ECLI:NL:RBMNE:2014:3046

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
16/659235-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak faillissementsfraude met betrekking tot administratie in faillissement

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981 en woonachtig in [woonplaats], heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van faillissementsfraude in de periode van 24 juli 2012 tot 26 november 2013, waarbij hij zijn administratie niet in ongeschonden staat aan de curator ter beschikking zou hebben gesteld. De rechtbank heeft op 7 juli 2014 de verdachte in persoon gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. B. Yesilgöz. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld en vastgesteld dat deze gedeeltelijk nietig was wegens innerlijke tegenstrijdigheid. Het onderdeel van de tenlastelegging dat stelde dat de verdachte geen kasadministratie had gevoerd, werd als onbegrijpelijk en tegenstrijdig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding op dit punt niet voldeed aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.

Bij de waardering van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank verwees naar artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat de verplichting tot het voeren van een administratie regelt. De rechtbank oordeelde dat het verwijt dat de verdachte geen kasadministratie had bijgehouden niet kon worden bewezen, en dat er voor het overige ook geen bewijs was dat de verdachte zijn administratie niet in ongeschonden staat had gepresenteerd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659235-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1981] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B. Yesilgöz, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw ter verdediging naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 24 juli 2012 tot 26 november 2013 in Vleuten en/of Utrecht faillissementsfraude heeft gepleegd door zijn administratie niet in ongeschonden staat aan de curator ter beschikking te stellen.

3.Voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding gedeeltelijk niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering omdat zij op een onderdeel innerlijk tegenstrijdig is. De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van het onderdeel ‘geen kasadministratie gevoerd’ nietig verklaren op grond van het navolgende.
Uit de redactie van de tenlastelegging volgt dat de opsteller ervan heeft beoogd ten laste te leggen dat verdachte administratie die hij heeft bewaard, niet in ongeschonden staat te voorschijn heeft gebracht. In de feitelijke omschrijving daarvan staat echter onder meer: “heeft hij, verdachte,
geen kasadministratie gevoerd. Het bestandsdeel ‘
geen kasadministratie gevoerd’is geen feitelijke omschrijving van het niet in ongeschonden staat te voorschijn brengen van de bewaarde administratie.
Een kasadministratie die niet gevoerd is, kan immers niet worden bewaard en tevoorschijn worden gebracht. Dit maakt de tenlastelegging op dit onderdeel onbegrijpelijk en innerlijk tegenstrijdig.
Een dagvaarding is innerlijk tegenstrijdig als in de daarin vervatte tenlastelegging twee mogelijkheden naast elkaar worden gepresenteerd die zich logischerwijs niet met elkaar laten verenigen.
De rechtbank zal de tenlastelegging nietig verklaren voor zover daarin is opgenomen ‘geen kasadministratie gevoerd’.
3.2
De overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Zij baseert zich hiertoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen gelet op het navolgende.
Op grond van artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, verplicht om van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf of beroep, naar de eisen van dat bedrijf of beroep, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt op grond van artikel 340, aanhef, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht, is dat hij de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarmee hij op grond van bovengenoemd artikel in het kader van zijn eenmanszaak een administratie heeft gevoerd en die hij ingevolge dat artikel heeft bewaard, niet in ongeschonden staat (voor de curator) te voorschijn heeft gebracht.
In dit artikel is alleen het niet in ongeschonden staat te voorschijn brengen van bovengenoemde
bewaardegegevens strafbaar gesteld. Voor zover ten laste is gelegd dat verdachte geen kasgeldadministratie heeft bijgehouden, is de tenlastelegging nietig. Voor het overige ontbreekt bewijs dat verdachte administratie die hij wel heeft bewaard, niet in ongeschonden staat te voorschijn heeft gebracht.
Verdachte moet, gelet op het voorgaande, worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
5.
Beslissing
De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- Verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onderdeel:
‘geen kasadministratie gevoerd’;
Vrijspraak
- Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. A.C. Schroten en
mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan
[verdachte]wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode 24 juli 2012 tot en met 26 november 2013 te Vleuten en/of te Utrecht, althans in Nederland, terwijl verdachte bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van
24 juli 2012 in staat van faillissement is verklaard, de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers waarmee verdachte ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een administratie gevoerd heeft, en/of de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers die verdachte ingevolge dat artikel bewaard heeft, niet in ongeschonden staat te voorschijn heeft gebracht, immers heeft hij, verdachte, geen kasadministratie gevoerd en ook geen (volledige)
administratie uitgeleverd/overhandigd aan de door de Arrondissementsrechtbank te Utrecht in bovengenoemd faillissement aangestelde curator.
art 340 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht