ECLI:NL:RBMNE:2014:3032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
16-661317-14; 21-006324-13 (Tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met brandstichting door verdachte tegen medewerkers van de gemeente Utrecht

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2014 uitspraak gedaan tegen een verdachte die meermalen medewerkers van de gemeente Utrecht en de Sociale Dienst heeft bedreigd met brandstichting. De verdachte, geboren in Suriname en gedetineerd in het Huis van Bewaring te Almere, heeft tijdens een zitting op 4 juli 2014 verklaard dat hij kwaad was en bedreigingen heeft geuit. De tenlastelegging omvat drie feiten van bedreiging, waarbij de verdachte op verschillende data, waaronder 29 januari, 10 februari en 26 maart 2014, medewerkers van de gemeente Utrecht heeft bedreigd via e-mail en telefonisch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dreigende woorden heeft geuit, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid bij de medewerkers. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen Apple iPad 2 gelast, omdat deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerdere veroordeling met 1 jaar verlengd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661317-14; 21/006324-13 (Tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1971],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Almere Binnen” te Almere.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K.M.S. Bal, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1, feit 2 en feit 3:medewerkers van de gemeente Utrecht heeft bedreigd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij baseert dit standpunt op de in het dossier aanwezige aangiften, processen-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte. De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 2 dat de laatste zinnen van de tenlastelegging “Werkelijk onnodig (…) hebben ontvangen. Imbecielen” worden weggestreept, omdat van deze zinnen geen dreiging uitgaat.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat feit 1 niet kan worden bewezen. De verdediging voert hierbij aan dat het dossier slechts een de-auditu verklaring bevat van [A], waaruit blijkt dat verdachte telefonisch bedreigingen heeft geuit. Verdachte kan zich niet herinneren de bedreigingen te hebben geuit. Het feit kan niet worden bewezen op basis van één verklaring. De verdediging verzoekt daarom om vrijspraak van feit 1.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
Verdachte heeft op 26 maart 2014 bij de politie verklaard dat hij bedreigingen heeft geuit naar de Sociale Dienst. Hij heeft een email gestuurd aan de Sociale Dienst waarin bedreigingen staan. Verdachte heeft verklaard dat hij dit aan de balie van het politiebureau heeft aangegeven en daarbij heeft gezegd dat hij de dingen die in de email staan ten uitvoer zou leggen. [2]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel weet dat hij kwaad was aan de telefoon. [3] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij van plan was om de boel in de brand te steken. [4]
Aangever [A], servicemanager beveiliging en BHV bij de gemeente [plaats], heeft namens de gemeente [plaats] aangifte gedaan van bedreiging met vernieling en brandstichting. Bij aangever bestond de overtuiging dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou brengen. Aangever heeft op 29 januari 2014 van [B], beveiliger bij de gemeente [plaats], gehoord dat verdachte telefonisch heeft bedreigd de ramen van werk en inkomen in te gooien en het pand in de fik te steken. Aangever weet dat verdachte in staat is om zijn woorden waar te maken. Verdachte heeft dit al vaker gedaan. [5]
Aangever [A] heeft bij de politie verklaard dat [B] hem een aantal emails heeft gestuurd afkomstig van verdachte. Op 10 februari 2014 om 21.45 uur schreef verdachte het volgende: “Het is geen zielige aandacht dat ik vraag, want ik meen wat ik jullie heb geschreven. Wanneer ik dit keer uit detentie of gekkenhuis kom, maak je vloer maar nat, want die 10 flessen brandspiritus gaan er zeker doorheen.” [6]
Uit de email die aangever [A] aan de politie heeft overgelegd, blijkt dat verdachte vanuit het emailadres [naam] <[emailadres]> op 10 februari 2014 het volgende heeft gemaild naar diverse emailadressen van medewerkers van de gemeente [plaats]: “Het is geen zielige aandacht dat ik vraag, want ik meen wat ik jullie heb geschreven. Wanneer ik dit keer uit detentie of gekkenhuis kom, maak je vloer maar nat, want die 10 flessen brandspiritus gaan er zeker doorheen.” [7]
Aangever [B] heeft namens de Sociale Dienst aangifte gedaan van bedreiging met brandstichting. Verdachte heeft in zijn email van 26 maart 2014 gedreigd het nieuwe stadskantoor in brand te steken met 10 flessen spiritus. [8]
Uit de email die aangever [B] aan de politie heeft overgelegd blijkt dat verdachte vanuit het emailadres [naam] <[emailadres]> op 26 maart 2014 het volgende heeft gemaild naar diverse emailadressen van medewerkers van de gemeente [plaats]: “Dat houdt dus in voor ons dat dat nieuwe pand van jullie tegenover Media Markt zeker in de fik gaat. Minimaal 10 flessen brandspiritus gaat dat pand in.” [9]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat verdachte verschillende emailadressen heeft opgeschreven die hij gebruikt. Een van deze emailadressen is [emailadres]. [10]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Nadere bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het dossier slechts de de-auditu verklaring van aangever [A] bevat en dat verdachte zich niet kan herinneren dat hij telefonische bedreigingen heeft geuit.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt dat de verklaring van aangever [A] steun vindt in de emails van verdachte aan medewerkers van de gemeente Utrecht De telefonisch geuite bedreigingen komen qua inhoud en strekking overeen met de bedreigingen die verdachte via email heeft gedaan. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij wel kwaad was aan de telefoon en bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij van plan was om de boel in de brand te steken.
De rechtbank acht gelet op al het vorenstaande het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Verdachte heeft bekend de bedreigingen te hebben geuit en heeft bij de politie aangegeven dat hij aangehouden wilde worden omdat hij anders brand zou stichten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 29 januari 2014 te Utrecht medewerkers van de Gemeente Utrecht en/of de Sociale Dienst, locatie Utrecht, heeft bedreigd met brandstichting, waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
immers heeft verdachte opzettelijk een medewerker van voornoemde diensten dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik gooi de ramen van werk en inkomen in" en
- " ik steek het pand in de fik";
2.
op 10 februari 2014 te Utrecht medewerkers van de gemeente Utrecht en/of de Sociale
Dienst, locatie Utrecht heeft bedreigd met brandstichting, waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde personen schriftelijk
(via de e-mail) de woorden toegevoegd:
- " het is geen zielige aandacht dat ik vraag, want ik meen wat ik jullie heb
geschreven. Wanneer ik dit keer uit detentie of gekkenhuis kom, maak je vloer
maar nat, want die 10 flessen brandspiritus gaan er zeker doorheen."
3.
op 26 maart 2014 te Utrecht medewerkers van de Gemeente Utrecht en/of Sociale Dienst,
locatie Utrecht, heeft bedreigd met brandstichting, waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor
de verlening van diensten ontstaat,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde personen schriftelijk
(via de e-mail) de volgende woorden toegevoegd:
- " dat houdt dus in voor ons, dat dat nieuwe pand van jullie tegenover de
[naam] zeker de fik in gaat. Minimaal 10 flessen brandspiritus gaat dat
pand in."
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1, feit 2 en feit 3:telkens, bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting, contactverbod en locatieverbod middels GPS.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om verdachte een gevangenisstraf op te leggen welke gelijk is aan het voorarrest en de tijd die nodig is voor het aansluiten van de elektronische controle. De verdediging verzoekt de rechtbank daarnaast tot oplegging van een voorwaardelijke straf met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft meermalen –telefonisch en per email- medewerkers van de gemeente Utrecht en de Sociale Dienst bedreigd met brandstichting. De medewerkers hebben zich door de uitlatingen van verdachte zeer bedreigd gevoeld. Daarbij speelt mee dat verdachte hen eerder heeft bedreigd en deze bedreigingen ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd.
De gedragingen van verdachte zijn volstrekt onacceptabel. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de medewerkers van de Sociale Dienst en hen angst aangejaagd. Daarnaast hebben zijn handelingen geleid tot gevoelens van onrust en onveiligheid zowel bij de direct betrokkenen als bij collega’s en andere betrokkenen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 20 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en in een proeftijd liep. Deze veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte gelet op:
- het psychiatrisch rapport d.d. 20 mei 2014, opgemaakt door C.A.M. van der Meijs, psychiater, waarin is aangegeven dat verdachte niet wenste mee te werken aan het onderzoek. Op basis van het korte gesprek met verdachte kon geen ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens worden vastgesteld. Dit kon evenmin worden uitgesloten. Uit het gesprek kwam de indruk naar voren dat onbuigzaamheid en verongelijktheid bij verdachte op de voorgrond staan en dat verdachte neigt tot externaliseren, dat hij weinig zicht heeft op de consequenties van het eigen handelen en dat spijt-, schuld- en schaamtegevoelens lijken te ontbreken;
- het reclasseringsrapport d.d. 1 juli 2014, opgemaakt door de heer I. Kapteijn, waarin het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert bij de oplegging van bijzondere voorwaarden gedragsmatige interventies (ambulante behandeling forensische psychiatrie) en controlemiddelen in de vorm van een meldplicht, locatieverbod middels GPS en een contactverbod met medewerkers van de Sociale Dienst.
De rechtbank zal, alles afwegende, verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden opleggen, met aftrek van voorarrest. Een gedeelte van deze straf, te weten 2 maanden, zal zij voorwaardelijk opleggen met als doel dat dit verdachte ervan zal weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport d.d. 1 juli 2014.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er op grond van de aard van de bewezenverklaarde feiten ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.Het beslag

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen Apple Ipad 2 verbeurd wordt verklaard.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen Apple Ipad 2.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslag genomen Apple Ipad 2, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 20 mei 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 21-006324-13 betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 2 december 2013 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarbij verdachte is veroordeeld -tot een gevangenisstraf van 4 maanden met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden. De officier van justitie vordert hierbij omzetting van de gevangenisstraf in een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf en verlenging van de proeftijd met één jaar.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Echter, gelet op hetgeen omtrent de persoon van de verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank het thans, onder de gegeven omstandigheden, niet opportuun voornoemde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal de bij voornoemd arrest vastgestelde proeftijd met 1(één) jaar verlengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, feit 2 en feit 3:telkens, bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
2 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2(twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich na zijn veroordeling binnen één werkdag volgend op zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3522 JE te Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
zich ambulant moet laten behandelen voor zijn hostiliteit, starre denkpatroon en oplossingsvaardigheden bij een nader te bepalen (forensische) psychiatrie instelling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
niet op eigen initiatief contact zal leggen met medewerkers van de Sociale Dienst, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit dient enkel te geschieden via een tussenpersoon of op initiatief van de Sociale Dienst zelf;
zich niet zal bevinden op/om de gebouwen van de Sociale Dienst, gemeente Utrecht, gelegen aan de [adres], [plaats], alsmede het nieuwe (in oktober 2014 gepland op te leveren) stadskantoor, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit locatieverbod zal worden gecontroleerd door middel van GPS.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar.
Beslag
Gelast de teruggaven aan verdachte van:
- de Apple Ipad 2.
Tul
Verlengt de proeftijd als vermeld in het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2013 met parketnummer 21-006324-13, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. P.P.C.M. Waarts en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 29 januari 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
één of meer medewerker(s) van de Gemeente Utrecht en/of de Sociale Dienst,
locatie Utrecht, heeft bedreigd met brandstichting, althans met enig misdrijf
waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor
de verlening van diensten ontstaat,
immers heeft verdachte opzettelijk een of meer medewerker(s) van voornoemde
diensten dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik gooi de ramen van werk en inkomen in" en/of
- " ik steek het pand in de fik",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
een en/of meerdere medewerker(s) van de gemeente Utrecht en/of de Sociale
Dienst, locatie Utrecht heeft bedreigd met brandstichting, althans met enig
misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen
gevaar voor
de verlening van diensten ontstaat,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde personen schriftelijk
(via de e-mail) de woorden toegevoegd:
- " het is geen zielige aandacht dat ik vraag, want ik meen wat ik jullie heb
geschreven. Wanneer ik dit keer uit detentie of gekkenhuis kom, maak je vloer
maar nat, want die 10 flessen brandspiritus gaan er zeker doorheen. Werkelijk
onnodig gerotzooi met mijn geld, want de huisbaas heeft ook al doorgegeven dat
zij de huurgeld nog niet van jullie hebben ontvangen. Imbecielen."
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 26 maart 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
één of meerdere medewerker(s) van de Gemeente Utrecht en/of Sociale Dienst,
locatie Utrecht, heeft bedreigd met brandstichting, althans met enig misdrijf
waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor
de verlening van diensten ontstaat,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde personen schriftelijk
(via de e-mail) de volgende woorden toegevoegd:
- " dat houdt dus in voor ons, dat dat nieuwe pand van jullie tegenover de
[naam] zeker de fik in gaat. Minimaal 10 flessen brandspiritus gaat dat
pand in."
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 19-20 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014071540AZ.
3.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 4 juli 2014
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte ter toetsing van de inbewaringstelling d.d. 28 maart 2014
5.Proces-verbaal van aangifte [A], blz. 22-23 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014071540AZ.
6.Proces-verbaal van aangifte [A], blz. 30-31 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014071540AZ.
7.Verzonden email van verdachte d.d. 10 februari 2014, p. 32 van het proces-verbaal nr. nr. PL091A-2014071540AZ.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2014, p. 40 van het proces-verbaal nr. nr. PL091A-2014071540AZ.
9.Verzonden email van verdachte d.d. 26 maart 2014, p. 42-43 van het proces-verbaal nr. nr. PL091A-2014071540AZ.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 47-50 van het proces-verbaal nr. nr. PL091A-2014071540AZ.