ECLI:NL:RBMNE:2014:3031

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
16-661329-14 & 16-652212-13 (Tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadig verzet tegen aanhouding van verbalisanten met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2014, is de verdachte aangeklaagd voor het verzet tegen de aanhouding door verbalisanten, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een van hen. De verdachte, die op 29 maart 2014 in Utrecht werd aangehouden voor openbare dronkenschap, verzette zich hevig tegen de verbalisanten. Tijdens de aanhouding heeft hij verbalisant [verbalisant 1] met kracht in het kruis getrapt, wat leidde tot een testisruptuur die operatief moest worden behandeld. De verdachte heeft ook verbalisanten bedreigd met de dood en zich met geweld verzet tegen hun aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet kan beroepen op zelfintoxicatie als rechtvaardiging voor zijn daden. De officier van justitie eiste jeugddetentie, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan wederspannigheid en bedreiging, en legde een jeugddetentie van 150 dagen op, waarvan 124 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan verbalisant [verbalisant 1] voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661329-14 & 16/652212-13 (Tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1996],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: aan verbalisant [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht of zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding, waarbij hij verbalisant [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
subsidiair: verbalisant [verbalisant 1] heeft mishandeld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg;
meer subsidiair: heeft geprobeerd verbalisant [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meest subsidiair: verbalisant [verbalisant 1] heeft mishandeld of zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding waarbij hij verbalisant [verbalisant 1] enig lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Feit 2: verbalisant [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] heeft bedreigd met de dood althans met zware mishandeling;
Feit 3: zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding, waarbij hij verbalisant [verbalisant 2] enig lichamelijk letsel heeft opgelopen of verbalisant [verbalisant 2] heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat verdachte aan [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door [verbalisant 1] opzettelijk met kracht in het kruis te trappen. De officier van justitie is van mening dat uit de omstandigheden waaronder het feit is begaan kan worden opgemaakt dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De officier van justitie acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging en de onder feit 3 tenlastegelegde mishandeling heeft begaan. De officier van justitie baseert zich ten aanzien van het bewezen geachte op de processen-verbaal van bevindingen, de aangiften, de medische verklaringen en de foto.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair ten aanzien van de tenlastegelegde feiten aangevoerd dat verdachte een halve liter wodka heeft gedronken. De verdediging meent dat het feit dat het in casu gaat om zelfintoxicatie niets afdoet aan het verweer van de verdediging dat er geen sprake is geweest van opzet en dat verdachte zich niet verwijtbaar in deze toestand heeft gebracht. De verdediging meent dat verdachte om voornoemde reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het tenlastegelegde hem niet kan worden verweten of toegerekend in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht.
Subsidiair voert de verdediging het volgende aan.
Ten aanzien van feit 1 verwijst de verdediging bij de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel naar artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht alwaar het type letsel van [verbalisant 1] zich niet direct onder laat plaatsen. Verdediging refereert zich ten aanzien van de vraag of thans sprake is van zwaar lichamelijk letsel aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de trap in het kruis van [verbalisant 1] is de verdediging van mening dat er geen sprake is van kwaad opzet. Indien de rechtbank het eerdere verweer van opzet passeert is het de vraag of verdachte met een trap de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel (in de zin van een testisruptuur) zou oplopen. De verdediging meent dat de kans op dergelijk letsel niet aanmerkelijk is geweest en baseert zich daarbij op medische literatuur, zoals nader verwoord in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er sprake is geweest van weerspannigheid. Dit feit kan dan ook bewezen worden verklaard, ook als de rechtbank het letsel niet als zwaar aanmerkt.
Ten aanzien van feit 2 voert de verdediging aan dat het vastpakken van het holster met het vuurwapen geen strafbare bedreiging is. Voorts is er onvoldoende bewijs voor de bedreiging richting verbalisant [verbalisant 3]. Verdachte dient dan ook partieel vrijgesproken te worden van de zinsnede
“ik snij je strot door”.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 3. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beet niet gezien en er valt niet uit te sluiten dat de rode plek op de hand van verbalisant [verbalisant 2] op een andere wijze is ontstaan dan door het bijten van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Partiele vrijspraak
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank heeft noch uit het onderzoek ter terechtzitting noch door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat het opzet van verdachte -ook in voorwaardelijke zin- gericht was op het teweeg brengen van het gevolg: een beschadigde en afgestorven teelbal. Daarbij zag de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte door het trappen in het kruis daarmee welbewust de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen heeft dat de teelbal van het slachtoffer daarbij gespleten zou raken.
Dat het geven van een trap in het kruis zeer pijnlijk voor een slachtoffer is, acht de rechtbank een feit van algemene bekendheid. Maar dat daarbij zwaar lichamelijk letsel in de zin van een ruptuur van de teelbal kan ontstaan acht de rechtbank dermate uitzonderlijk, dat niet zonder meer gezegd kan worden dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde “opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [verbalisant 1]”.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde: “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling door het opzettelijk dreigend het holster met vuurwapen van verbalisant [verbalisant 2] vast te pakken”. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte het holster waar het vuurwapen in zit heeft vastgepakt niet valt te kwalificeren als een bedreiging met de dood dan wel bedreiging met zware mishandeling.
4.3.2
Bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1
Verbalisant [verbalisant 1] deed op 29 maart 2014 aangifte en verklaarde het volgende.
Verbalisant wilde verdachte aanhouden voor openbare dronkenschap en het niet tonen van zijn identiteitsbewijs. Verbalisant pakte zijn handboeien en sloeg deze om de linker pols van verdachte. Hij voelde dat verdachte zich direct hevig begon te verzetten en hij voelde dat verdachte met zijn armen en bovenlichaam krachtige bewegingen maakte in tegenovergestelde richting. Verbalisant legde verdachte een nekklem aan met zijn rechterarm en heeft zijn hoofd naar beneden geduwd teneinde het verzet te doen stoppen. Op dat moment keek verbalisant naar beneden en zag dat verdachte zijn rechterbeen naar achteren haalde en verbalisant met een enorme krachtige trap vol in het kruis trapte. Verbalisant voelde direct hevige pijn in zijn linker bal en een enorme pijnscheut in zijn balzak die doorstraalde naar zijn rug. [2]
Aangever [verbalisant 1] is ter terechtzitting van 4 juli 2014 als getuige ter terechtzitting gehoord. Aangever heeft nader toegelicht dat verdachte hem een voorwaartse trap in het kruis heeft gegeven. [3]
Uit de geneeskundige verklaring d.d. 31 maart 2014, opgemaakt door [arts], uroloog, blijkt dat er sprake was van een ruptuur over de gehele breedte van de bal en er op 29 maart 2014 een operatieve correctie van het testisruptuur links heeft plaatsgevonden. [4]
Uit de geneeskundige verklaring d.d. 30 juni 2014, opgemaakt door [arts], uroloog, blijkt dat er is geprobeerd de testis te herstellen, maar bij controle is gebleken dat de testis aanmerkelijk kleiner is dan de niet aangedane testis. Daarvoor was de testis even groot in omvang. Aangever heeft nu ook veel pijn en kan hiermee niet functioneren. De testis moet operatief worden verwijderd. [5]
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt het volgende. Op 29 maart 2014 was verbalisant op de [adres] in [plaats], alwaar hij de aangehouden verdachte begeleidde naar zijn dienstvoertuig. Verbalisant voelde dat verdachte zijn spieren spande en niet mee wilde lopen. Verbalisant sommeerde hem herhaaldelijk zijn voeten in het dienstvoertuig te plaatsen. Verbalisant zag dat verdachte hier niet aan voldeed. Verbalisant hoorde dat verdachte onophoudelijk schreeuwde: “Ik maak je kapot”, “Ik ga je kapot steken als ik vrijkom”. Op enig moment voelde verbalisant pijn in zijn rechterhand. Hij voelde dat de verdachte hem beet in zijn hand. [6]
Verbalisant [verbalisant 3] deed aangifte van bedreiging gepleegd op 29 maart 2014. Verbalisant was werkzaam als medewerker arrestantenvervoer en bevond zich aan de [adres] te [plaats]. Verbalisant hoorde dat de verdachte naar hem riep dat hij zijn strot zou doorsnijden. [7]
In het proces-verbaal van verbindingen van verbalisant [verbalisant 4] staat geschreven: “Ik zag daar twee collega’s staan welke ik herkende als collega [verbalisant 5] en [verbalisant 3]. Ik zag dat deze collega’s bij een jongen stonden.(…) Ik hoorde dat hij aan het schreeuwen was.” [8]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] blijkt het volgende.
Verbalisant [verbalisant 6] hoorde zijn collega [verbalisant 2] zeggen dat verdachte zijn verzet moest staken. Hij hoorde [verbalisant 2] op een gegeven moment roepen: “Wat bijten!!”. Verbalisant [verbalisant 6] zag later dat [verbalisant 2] een bijtafdruk onder de duim van zijn rechterhand had. [9]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Aanvullende bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich bij zijn aanhouding hevig heeft verzet tegen verbalisant [verbalisant 1]. Verdachte heeft hierbij de verbalisant met een voorwaartse trap opzettelijk en gewelddadig vol in het kruis getrapt ten gevolge waarvan deze verbalisant ernstig letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van feit 2
In het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [verbalisant 3] wordt verwezen door het door deze verbalisant opgemaakt proces-verbaal van bevindingen. Dit stuk is echter door de rechtbank niet in het dossier aangetroffen. De rechtbank oordeelt dat de aangifte van [verbalisant 3] voldoende wordt ondersteund door het weergegevene in de processen-verbaal van bevindingen van overige verbalisanten, waaronder [verbalisant 4]. Uit die processen-verbaal blijkt immers dat verdachte zich buitensporig verzette, schreeuwde tegen verbalisanten, hen beledigde en bedreigde.
Kwalificatie van het letsel
Een testisruptuur waarbij operatief is geprobeerd de testis te herstellen en na enkele maanden is gebleken dat de testis als gevolg van het trauma moet worden verwijderd en waarbij onzekerheid en onduidelijkheid bestaat over het functioneren na de nog volgende operatie, dient als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet – artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht – aangemerkt te worden. Bij genoemd letsel zal aangever niet volledig herstellen. Aangever zal ten gevolge van het door verdachte gepleegd geweld moeten leven met één testis.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. primair
op 29 maart 2014 te Utrecht, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 453 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats
van verhoor, te weten politiebureau [plaats], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht in het kruis te trappen, ten gevolge waarvan deze opsporingsambtenaar zwaar lichamelijk letsel (scheur in de balzak en/of scheur in de linker teelbal en beschadigde en afgestorven teelbal die operatief moet worden verwijderd), bekwam;
2.
op 29 maart 2014 te Utrecht [verbalisant 2] en [verbalisant 3] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte voornoemde [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je
kapot" en "Ik ga je kapot steken als ik vrij kom" en "ik snij je strot door".
3.
op 29 maart 2014 te Utrecht toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 2] verdachte op
verdenking van het overtreden van artikel 453 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten Politiebureau [plaats], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht in de hand/duim te buiten van die [verbalisant 2], tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel, bijtwond hand/duim, bekwam.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1 primair:wederspannigheid, terwijl het misdrijf met daarmee gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:wederspannigheid, terwijl het misdrijf met daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte zich door zijn alcoholgebruik bewust in deze situatie heeft gebracht en is van mening dat het tenlastegelegde verdachte kan worden verweten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het ten laste gelegde hem niet kan worden verweten of toegerekend in de zijn van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman meent dat het feit dat het in casu gaat om zelfintoxicatie niets afdoet aan het verweer dat er geen sprake is geweest van opzet en verdachte zich niet verwijtbaar in deze toestand heeft gebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat verdachte zich niet kan beroepen op het feit dat hij zijn eigen handelen als gevolg van de grote hoeveelheid genuttigde alcohol niet in de hand had. Verdachte is immers door zijn eigen schuld in deze situatie terechtgekomen waarin hij bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 124 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren onder de voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering en intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB plus gedurende 6 maanden. Daarnaast vordert de officier van justitie een gedragsinterventie in de vorm van een leerstraf Stay a Way regulier gedurende 30 uren en een werkstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen jeugddetentie. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit tot oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met een werk- en leerstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich hevig en met fors geweld verzet tegen verbalisanten die hem wilden aanhouden voor openbare dronkenschap. Verdachte heeft hierbij verbalisanten bedreigd met de dood, een verbalisant in de duim gebeten en een ander met kracht in het kruis getrapt. Laatstgenoemde verbalisant heeft hierbij zwaar en blijvend lichamelijk letsel overgehouden; de linker testis van verbalisant moet worden verwijderd.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij blijkens het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 mei 2014 tweemaal eerder -in 2013 en 2014- is veroordeeld voor geweldsmisdrijven en ten tijde van het onderhavige misdrijf in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft acht geslagen op:
- het psychologisch rapport d.d. 17 juni 2014, opgemaakt door drs. V.Y. Vuurmans, psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling. Wel is er sprake van persoonlijke problematiek. Betreffende de toerekeningsvatbaarheid wordt geadviseerd verdachte het tenlastegelegde volledig toe te rekenen. Om recidive te voorkomen is het van groot belang dat er enerzijds aan zijn middelengebruik (alcohol) gewerkt wordt. Een leerstraf Stay a Way kan mogelijk helpend zijn voor verdachte in die zin dat hij voor hem riskante situaties beter in beeld krijgt;
- een rapport 2B van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 30 juni 2014, opgemaakt door C.M. van Steenderen, raadsonderzoeker. De raad adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, en intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB-Plus. Daarnaast adviseert de Raad om verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een gedragsinterventie op te leggen, te weten Stay a Way (regulier).
De rechtbank komt, gelet op de ernst van de feiten, het feit dat verdachte gebaat is bij de begeleiding door de jeugdreclassering en dat verdachte hiervoor open staat, en het feit dat deze begeleiding voor de toekomst ook noodzakelijk is om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, tot de oplegging van jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 124 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad van de Kinderbescherming geadviseerd. Daarnaast legt de rechtbank verdachte de leerstraf Stay a Way op voor de duur van 30 uren en een werkstraf voor de duur van 60 uren.
De rechtbank zal ook de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, zoals gevorderd door de officier van justitie, nu er, zonder de begeleiding van de jeugdreclassering, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat als voorschot op de vergoeding van immateriële schade het bedrag van € 1.500,- wordt toegekend met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat enige vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aangever [verbalisant 1] heeft - als voorschot op de vergoeding van immateriële schade - een bedrag van € 1.500,- gevorderd. De rechtbank begrijpt hieruit dat de benadeelde partij zich voor een deel van deze vordering in dit strafproces heeft gevoegd, onder voorbehoud van het recht het restant bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [verbalisant 1] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade tot op heden op een bedrag van € 1.500,-. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [verbalisant 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 15 april 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/652212-13 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 juni 2013 van kinderrechter te Utrecht waarbij verdachte is veroordeeld -tot een werkstraf van 120 uren met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 40 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering tenuitvoerlegging voor toewijzing vatbaar is.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die dat voorwaardelijke strafdeel, werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie, te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 36f, 77dd, 77gg, 77za, 181, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair:wederspannigheid, terwijl het misdrijf met daarmee gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:wederspannigheid, terwijl het misdrijf met daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
150 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 124 dagen van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2(twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich tijdens de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering en intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB-Plus gedurende zes maanden.
Geeft opdracht aan Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
60 uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een leerstraf Stay a Way regulier voor de duur van
30 uren.Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
Beveelt dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Benadeelde partij (feit 1)
Wijst de vordering van [verbalisant 1], toe tot € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro) aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [verbalisant 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 25 dagen. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu dat gedeelte een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Tul
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 28 juni 2013 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter en tevens kinderrechter, mrs. H.A. Gerritse en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
Primair
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (scheur
in de balzak en/of scheur in de linker teelbal en/of beschadigde en/of afgestorven teelbal die operatief moet worden verwijderd), heeft toegebracht, door voornoemde [verbalisant 1]
opzettelijk met kracht op/tegen/in het kruis te schoppen/trappen;
OF
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te [plaats], althans in
het arrondissement Midden-Nederland, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1]
verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 453 Wetboek van
Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig
strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans
vast had teneinde hem/haar ten spoedigste voor te geleiden voor een
hulpofficier van justitie en hem/haar daartoe over te brengen naar een plaats
van verhoor, te weten politiebureau Paardenveld Utrecht, zich met geweld heeft
verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht
op/tegen/in het kruis te schoppen/trappen, tengevolge waarvan deze
opsporingsambtenaar zwaar lichamelijk letsel (scheur in de balzak en/of scheur in de linker teelbal en/of beschadigde en/of afgestorven teelbal die operatief moet worden verwijderd),
bekwam;
art 181 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [verbalisant 1] met kracht heeft
geschopt/getrapt op/tegen/in het kruis, tengevolge waarvan voornoemde [verbalisant 1]
zwaar lichamelijk letsel (scheur in de balzak en/of scheur in de linker teelbal en/of beschadigde en/of afgestorven teelbal die operatief moet worden verwijderd) heeft bekomen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet met kracht met zijn been heeft geschopt/getrapt op/tegen/in het kruis
van die [verbalisant 1], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [verbalisant 1] (met kracht) heeft
geschopt/getrapt op/tegen/in het kruis, waardoor voornoemde [verbalisant 1] letsel
heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
OF
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te [plaats], althans in
het arrondissement Midden-Nederland, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1]
verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 453 Wetboek van
Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig
strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans
vast had teneinde hem/haar ten spoedigste voor te geleiden voor een
hulpofficier van justitie en hem/haar daartoe over te brengen naar een plaats
van verhoor, te weten politiebureau [plaats], zich met geweld heeft
verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht
op/tegen/in het kruis te schoppen/trappen, tengevolge waarvan deze
opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (scheur in de balzak en/of scheur in de linker teelbal en/of beschadigde en/of afgestorven teelbal die operatief moet worden verwijderd),
bekwam;
art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend het holster met het vuurwapen van die [verbalisant 2]
vastgepakt
en / of
voornoemde [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je
kapot" en/of "Ik ga je kapot steken als ik vrij kom" en/of "ik snij je strot
door", althans feitelijkheden en/of woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 2] verdachte op
verdenking van het overtreden van artikel 453 Wetboek van Strafrecht, in elk
geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op
heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde
hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem
daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten Politiebureau
[plaats], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde
opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening,
door opzettelijk gewelddadig (met kracht) in de hand/duim te buiten van die
[verbalisant 2], tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel
(bijtwond hand/duim) bekwam;
OF
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Miden-Nederland, opzettelijk mishandelend [verbalisant 2] (met kracht) heeft
gebeten in de hand/duim, waardoor voornoemde [verbalisant 2] letsel heeft bekomen en /
of pijn heeft ondervonden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1], blz. 31-32 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014073738Z.
3.Verklaring aangever ter terechtzitting van 4 juli 2014.
4.Geneeskundige verklaring d.d. 31 maart 2013, opgemaakt door [arts], uroloog, blz. 6-7 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014073738AZ.
5.Geneeskundige verklaring d.d. 30 juni 2014, opgemaakt door [arts], uroloog.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 22 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014073738Z.
7.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 3], blz. 39 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014073738Z.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 19 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014073738Z.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 25 van het proces-verbaal nr. PL091A-2014073738Z.