Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker], ingekomen bij de rechtbank op 20 mei 2014
- het verweerschrift van Achmea van 4 juli 2014
- de producties 16 en 17 van [verzoeker]
- de pleitnotities van mr. Van Eeuwijk
- de pleitnotities van mr. Wiersma
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2014.
2.De feiten
"OVEREENKOMST VOOR INTERNATIONALE DIENSTBETREKKING"ondertekend. Deze overeenkomst hield in dat [verzoeker] in de functie van directeur van het Agis Service Center Marokko werd overgeplaatst naar [woonplaats]. De overeenkomst ving aan op 1 juli 2005 en eindigde van rechtswege per 1 juli 2008. Deze overeenkomst is op 26 juni 2008 voor de duur van een jaar verlengd. Vervolgens is deze overeenkomst opnieuw verlengd na 1 juli 2009.
3.Het verzoek, het voorwaardelijke tegenverzoek en het verweer
4.De beoordeling
"Mocht het zo zijn dat er geen verlenging van jouw werkzaamheden in Marokko plaatsvindt dan kun je, - zoals aangegeven in overeenkomst -, een passende functie bij Agis zorgverzekeringen in Nederland tegemoet zien". In de brief van Agis van 23 december 2009 is verdere uitleg gegeven over handhaving en uitbreiding van de vestiging in Marokko, maar een vergaande toezegging als door [verzoeker] gesteld is daarin niet te lezen. Blijft zijn stelling dat de raad van bestuur bij monde van [A] diverse malen mondeling zou hebben toegezegd dat de vestiging nooit dicht zou gaan. Nu Achmea betwist dat een dergelijke toezegging is gedaan, heeft [verzoeker], mede gelet op de inhoud van de 2 eerdergenoemde brieven, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze toezeggingen wel zijn gedaan. Indien hij daarop moeilijk omkeerbare beslissingen met betrekking tot de inrichting van zijn leven heeft genomen, had het op zijn weg gelegen dit dilemma tijdig met Agis te bespreken en hierover vervolgens schriftelijke duidelijkheid te verkrijgen.
"hardship allowance", onder andere in verband met de omstandigheid dat [verzoeker] zijn huis in Nederland heeft aangehouden. De kantonrechter acht dit voldoende aannemelijk gemaakt, mede omdat in de uitzendovereenkomst expliciet is bepaald dat deze vergoeding geen onderdeel is van het salaris.