ECLI:NL:RBMNE:2014:3049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
16/661257-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude door niet overhandigen van administratie aan curator

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2014, werd de verdachte beschuldigd van faillissementsfraude. De verdachte, geboren in 1958 en bestuurder van [bedrijf] B.V., werd ervan beschuldigd niet te voldoen aan zijn verplichtingen om een deugdelijke administratie aan de curator te overhandigen, wat leidde tot benadeling van de schuldeisers in het faillissement. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] handelde ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers. De tenlastelegging omvatte onder andere het verkopen van bedrijfsactiviteiten beneden de waarde en het niet voldoen aan de verplichting tot het voeren van een administratie. Tijdens de zitting op 7 juli 2014 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verkoop van de activa beneden de waarde had plaatsgevonden, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het niet overhandigen van de administratie. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur op, met vervangende hechtenis van 60 dagen bij niet-naleving. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 343 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak benadrukte de ernst van de faillissementsfraude en de gevolgen voor de schuldeisers, waarbij het tekort in het faillissement rond de € 300.000,00 werd geschat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661257-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1958] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie op het adres [adres],
[woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. H. Hoekzema, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/661257-14
in de periode van 10 april 2012 tot en met 18 november 2013 in [vestigingsplaats] en/of [vestigingsplaats] en/of [vestigingsplaats], samen met een ander, als bestuurder van [bedrijf] B.V., die op 10 april 2012 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die rechtspersoon de volgende handelingen heeft verricht:
- het grootste deel van de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] B.V. voornoemd beneden de waarde te verkopen;
- het niet voldoen aan zijn verplichting tot voeren van een administratie, het bewaren hiervan en het aan de curator ter beschikking stellen van deze administratie.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie baseert zich hierbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Niet bewezen kan worden dat verdachte opzet had op bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers. Met betrekking tot de verkoop van de activa van [bedrijf] B.V. ontbreekt bewijs dat de verkoop beneden de waarde is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 16/661257-14
Partiele vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] B.V. beneden de waarde zijn verkocht. Niet is komen vast te staan wat de waarde was van de activa van [bedrijf] B.V. ten tijde van de overdracht, zodat niet kan worden vastgesteld dat de verkoop van de activa beneden de waarde heeft plaatsgevonden. De enkele opmerking van medeverdachte [medeverdachte] dat de activa ‘voor een appel en een ei zijn weggegaan’ is hiervoor onvoldoende. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat deze opmerking geen betrekking had op de betreffende transactie. Deze toelichting is niet hoogst onwaarschijnlijk. Enig ander bewijs dat de activa beneden de waarde zijn verkocht, ontbreekt. De markt waarop [bedrijf] B.V. zich begeeft en waarbinnen de overdracht van de activa heeft plaatsgevonden is een markt van weinig partijen zonder vergelijkbare transacties voor zover bekend.
Daarbij komt dat e verkoop van de activa heeft plaatsgevonden op 5 januari 2012 en die datum valt buiten de ten laste gelegde periode.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging met betrekking tot de verkoop van de activa van [bedrijf] B.V.
Bewezenverklaring
Op grond van het navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen [1]
[bedrijf] B.V. is bij vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 10 april 2012 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. J.J. Dingemans, advocaat te Utrecht, als curator. [2]
De bestuurders van [bedrijf] B.V. zijn [bedrijf] B.V. en [bedrijf] B.V. [3]
Enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf] B.V. is verdachte en enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf] B.V. is medeverdachte [medeverdachte]. [4]
[medeverdachte] en verdachte hadden ieder een aandeel van 50% in [bedrijf] B.V. [medeverdachte] deed de administratie en verdachte regelde het praktische gedeelte. [5]
De curator heeft aangegeven dat de administratie van [bedrijf] B.V. niet voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Ondanks vele verzoeken daartoe beschikt de curator niet over (deugdelijke) volledige administratie. De enige informatie die de bestuurders hebben overgelegd is een crediteurenlijst zonder bedragen en een klantenlijst.
De curator heeft zelf via de Kamer van Koophandel de jaarrekeningen verkregen, waarbij de jaarrekening over 2008 niet is gedeponeerd. Winst- en verliesrekeningen, staten van activa en passiva, debiteuren- en gespecificeerde crediteurenlijsten ontbreken. [6]
Volgens [medeverdachte] ligt de complete administratie in [vestigingsplaats]. [7]
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte de administratie aan de curator ter beschikking heeft gesteld doordat hem is aangeboden om deze administratie te komen inzien. De verdediging heeft ter terechtzitting verwezen naar de e-mail van 7 maart 2013 aan een kantoorgenoot van de curator en e-mailberichten van 13 en 17 april 2012 overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de handelswijze van verdachte onvoldoende is om te voldoen aan de verplichting om de administratie ‘te voorschijn te brengen’. Het moet hierbij immers gaan om ‘het aan de curator ter beschikking stellen van de administratie en de balans en staat van baten en lasten’. Het enkele aanbieden aan de curator om de administratie te komen inzien is hiertoe onvoldoende, aangezien ten aanzien van de bestuurder van de gefailleerde een actieve informatieplicht jegens de curator geldt.
Deze verplichting vloeit voort uit de artikelen 105 en 106 van de Faillissementswet.
Zelfs indien de curator tijdens zijn eerste contacten met (bestuurders van) de failliet niet expliciet zou hebben gevraagd naar de aanwezige administratie en daarbij behorende bewijsstukken is de failliet gehouden om uit eigen beweging de bestaande administratie aan de curator af te dragen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte als bestuurder van de failliete vennootschap opzettelijk niet voldaan heeft aan zijn verplichtingen om de bestaande administratie aan de curator te overhandigen. Door het niet op vordering van de curator uitleveren van de bestaande administratie heeft verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van schuldeisers doen ontstaan. Zonder administratie heeft de curator immers geen zicht op de baten en lasten van de vennootschap en weet hij daarmee niet wat hij onder welke schuldeisers kan verdelen.
Ten aanzien van deze gedraging is voldaan aan de voorwaarde dat verdachte heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers.
Gelet op het feit dat [medeverdachte] en verdachte (ieder voor 50%) als aandeelhouder en (middellijk) bestuurder verantwoordelijk waren van de vennootschap en gezien de onderlinge taakverdeling waaruit een nauwe en bewuste samenwerking blijkt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
parketnummer 16/661257-14
in de periode 10 april 2012 tot en met 18 november 2013 te [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats], tezamen en in vereniging met een ander, als bestuurder van een rechtspersoon genaamd
[bedrijf] BV, welke besloten vennootschap bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 10 april 2012 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van die rechtspersoon, hebbende hij en zijn mededader
- niet voldaan aan de op hem of zijn mededader rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijke Wetboek en het bewaren en het te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, immers hebben/heeft hij, verdachte en zijn medepleger, toen daar geen volledige administratie uitgeleverd/overhandigd aan de door de Arrondissementsrechtbank Utrecht in bovengenoemd faillissement aangestelde curator.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
parketnummer 16/661257-14:
medeplegen van
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon,
niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf in het onderhavige geval geen doel treft en zij heeft verzocht om een voorwaardelijke straf dan wel een onvoorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Door na te laten een deugdelijke administratie aan de curator te overhandigen, zijn de schuldeisers in het faillissement benadeeld. Het tekort in het faillissement is rond de € 300.000,00.
Verdachte heeft op deze wijze het de curator moeilijk gemaakt om het faillissement op juiste wijze af te wikkelen en zijn schuldeisers (voor zover mogelijk) schadeloos te stellen. Dit handelen is kwalijk te noemen. Des te meer omdat de administratie grotendeels gewoon voorhanden handen was en het op de weg van verdachte had gelegen om deze op het eerste verzoek van de curator aan hem te (laten) overhandigen. De rechtbank houdt rekening met de onderlinge taakverdeling binnen de vennootschap en dat medeverdachte [medeverdachte] zich voornamelijk bezig hield met het voeren van de administratie.
De rechtbank heeft kennis genomen van het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 20 mei 2014. Verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
De rechtbank acht, alles overwegend, een taakstraf voor 120 uur, te vervangen door
60 dagen hechtenis, passend en geboden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 343 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Partiële vrijspraak ten aanzien van parketnummer 16/661257-14
Spreekt verdachte vrij voor zover is ten laste gelegd:
“enig goed, zijnde (het grootste deel van) de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] BV klaarblijkelijk beneden de waarde vervreemd door verkoop van die activiteiten aan een derde partij voor een bedrag van EUR 100.000, althans een te laag bedrag”.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 16/661257-14:
medeplegen van
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon,
niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Schroten, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2014.
Mr. Den Otter is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Parketnummer 16/661257-14
Aan
[verdachte]wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode 10 april 2012 tot en met 18 november 2013, te [vestigingsplaats] en/of te [vestigingsplaats] en/of te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, als bestuurder van een rechtspersoon genaamd [bedrijf] BV, welke
besloten vennootschap bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 10 april 2012 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van die rechtspersoon, hebbende hij en/of zijn mededader
- enig goed, zijnde (het grootste deel van) de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] BV klaarblijkelijk beneden de waarde vervreemd door verkoop van die activiteiten aan een derde partij voor een bedrag van EUR 100.000, althans een te laag bedrag
en/of
- niet voldaan aan de op hem of zijn mededader rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijke Wetboek en het bewaren en het te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, immers hebben/heeft hij, verdachte en/of zijn medepleger(s) toen daar geen (volledige) administratie uitgeleverd/overhandigd aan de door de Arrondissementsrechtbank Utrecht in bovengenoemd faillissement aangestelde
curator;
art 47 Wetboek van Strafrecht, juncto
art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij verwezen naar het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Proces-verbaal Bovenregionale Recherche Midden Nederland met onderzoek 09IFTVERDI ([bedrijf] B.V.) met proces-verbaalnummer 131224.1500.ZD, genummerd van pagina 1 tot en met 113. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 10 april 2012, opgenomen als bijlage 1 bij de aangifte faillissementsfraude d.d. 18 november 2013, opgenomen op pagina’s 11 en 12.
3.Online uittreksel Kamer van Koophandel, opgenomen als bijlage 2 bij de aangifte faillissementsfraude d.d. 18 november 2013, opgenomen op pagina 14.
4.Aangifte faillissementsfraude d.d. 18 november 2013, opgenomen op pagina 6.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2014.
6.Aangifte faillissementsfraude d.d. 18 november 2013, opgenomen op pagina 8.
7.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] d.d. 13 december 2013, opgenomen op pagina’s 96 en 97.