hij had begrepen dat hij in direct contact zou komen met een re-integratieambtenaar van de gemeente en dat gewerkt zou gaan worden met een stappenplan.
In reactie op de door eiser in zijn e-mailbericht naar het oordeel van de rechtbank terecht opgeworpen vragen, deelt [A] eiser mee dat hij een driegesprek krijgt (zie het e‑mailbericht van 4 juli 2013 van [A] aan [B]). Eiser wordt vervolgens bij brief van 4 juli 2013 uitgenodigd voor een driegesprek op 10 juli 2013 met [A] en [B], welk gesprek is bedoeld om de voortgang van zijn traject te bespreken.
Uit de rapportage blijkt dat eiser op 10 juli 2013 geen driegesprek heeft met [A] en [B] over de voortgang van zijn traject maar dat [C] van A&E het gesprek met hem voert, waarbij [A] en [B] aanwezig zijn als toehoorder. Door deze gang van zaken is bij eiser wederom een verwachting gewekt die niet is waargemaakt, wat bij eiser begrijpelijkerwijs de nodige verwarring en weerstand heeft opgeroepen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat eiser tijdens dit gesprek meermaals aangeeft dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij een driegesprek zou hebben met [A] en [B] en dat hij vraagt of zijn e-mail van 4 juli 2013 (op 4 juli 2013 stuurt eiser aan [A] en [B] per mail het door hem opgestelde stuk: ‘Pleidooi voor een re-integratietraject op maat aan de hand van een Stappenplan’) is gelezen en dat hij over dit e-mailbericht iets wil zeggen. Uit het verslag van dit gesprek leidt de rechtbank af dat [C] op een defensieve manier de regie probeert te houden op het gesprek, dat hij eiser bij herhaling duidelijk maakt dat niet eiser, maar hij de regie heeft (
‘U heeft ook geen regie over het traject. Het is namelijk mijn traject en daar moet u aan meewerken’). Zijn boodschap, die hij meermaals op een dwingende manier herhaalt, is dat er verder niet met eiser zal worden gepraat ook niet over zijn e-mail van 4 juli 2013 voordat hij de Regels van A&E heeft ondertekend. [C] stelt tijdens dit gesprek dat het maatregelwaardig gedrag is als eiser de Regels van A&E niet ondertekent, terwijl verweerder, zoals hiervoor onder 2. is vastgesteld, (terecht) heeft bevestigd dat dit standpunt niet juist is.
Hoewel uit de gespreksverslagen van de gesprekken op 3 en 10 juli 2013 kan worden afgeleid dat eiser tijdens die gesprekken meermaals vanuit weerstand reageert had het op de weg van de medewerkers van de gemeente gelegen en in het verlengde daarvan de medewerkers van A&E, om hiermee vanuit een professionele houding en met enige distantie om te gaan en daarbij hun eigen rol in de communicatie niet uit het oog te verliezen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan gelet op de inhoud van de verslagen van de gesprekken op 3 en 10 juli 2013 onvoldoende sprake was.
Tot slot wijst de rechtbank er nog op dat het evenzeer van onzorgvuldigheid getuigt dat, nadat het gesprek op 10 juli 2013 in een negatieve sfeer was beëindigd, eiser diezelfde dag een standaard uitnodigingsbrief krijgt voor een gesprek op 17 juli 2013 zonder dat op enigerlei wijze wordt gerefereerd aan het gesprek op 10 juli 2013.