ECLI:NL:RBMNE:2014:3047

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
16/661255-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van faillissementsfraude wegens niet ter beschikking stellen van administratie aan curator

In de zaak met parketnummer 16/661255-14 heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van faillissementsfraude. De tenlastelegging betrof het niet ter beschikking stellen van de bewaarde administratie aan de curator, zoals voorgeschreven in artikel 340, aanhef, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de zitting op 7 juli 2014 verklaarde de verdachte dat er geen administratie was bijgehouden, wat leidde tot de vraag of het niet-administreren strafbaar was onder de genoemde wetgeving.

De politierechter heeft het standpunt van het Openbaar Ministerie gehoord, dat stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De verdediging daarentegen pleitte voor vrijspraak, stellende dat de administratie niet aanwezig was en dus niet kon worden overgelegd. De curator in het faillissement van de verdachte had aangegeven dat de administratie van de eenmanszaak niet volledig was, met name omdat de administratie over de laatste maanden van de bedrijfsvoering ontbrak.

De politierechter oordeelde dat het verwijt dat de verdachte was gemaakt, niet voldeed aan de delictsomschrijving van artikel 340, aanhef, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht. Het niet-administreren op zich was niet strafbaar gesteld in dit artikel. Zelfs als de administratie ooit was gevoerd en later was weggegooid, was er geen sprake van een strafbaar feit. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, en werd het vonnis op tegenspraak gewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661255-14
Vonnis van de politierechter van 21 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende aan [adres], [woonplaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2014 na verwijzing door de meervoudige strafkamer naar deze politierechter.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens raadsman, mr. J.H.P.C. Swarts, advocaat te Soest, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 7 augustus 2012 tot en met 6 augustus 2013 in [woonplaats 2] en/of [vestigingsplaats] faillissementsfraude heeft gepleegd door haar administratie niet in ongeschonden staat aan de curator ter beschikking te stellen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Zij baseert zich hiertoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de politierechter
Vrijspraak
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen gelet op het navolgende.
De curator in het faillissement van verdachte heeft aangegeven dat de administratie van de eenmanszaak van verdachte niet volledig is, omdat de administratie over de laatste maanden dat de winkel open was ontbreekt, terwijl er toen wel omzet is gerealiseerd.
De verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat deze administratie wellicht is weggegooid dan wel is kwijtgeraakt bij haar verhuizing. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij zich thans realiseert dat zij door privé problemen in die tijd geen administratie heeft bijgehouden. De verdediging heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat deze administratie er niet is en dus niet overgelegd kan worden.
Op grond van artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, verplicht om van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf of beroep, naar de eisen van dat bedrijf of beroep, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt op grond van artikel 340, aanhef, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht, is dat zij de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarmee zij op grond van bovengenoemd artikel in het kader van haar eenmanszaak een administratie heeft gevoerd en die zij ingevolge dat artikel heeft bewaard, niet in ongeschonden staat (voor de curator) te voorschijn heeft gebracht.
In dit artikel is alleen het niet in ongeschonden staat te voorschijn brengen van bovengenoemde
bewaardegegevens strafbaar gesteld. Het niet-administreren is in dit artikel niet strafbaar gesteld. Zelfs als zou de administratie zijn gevoerd en later zijn weggegooid, dan nog is niet voldaan aan de delictsomschrijving van artikel 340, aanhef, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte moet, gelet op het voorgaande, worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De politierechter:
Vrijspraak
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze politierechter van 21 juli 2014.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan
[verdachte]wordt ten laste gelegd dat
zij, in of omstreeks de periode 7 augustus 2012 tot en met 6 augustus 2013 te [woonplaats 2] en/of te [vestigingsplaats], althans in Nederland, terwijl verdachte bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 7 augustus 2012 in staat van faillissement is verklaard, de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers waarmee verdachte ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een administratie gevoerd heeft, en/of de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers die verdachte ingevolge dat artikel bewaard heeft, niet in ongeschonden staat te voorschijn heeft gebracht; immers heeft zij, verdachte, geen (volledige) administratie uitgeleverd/overhandigd aan de door de Arrondissementsrechtbank te Utrecht in bovengenoemd faillissement aangestelde curator.
art 340 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht