ECLI:NL:RBMNE:2014:296

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
16-441496-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Maarssen

Op 29 januari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan een hennepkwekerij in Maarssen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 januari 2014, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De tenlastelegging omvatte medeplichtigheid aan het telen van 165 hennepplanten en het stelen van elektriciteit in de periode van 2 maart 2011 tot en met 11 mei 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De officier van justitie vorderde dat het eerste feit wettig en overtuigend bewezen zou worden, maar vroeg vrijspraak voor het tweede feit, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, het eerste feit werd bewezen verklaard op basis van de bekentenis van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een werkstraf van 80 uren geëist, met vervangende hechtenis van 40 dagen indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank vond deze straf passend en legde de werkstraf op, met de voorwaarde van vervangende hechtenis. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact van softdrugs op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/441496-11 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1] [woonplaats],
thans verblijvende in:[adres 2] [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 januari 2014. Tegen de verdachte is verstek verleend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 2 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 in Maarssen medeplichtig is geweest aan het telen, dan wel het aanwezig hebben, van 165 hennepplanten;
Feit 2:
in de periode van 2 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 in Maarssen medeplichtig is geweest aan het stelen van elektriciteit.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie is van mening dat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken, aangezien niet uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte wist dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij werd gestolen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank constateert dat uit het dossier blijkt dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen en aldus sprake was van diefstal van die elektriciteit. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid dat verdachte van deze diefstal op de hoogte was. Reeds gelet hierop kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte medeplichtig is geweest aan de diefstal van elektriciteit en dient verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Het bewijs ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door M. van der Hilst, d.d. 6 juni 2011 [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door M. van der Hilst, d.d. 12 mei 2011 [3] ;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 11 mei 2011 [4] ;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 mei 2011 om 13:20 uur en 11 mei 2011 om 15:41 uur [5] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
1.
een of meer onbekend gebleven personen op meer tijdstippen in de periode van 2 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 te Maarssen, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan de Duivenkamp 57 een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welke misdrijven verdachte op meer tijdstippen in de periode van 2 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 te Maarssen telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, door in en ten behoeve van de hennepkwekerij een transformator op te hangen en aan te sluiten en door een lamp te vervangen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is behulpzaam geweest bij het verrichten van werkzaamheden in de hennepkwekerij. Hij is enkele keren bij de hennepkwekerij geweest en heeft een transformator en een lamp vervangen.
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat de verstrekking van softdrugs aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit beleid doorkruist. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 december 2013.
De rechtbank acht, alles afwegende, passend en geboden een werkstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen als verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter , voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 maart 2011 tot
en met 11 mei 2011 te Maarssen, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans
één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
in een pand aan [adres 3] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in
totaal) ongeveer 165 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of
meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 maart 2011 tot en met 11
mei 2011 te Maarssen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (een deel van) de
stroomvoorziening van de hennepkwekerij te vervangen en/of aan te passen en/of
door (in en/of ten behoeve van de hennepkwekerij) (een) transformator(en) op
te hangen en/of aan te sluiten en/of door een lamp te vervangen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven
persoon/personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
22 december 2010 tot en met 11 mei 2011 te Maarssen, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand aan
de Duivenkamp 57 heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk
geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of
een of meer onbekend gebleven persoon/personen en/of aan verdachte, waarbij
voornoemde [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven
persoon/personen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of
meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 december 2010 tot en met
11 mei 2011 te Maarssen, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door opzettelijk (een deel van) de stroomvoorziening van de
hennepkwekerij te vervangen en/of aan te passen en/of door (in en/of ten
behoeve van de hennepkwekerij) (een) transformator(en) op te hangen en/of aan
te sluiten en/of door een lamp te vervangen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0971 2011104438, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 98). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 5 tot en met 13.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 59 en 60.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 67 tot en met 73.
5.De bekennende verklaringen van verdachte, pagina 79 tot en met 85 en pagina 86 tot en met 88.